Vestigingsleider toch niet altijd verantwoordelijk
In tegenstelling tot eerdere uitspraken zegt het College van Beroep voor het bedrijfsleven nu dat een kantoorleider niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor de fouten van derden als hij vaktechnisch niet betrokken is bij de gewraakte tekortkomingen. De Accountantskamer heeft in strijd gehandeld met de fundamentele eisen van een behoorlijke tuchtprocedure.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 12/828
- Datum uitspraak:
- 22 april 2014
- Oordeel:
- beroep gegrond, klacht ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2014:158
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een voormalig registeraccountant krijgt van een advocaat de opdracht de aandelen van een onderneming te waarderen met het oog op een echtscheidingsprocedure, waarin de dga verwikkeld is. Hoewel dat niet hoeft, krijgen de dga en zijn ex de gelegenheid commentaar te leveren op het concept van het bindend advies. De dga vindt het geprognostiseerde bedrijfsresultaat te hoog. Dat zou 136 duizend moeten zijn in plaats van 230 duizend. De oud-accountant brengt het bindend advies echter ongewijzigd uit, op papier van zijn oude kantoor.
De dga komt daarna met bezwaren die hij in de conceptfase niet heeft geuit. De accountant probeert de bezwaren vergeefs te pareren met een nadere toelichting. De dga klaagt hierover bij het accountantskantoor. Deze wordt afgehandeld door de vestigingsleider, die verantwoordelijk is voor het advies. De opsteller van het advies was immers niet langer ingeschreven als registeraccountant.
De dga dient een klacht in bij de Accountantskamer tegen de vestigingsleider en tegen de accountant die mede betrokken was bij de opstelling van het advies. De opsteller zelf ontspringt de dans omdat hij niet meer onder het tuchtrecht valt.
De Accountantskamer verklaart de klacht tegen de vestigingsleider deels gegrond en legt hem een waarschuwing op. De klacht tegen de accountant die bij de opstelling van het advies was betrokken is ongegrond. Zijn rol bij het advies was gering en zijn positie in de kantoorhiërarchie laag.
De vestigingsleider gaat in beroep.
Beroepsgronden
De advocaat van de dga heeft de opdracht gegeven aan de voormalig registeraccountant, die niet meer (als vennoot) aan het kantoor was verbonden. De vestigingsleider heeft geen vaktechnische bemoeienis gehad met het advies. Daarom is de klacht ten onrechte gegrond verklaard en ook de waarschuwing niet terecht.
Oordeel
Het beroep is gegrond.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven stelt vast dat de dga in zijn toelichting op de klacht alleen heeft gezegd dat de oud-accountant onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feiten en feitelijke onjuistheden heeft vermeld in het bindend advies. De klager heeft niets gezegd over een mogelijke verantwoordelijkheid van de vestigingsleider voor de gestelde tekortkomingen. Hij legt ook geen verband met enig handelen of nalaten van de vestigingsleider.
Vast staat dat de vestigingsleider feitelijk niet betrokken is geweest bij de inhoud en totstandkoming van het bindend advies. Hij heeft het advies niet opgesteld, niet ondertekend en was ook overigens vaktechnisch niet verantwoordelijk voor het advies.
Dat de opsteller van het bindend advies niet meer stond ingeschreven als registeraccountant en dat binnen diens oude kantoor niemand anders vaktechnisch verantwoordelijk kon worden gehouden voor de inhoud van het bindend advies, vindt het college geen reden om dan maar de vestigingsleider tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden voor de gestelde tekortkomingen. Die heeft immers geen vaktechnische betrokkenheid gehad bij de inhoud en totstandkoming van het advies.
Ommezwaai
Het college komt met dit oordeel terug op deze en deze uitspraak. In die uitspraken zei het college nog dat geen lacune mag ontstaan in de keten van tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid binnen een accountantsorganisatie.
Nu zegt het college dat je de tuchtrechtelijke aanspreekbaarheid voor het handelen of nalaten van een derde zelfs niet kunt leggen bij een directielid van het kantoor als:
- die derde zelfstandig werkzaamheden verricht onder de naam van dat kantoor, en
- er geen vaktechnisch verantwoordelijke accountant valt aan te wijzen.
De vestigingsleider kan dus niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de tekortkomingen van het bindend advies.
Schuiver Accountantskamer
Bij het verwijt dat de vestigingsleider niet integer en objectief heeft gehandeld door een klacht te behandelen waarvoor hij zelf tuchtrechtelijk verantwoordelijk was, is de Accountantskamer uit de bocht gevlogen.
Mede gezien de antwoorden van de klager op de zitting vindt het college dat hij dit klachtonderdeel onvoldoende heeft toegelicht. Bovendien houdt dit onderdeel van de klacht ten opzichte van de andere klachtonderdelen geen zelfstandig verwijt in.
Anders dan de Accountantskamer vindt het college dat de vestigingsleider ook voor wat betreft de klachtafhandeling niets te verwijten valt. Omdat de Accountantskamer het verwijt niet op de zitting heeft voorgehouden aan de vestigingsleider, heeft de kamer de onderhavige klacht uitgebreid. Dat is "in strijd met fundamentele eisen van een behoorlijke tuchtprocedure, waaronder het verdedigingsbeginsel".
Maatregel
Geen.
Annotatie Herbert Reimers
Een accountant kan op twee gronden tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor werkzaamheden van anderen:
- Vaktechnische verantwoordelijkheid voor de inhoud en totstandkoming van het advies dat door een ander is opgesteld.
- Organisatorische verantwoordelijkheid voor de juiste opleiding, onder adequaat toezicht staan en naleving van de VGC voor de ander die onder de verantwoordelijkheid van de accountant werkzaamheden uitvoert.
Uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uit 2001 volgde dat het bestuur van de accountantsorganisatie per definitie vaktechnisch verantwoordelijk is als er niet op een directer niveau een vaktechnisch verantwoordelijke kan worden aangewezen. Daar komt het college in deze uitspraak terecht van terug. Je kunt alleen vaktechnisch verantwoordelijk zijn als je daadwerkelijk vaktechnisch betrokken bent bij de inhoud en totstandkoming van een advies. In dit geval was een niet-accountant daarbij vaktechnisch betrokken.
Voor organisatorische verantwoordelijkheid zou het bestuur in het algemeen nog wel in aanmerking kunnen komen. Daarvoor is vereist dat de misslagen zijn begaan door een accountant die hiërarchisch onder het bestuur viel, terwijl het bestuur zijn verantwoordelijkheid voor de deskundige uitvoering van de werkzaamheden door de accountant niet heeft genomen. Zie ook mijn annotatie bij de uitspraak van de Accountantskamer 13/829 Wtra AK.