Wwft

Interessante visies op Wwft-meldplicht bij Accountantskamer en CBb

Recent heeft het CBb een uitspraak gedaan in een beroepsprocedure naar aanleiding van een tuchtzaak tegen een accountant bij de Accountantskamer. In dit artikel ga ik in op het Wwft-aspect. In een volgende bijdrage belicht ik de fraudecasus en de bijbehorende meldplicht.

Anton Dieleman

Deze bijdrage gaat niet zozeer over de concrete casus; ik gebruik die alleen om de interpretaties van de Accountantskamer en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) met betrekking tot de Wwft-meldplicht te duiden in relatie tot de meldplicht voor accountants (c.q. accountantsorganisaties).

Justitie_rechtspraak_900x590.jpg

Samenvatting

De casus waarover het gaat is - kort samengevat - als volgt (voor een uitgebreidere toelichting verwijs ik naar de annotatie van Lex van Almelo op deze site). De betrokken accountant controleert de geconsolideerde jaarrekening over 2018 van een Nederlandse houthandel, die een 51 procent-belang bezit in een dochtervennootschap in Oekraïne. Tussen de Nederlandse moedermaatschappij en de Oekraïense dochtervennootschap is sprake van de volgende feiten:

  • De Nederlandse moedermaatschappij is hoofdzakelijk financier van de Oekraïense dochtervennootschap en enig afnemer van de vloeren die laatstgenoemde produceert.
  • Er is bij de dochtervennootschap in Oekraïne sprake van investeringen van materiële omvang die contant worden betaald, zonder dat daaraan een factuur ten grondslag ligt.
  • Aan Oekraïense overheidsfunctionarissen worden contante betalingen verricht.
  • Volgens de aandeelhouders zouden werknemers in Oekraïne zwart worden uitbetaald.
  • Een deel van de genoemde posten wordt niet in de administratie van de Oekraïense dochtervennootschap verantwoord.

Ultimo 2018 is - waarschijnlijk als gevolg van bovengenoemde feiten – sprake van een verschil in de rekening-courant tussen de Nederlandse moedermaatschappij en de Oekraïense dochtervennootschap van 900.000 euro.

De accountantsorganisatie meldt op basis van bovenstaande feiten een ongebruikelijke transactie bij FIU-Nederland (januari 2019). De klagende partij verwijt de accountant(sorganisatie) te lichtvaardig te hebben gemeld. Zowel de Accountantskamer als het CBb verklaren dit klachtonderdeel ongegrond. Ik kan in de onderhavige casus niet beoordelen of de accountantsorganisatie terecht een Wwft-melding heeft gedaan. Ik doe daarover dan ook geen uitspraak, omdat mogelijk niet alle daarvoor relevante feiten uit de gepubliceerde uitspraken blijken.

Uitspraak Accountantskamer

Met betrekking tot de Accountantskamer-uitspraak (d.d. 3 september 2024 - ECLI:NL:CBB:2024:616) is het volgende relevant: Het enkele feit van een verschil in de onderlinge rekening-courant tussen een moedermaatschappij en een dochtervennootschap geeft inderdaad aanleiding tot een subjectieve indicator die mogelijk de meldplicht activeert. Maar dat is niet per definitie het geval; bijvoorbeeld als een dergelijk verschil een verklaarbare oorzaak heeft (omdat nog niet alle transacties zijn verwerkt, of er een discussie tussen partijen bestaat over transacties). De stelling van de Accountantskamer dat het constateren van een dergelijk verschil door de accountant - en daarover vragen stellen - al leidt tot het activeren van de meldplicht, is dan ook onjuist.

Uitspraak CBb

Relevant bij Wwft-meldingen van transacties bij buitenlandse dochtervennootschappen is dat het moet gaan om handelingen door of ten behoeve van de klant van de accountant(sorganisatie); in dit geval de Nederlandse moedermaatschappij. Interessant is dat het CBb een bijzondere motivering gebruikt om de juistheid van de Wwft-melding te onderbouwen. Het CBb stelt namelijk dat de Oekraïense dochtervennootschap onderdeel uitmaakt van de groep, zodat de transacties invloed hebben op de geconsolideerde jaarrekening van de Nederlandse moedermaatschappij. Daardoor - zo concludeert het CBb - is sprake van handelingen door of ten behoeve van de cliënt. De geconsolideerde jaarrekening van de Nederlandse moedermaatschappij betreft een verantwoording voor alle transacties van de Oekraïense dochtervennootschap, zodat, volgens het CBb, sprake is van een band met Nederland. Bij die visie zijn wel enkele vraagtekens te zetten; in ieder geval op basis van de huidige interpretatie van de reikwijdte van de meldplicht.

Richtsnoeren NBA

Begrijpelijk dat het CBb voor de interpretatie van de Wwft-meldplicht aansluiting zoekt bij NBA-handreiking 1124 (Richtsnoeren voor de interpretatie van de Wwft). Het CBb verwijst naar de 2014-versie van de NBA-handreiking, gelet op de datum van de Wwft-melding.

Bijzonder in dit verband is dat de 2014-versie van de NBA-handreiking niet specifiek op dit onderwerp ingaat. De handreiking volstaat met een algemene opmerking dat het moet gaan om handelingen door een derde, ten behoeve van de cliënt. Overigens brengt dat met zich mee dat, door het ontbreken van verdere toelichting, het CBb inderdaad tot de conclusie kon komen dat de Wwft-melding terecht is gedaan (afgezien van mogelijke andere omstandigheden die niet uit de gepubliceerde uitspraken blijken).

Maar daarmee is niet alles gezegd. In de daarop volgende versies van de NBA-handreiking wordt het onderwerp namelijk wel specifiek toegelicht. En daarbij valt het volgende op: eind 2018 heeft de NBA een conceptversie van de geactualiseerde NBA-handreiking gepubliceerd. Deze versie bevat een expliciete toelichting op de onderhavige situatie: "Ongebruikelijke transacties van een buitenlandse dochter waarbij geen Nederlandse betrokkenheid is, komen dan niet in aanmerking. De beroepsorganisaties menen dat het enkele gegeven dat een buitenlandse dochtervennootschap wordt meegeconsolideerd in de jaarrekening van een Nederlandse holding, geen reden is om ongebruikelijke transacties van die buitenlandse dochters met niet-Nederlandse partijen te melden. Indien er evenwel sprake is van een Nederlandse bestuurder in het management van de dochtervennootschap, of indien er betrokkenheid is vanuit Nederland bij de ongebruikelijke transactie, dan dient wel melding in Nederland plaats te vinden."

Een cruciale verduidelijking voor de onderhavige casus. Terzijde en niet onbelangrijk: deze versie van de NBA-handreiking was al beschikbaar op het moment van de Wwft-melding in de onderhavige casus.

De versie 2020 van de NBA-handreiking bevat een vergelijkbaar standpunt. Nieuw in deze versie is dat het BFT een van de NBA afwijkende visie inneemt en concludeert dat in een dergelijke situatie - door consolidatie - sprake is van een (ongebruikelijke) transactie mede ten behoeve van de holding. 

Inmiddels is de versie 2023 van de genoemde NBA-handreiking 1124 beschikbaar. Zoals uit deze versie van de handreiking blijkt, valt een ongebruikelijke transactie tussen een dochtervennootschap en een derde niet onder het transactiebegrip van de Wwft en daardoor ook niet onder de meldplicht. Dit is anders indien a) een bestuurder van de Nederlandse moedermaatschappij ook bestuurder van de dochtervennootschap is; of b) een personeelslid van de Nederlandse moedermaatschappij deelneemt aan de ongebruikelijke transactie. In algemene zin geldt dat als medewerkers van de Nederlandse holding op geen enkele wijze betrokken zijn bij een transactie bij de dochtervennootschap, de transactie niet - door consolidatie - voldoet aan het transactiebegrip bij de moedermaatschappij. Een accountant(sorganisatie) hoeft dan geen melding te doen, omdat de dochtervennootschap zelf geen cliënt is van de accountantsorganisatie.

Uiteraard is de vraag valide of het CBb voor een wetsinterpretatie rekening hoeft te houden met NBA-handreikingen. Maar een accountant kan geen verwijt worden gemaakt als er (uitsluitend op grond van consolidatie van een dochtervennootschap) geen melding plaatsvindt van een ongebruikelijke transactie bij een dochtervennootschap, als die accountant daarbij de uitleg van zijn beroepsorganisatie NBA volgt. Zelfs niet als de accountant zich baseert op een concept-versie van een Handreiking, omdat die de op dat moment geldende visie van de beroepsorganisatie op de regelgeving weergeeft en niet als een soort 'proefballon' wordt gepubliceerd.

Voorwaarden

In algemene zin, los van de casus, kan voor de huidige Wwft-meldpraktijk het volgende worden geconcludeerd in vergelijkbare situaties. De visie van de Accountantskamer dat het enkele feit van een verschil in rekening-courant tussen een moedermaatschappij en dochtermaatschappij moet leiden tot een Wwft-melding, is niet juist.

Dat het CBb in de recente beroepsprocedure in algemene zin motiveert dat transacties van een dochtervennootschap - door het opnemen van de gegevens van die dochtervennootschap in de geconsolideerde jaarrekening - leiden tot een band met Nederland en daarom in voorkomende gevallen sprake is een meldplicht, is op basis van de huidige interpretatie van de regelgeving eveneens onjuist.

Om in dergelijke situaties de meldplicht te activeren moet sprake zijn van de voorwaarden die de NBA-handreiking benoemt: a) een bestuurder van de Nederlandse moedermaatschappij zit ook in het management van de dochtervennootschap; of b) een personeelslid van de Nederlandse moedermaatschappij neemt deel aan de ongebruikelijke transactie.

Relevante voorwaarden, want hoewel onder de Wwft sprake is van een laagdrempelige meldplicht, is het niet toegestaan dat accountants(organisaties, maar het geldt uiteraard ook voor accountantskantoren) te lichtvaardig tot melding overgaan.

Als de accountant de interpretaties van de NBA volgt, zoals die in NBA-handreiking 1124 zijn opgenomen, kan een accountant daarvoor tuchtrechtelijk geen verwijt worden gemaakt.

Anton Dieleman is voorzitter van het College Beroepsreglementering (CB) van de NBA en directeur vaktechniek bij Forvis Mazars.

Gerelateerd

14 reacties

Chris Lans

Wwft.20 stelt dat wanneer "in de redelijke veronderstelling " uitvoering wordt gegeven aan de meldplicht (en aanvullende aanlevering op verzoek), de melder niet aansprakelijk kan worden gesteld voor schades. Voor een aansprakelijkheidsclaim zul je moeten bewijze dat er geen sprake was van een 'redelijke veronderstelling'.
Voor de tuchtrechter ligt de toetsingsnorm in de fund.beginselen van de VGBA.
De FIU-melding is een verantwoordelijkheid voor de instelling, niet voor de accountant. In de casus wordt gesteld dat een interne melding (in praktijk primair ook een consultatie/hulpverzoek van specialisten) een verwijtbare handeling is die leidt tot een schending van de geheimhoudingsplicht is ridicuul en m.i. al niet aan te rekenen aan de accountant. Hooguit wanneer hij zelf de melder zou zijn.

Er zit hier een heel duidelijke stap tussen het team wat de melding ongebruikelijk vindt en de melding door een compliance-medewerker. Of de transactie in een buitenlandse dochter al dan niet gemeld moet worden, is daarmee sowieso niet te taak van de accountant, maar van de compliancemedewerker. Volgens mij een van de redenen waarom Arnout van Kempen in zijn CO-cursus aangaf dat de compliance officer beter geen accountant kan zijn :)

Taak van die CO is ook om de verschillende interpretaties te kennen en bij twijfel de wetteksten erbij te pakken. Daar kan een interpretatie van de NBA prima in worden meegenomen, maar is per definitie niet heilig.

Mark Dongor

Laat onverlet dat deze opinie van Anton en de bijbehorende uitspraak een aantal dingen pijnlijk blootlegt.

1. De kwaliteit van beleidsuitingen en regelgeving bij de NBA is aan verbetering onderhevig. Je proeft idd bij het lezen van de handreikingen dat enkel collega’s uit de praktijk dit hebben geschreven. Het zou de NBA sieren om dit meer te objectiveren door juist ook niet-accountants de inhoud te laten beoordelen (zoals bijvoorbeeld juristen dan wel ander soort specialisten).

2. Er woedt al jaren een discussie of een Wwft melding niet op anonieme basis moet kunnen, en juist om dit soort redenen. Deze accountant heeft letterlijk zijn Wwft melding moeten verdedigen met hand en tand. Heeft zelfs een maatregel opgelegd gekregen van de Ack (wat gezien de feiten absoluut niet passend is). Het Wwft systeem is nu naar mijn opvatting zo opgezet dat je als ‘meldplichtige instelling’ kan worden vermalen. Als je niet of niet tijdig meldt, dan handel je verwijtbaar. Meld je wel maar vindt belanghebbende het onterecht, dan handel je mogelijk ook verwijtbaar. De belangen van de poortwachter worden mijns inziens door de huidige opzet van het systeem onvoldoende gewaarborgd.

Mark Dongor

Een handreiking heeft geen status van wet. Zowel het CBb als de Ack kunnen aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden de van toepassing zijnde wet uitleggen zoals hoe zij menen dat de wetgever dit bedoeld heeft. Maar in mijn optiek kan een rechter er niet aan voorbijgaan dat een accountant handelt naar gelang de voorschriften van zijn beroepsorganisatie. Het is immers weid verbreid in de jurisprudentie van met name de Ack, dat het een accountant zwaar wordt aangerekend als hij deze voorschriften niet volgt dan wel geen goede reden kan overleggen waarom hij afwijkt (comply or explain).

In fiscalibus (en ook in het civiele recht) kennen we de leer van het pleitbaar en/of verdedigbaar standpunt. Een soortgelijke rechtsregel zou naar mijn opvatting voor de accountant moeten gelden die een handreiking volgt waarvan achteraf de inhoud niet strookt met een juiste wetsuitleg. Dit standpunt zou de accountant een mogelijke vrijwaring moeten bieden voor tuchtrechtelijk verwijtbaarheid.

In deze casus heeft het CBb geoordeeld dat de accountant geen blaam treft. Ik ben overtuigd dat als een dergelijke situatie bij het CBb aan de orde was, waarbij zij moest oordelen over de vraag of de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt bij het juist en volledig volgen van een NBA handreiking, er een passende rechtsregel geformuleerd zou worden wat de verwijtbaarheid van de accountant zou doen verdwijnen dan wel tot een minimum zou beperken.

Johan Peters

En hier scheiden zich onze wegen. De praktijkhandreikingen zijn voor iedereen openbaar en bij de totstandkoming daarvan (waarmee ik ook niet geheel onbekend ben) is doorgaans ook een rol weggelegd voor (bijvoorbeeld) de welbekende toezichthouders. Het kan niet zo zijn dat een accountant via het tuchtrecht gestraft wordt wanneer hij zich houdt aan de regelgeving en interpretaties van zijn beroepsorganisatie. Het is misschien een feit dat het kan, het is een mening dat het niet zo zou moeten zijn. Dat is mijn punt. En daarmee meteen mijn derde en laatste bijdrage aan dit feest. Fijn weekend, allen!

Marcel Pheijffer

@ Johan

Wat je stelt kan natuurlijk niet juist zijn. Immers: binnen de NBA worden dit soort stukken primair opgesteld met input van collega's van de kantoren. Ik heb meerdere malen mogen reageren op conceptstukken en heb met die collega's discussies gehad over bijvoorbeeld de praktijkhandreikingen.

Ook in de checks & balances in het traject van concept naar definitief spelen collega's uit de openbare praktijk een rol.

Alleen al vanuit de gedachte van de Trias Politica kan het dus nooit zo zijn dat de uitkomsten van een dergelijk proces van opstellen van stukken tot gevolg heeft dat derden - die niet de praktijkhandreiking moeten toetsen maar de wet - met een toezichthoudende en handhavende taak alsmede rechters daaraan zijn gebonden.

De stelling van Anton Dieleman - die heeft ondertekend als voorzitter van het CB en medewerker van Mazars - dat als de accountant de interpretaties van de NBA volgt een accountant geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt is dan ook volstrekt onhoudbaar en onjuist.

Bovendien valt er nog veel over de inhoudelijke casus te zeggen, waarin de accountant overigens - ondanks de praktijkhandreiking - keurig heeft gemeld.

Johan Peters

Alexander, mijn wet- en rechtskennis is veel minder dan die van jou. Ik neem direct aan dat je gelijk hebt. Mijn punt is dat vrijwel alle wet- en regelgeving waarmee ik als accountant in het veld te maken heb, interpretaties nodig heeft om toegepast te kunnen worden. Die kunnen van mijzelf zijn, van mijn beroepsorganisatie of van anderen. Als (gedwongen) lid van een beroepsorganisatie zou ik moeten kunnen rekenen op de beschermende werking van het navolgen van hun interpretaties, maar ook op sancties wanneer ik daarvan afwijk. Wanneer dat principe in recht en wet niet zo is geregeld, dan klopt recht en wet niet. Daar moeten we ons dan druk om maken en er iets aan doen. Mijn principiële bezwaar tegen instanties als BFT en AFM is dat zij (met de macht van de overheid aan hun kant) normen stellen, toetsen of die normen worden overschreden en straffen wanneer dat in hun ogen zo is. Ook dit is een ernstige fout in het systeem waar we ons druk over zouden moeten maken en die hersteld zou moeten worden.

Alexander Vissers

Dit is alweer mijn laatste beurt. De EU heeft uitsluitend voor de controle van organisaties van openbaar belang een aanvullende voorwaardelijke meldplicht ingevoerd in art. 7 Verordening 2014/537/EU. A contrario en indachtig de EU afweging inzake proportionaliteit "uitsluitend oob's" geldt deze zelfstandige meldplicht niet voor niet-OOB's zoals ook de organisatie in de casus. Nederland heeft verzuimd deze meldplicht te operationaliseren en heeft geen instantie aangewezen voor dergelijke meldingen. Dan, waarom mogen het Bft en de AFM wel interpretaties geven en de NBA niet? Bestuursorganen kunnen ten aanzien van het uitoefenen van hun bevoegdheden beleidsregels opstellen, art. 1:3 lid 4 AWB. Deze moeten dan natuurlijk wel bekendgemaakt worden (doorgaans Staatscourant) Daarom mogen AFM en Bft wel interpretaties geven als toezichthouders en de NBA niet. De NBA heeft geen bevoegdheden om uit te oefenen in dezen. Voor zowel de meldplicht Wwft als art. 7 Verordening 2014/537/EU geldt immuniteit bij melding te goeder trouw. Deze hoort zich ook tot het tuchtrecht uit te strekken. het gaat namelijk over het doorbreken van de geheimhoudingsplicht. De Accountantskamer en het CBb mogen daarom alleen toetsen aan de vraag of de melding te goeder trouw is gedaan, niet of hij juist is. De overwegingen van de Accountantskamer en CBb zijn alleen alleen al daarom ongeldig. Ten aanzien van de gestelde beschermende werking van de beroepsreglementering: lees de conclusie van AG Widdershoven inzake de exceptieve toetsing.

Johan Peters

Alblas heeft wat mij betreft gelijk. Ik zie overigens niet in waarom Dieleman en de NBA de wet niet zouden mogen interpreteren, nu instanties als BFT en de AFM dat ook bij voortduring doen (en hun eigen interpretatie dan meteen leidend laten zijn voor hun toezicht) en de wet als zodanig niet alleen ruimte laat maar ook verplicht om te interpreteren, aangezien dit nodig is om in de praktijk te kunnen toepassen. Ook rechters moeten, in laatste instantie, de wet interpreteren. Dat zij daarbij interpretaties van de NBA, BFT etc allemaal meewegen lijkt evident. Wanneer een accountant de interpretatie van zijn eigen beroepsorganisatie volgt zou dit tuchtrechtelijk nooit aan hem verweten mogen worden, in een civiele of strafrechtelijke zaak kan dit anders liggen wellicht.

Dick Alblas

De Handreiking 1124 is zelf klip en klaar over haar status. Laat de laatste zin van het artikel van Anton Dieleman, zoals ook Marcel Pheiffer betoogt, ongelukkig zijn, de rechter zelf (Ack / CBb) ontleent wel degelijk enige status aan de beroepsreglementering. Overigens geldt ditzelfde voor de eigen handreiking van het BFT. Ook die kent interpretaties van de weerbarstige uitleg van de 'principle based' wetgeving als de Wwft is. Het lijkt mij veel verstandiger het daarover te hebben, dan over de vermeende buitenwettelijke status van de handreikingen van de NBA. Waar het in deze casus om gaat, is dat de rechter, en dat is het punt dat Dieleman m.i. terecht maakt, ten onrechte bij toepassing van de Wwft in concernverhouding consolidatie an sich (met nota bene verwijzing naar (verouderde) beroepsreglementering) tot grondslag maakt van een meldingsplicht voor ongebruikelijke transacties bij een dochtervennootschap. Dat ligt veel genuanceerder. Ik zie de accountant van ABN AMRO Bank N.V. al alle ongebruikelijke transacties van haar dochters in USA of Duitsland ook bij de FIU in Nederland melden op grond van consolidatie sec. Volstrekte waanzin.

Alexander Vissers

Het is volstrekt onverantwoord de beroepsreglementering bij niet-juristen te leggen, zoals ook hier weer eens blijkt. En volstrekt onaanvaardbaar dat de NBA interpretaties publiceert van regelgeving van derden. Hoe verzin je het? Wie wel eens een juridisch commentaar heeft gelezen weet dat de opzet en stelligheid van de handreikingen absurd is. Niet beschouwend maar stelling nemend.
Hoe kan het zijn dat een Nivra accountant zonder juridische opleiding een college voorzit dat wetgeving voorbereidt? Twee jaar geleden heb ik het bestuur voorgesteld in plaats van illegale organen voor de beroepsreglementering in te stellen twee ervaren wetgevingsjuristen in dienst te nemen en alle illegale regelgeving te schrappen, zonder resultaat. In dienst want dat is de structuur van de NBA. En nu dit? Dat is nog een schep bovenop de spin van de directrice dat er een goede mix van wetgeving en zelfregulering bestaat. Dan heb je dus echt geen benul. Naast het feit dat de handreikingen onwettig zijn zijn ze ook nog eens ontzettend slecht. Zo mogelijk nog slechter dan de meeste Verordeningen en Nadere Voorschriften. En de minister doet precies wat hij de afgelopen 32 jaar heeft gedaan, toezicht houden met de ogen dicht, handen voor de ogen en rug naar de NBA gekeerd. En ieder beschreven bierviltje dat de NBA over de heg gooit wordt tot wet verheven, ongeacht hoe slecht en absurd.

Lex van Almelo

Met de houding van Dieleman gaat (het College Beroepsreglementering van) de NBA niet alleen op de stoel van de rechter zitten, maar ook op die van de wetgever. De wet gaat nog altijd boven de NBA-normen en al helemaal boven handreikingen met een informele status.
De opvatting dat een accountant die de Handreiking volgt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar kan handelen, zou ertoe kunnen leiden dat het een accountant vrijstaat de wet te overtreden als de handreiking (ten onrechte) die ruimte geeft.

Ron Heinen

@Alexander Vissers

Ik heb nog wat leestips voor je:

https://www.nrc.nl/nieuws/2020/06/19/de-wereld-heeft-een-nieuw-besturingssysteem-nodig-a4003444

https://wip.mitpress.mit.edu/pub/l9heax2p/release/3

Juridische wetten zijn te veranderen/ontwijken, natuurwetten zijn onontkoombaar voor alle mensen, dieren en systemen op aarde, zie ook

https://photos.app.goo.gl/fy1rHpHSufG3aAnbA

Alexander Vissers

Dramatisch! Het hoort natuurlijk precies andersom te lopen, de rechter interpreteert de wet en de accountants volgen. De NBA heeft helemaal niets te maken met de Wwft en mag zich daar dan ook niet in mengen. Dat is een basale regel van de rechtsstaat zoals ook gecodificeerd in de aanwijzingen voor de regelgeving.. Zowel de accountantskamer als het CBb maken het zich veel te gemakkelijk en verzuimen de onverbindendheid van de NBA handreikingen uit te spreken. Dramatisch is verder dat Nederland art. 7 van Verordening 2014/537/EU niet heeft omgezet. De opmerking dat een accountant geen verwijt kan worden gemaakt als hij de interpretaties van de beroepsorganisatie volgt is klinkklare nonsens, zeker wanneer deze tegen het EU recht en de wet indruisen en onbevoegd zijn uitgevaardigd. Zeker wanneer er bij de ledenvergadering en op dit forum bij herhaling op gewezen is dat de beroepsreglementering volstrekt ondeugdelijk is en de handreikingen moeten worden ingetrokken kan niemand zich achter die reglementering en handreikingen verschuilen. Maar niet alleen de beroepsreglementering is ondeugdelijk, de wetgeving is zo mogelijk nog slechter: art. 393 BW, de Wab en Wta volstrekt ondeugdelijk. Sterker nog de wet staat helemaal niet toe dat er een "College beroepsreglementering" bestaat. Dit is net zo overbodig en onwettig als het overgrote deel van de beroepsreglementering.

Marcel Pheijffer

Dank Anton.

Ik ben het niet vaak eens met de verwoording die Alexander Vissers op dit forum en elders kiest, maar ook nu is zijn reactie voorspelbaar: NBA-praktijkhandreikingen hebben niet de status van wetgeving. Er staat dan ook expliciet in praktijkhandreiking 1124 (en de andere handreikingen) dat het 'geen dwingende bepalingen' zijn.

Dat maakt dat in jouw laatste zin en de context van je bijdrage een fout wordt gemaakt. Anders gezegd: een accountant die de interpretaties van de NBA volgt kan er niet zonder meer vanuit gaan dat deze daarvoor geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Dat kan dus wel. Het is niet de NBA die op de stoel van de rechter kan gaan zitten en zelf kan bepalen dat de NBA-interpretatie de enige juiste is.

Waar Alexander Vissers en ik het niet over eens zijn, is dat de praktijkhandreikingen wel degelijk nut hebben. Ze geven richtsnoeren voor de praktijk. Maar zeker waar nog geen jurisprudentie is ontstaan hoeft die richting niet (altijd) de juiste te zijn. Het oordeel daarover is aan de rechter. Het ware voor de praktijk wel wenselijk indien de rechter waar mogelijk duidelijk toelicht waarom de NBA-interpretatie in handreikingen niet wordt gevolgd.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.