Continuïteit

Jaarverslaggeving mkb bij dreigende discontinuïteit: Ken de spelregels

Nu de rook van de coronacrisis optrekt, worstelen veel ondernemingen met betalingsproblemen. Overheidsmaatregelen, zoals uitstel van belastingbetalingen, de NOW en de TVL zijn gestopt. Naast hun huidige betalingsverplichtingen moeten deze ondernemingen ook nog een inhaalslag maken vanuit het verleden. Dat brengt veel ondernemingen aan het randje van de afgrond. Dus wordt van hun accountants gevraagd alert te zijn bij de beoordeling van de continuïteit van de onderneming. Hoe zijn de spelregels ook alweer?

John Weerdenburg

Bij het opstellen van een jaarrekening zal het bestuur zich moeten houden aan de grondbeginselen van de jaarrekening, waaronder de genoemde continuïteitsveronderstelling in artikel 2: 384 lid 3 BW: "Bij de waardering van activa en passiva wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het geheel der werkzaamheden van de rechtspersoon waaraan die activa en passiva dienstbaar zijn, wordt voorgezet, tenzij die veronderstelling onjuist is of haar juistheid aan gerede twijfel onderhevig is; alsdan wordt dit onder mededeling van de invloed op vermogen en resultaat in de toelichting uiteengezet."

Gevaar_afgrond_900x590.jpg

Verantwoordelijkheid bestuur

'De niet nader geïnformeerde gebruiker van de jaarrekening wil voldoende informatie krijgen om een goed oordeel over de continuïteit te kunnen geven.'

Het bestuur zal bij het opstellen van een jaarrekening rekening moeten houden met de informatiebehoefte van iedere gebruiker. In een periode van economische onzekerheid zal die behoefte zich voornamelijk richten op de continuïteit van de onderneming. De niet nader geïnformeerde gebruiker van de jaarrekening wil voldoende informatie krijgen om een goed oordeel over de continuïteit te kunnen geven. Het bestuur doet er goed aan om daarmee terdege rekening te houden en waar nodig extra informatie op te nemen in de toelichting bij de jaarrekening

Verantwoordelijkheid accountant

Als een accountant is betrokken bij het samenstellen van de jaarrekening en hierbij een samenstellingsverklaring afgeeft, zal hij zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen.  Als daar aanleiding toe is, zorgt de accountant ervoor dat de continuïteitsproblematiek wordt toegelicht in de jaarrekening overeenkomstig het van toepassing zijnde verslaggevingsstelsel. Hoewel hierover in Standaard 4410 niets gemeld wordt, zal een samenstellende accountant informatie moeten verkrijgen:  

  • met betrekking tot de geschiktheid van het bestuur om de continuïteitsveronderstelling te hanteren bij het opstellen en presenteren van de jaarrekening; en
  • om te concluderen of er een onzekerheid van materieel belang bestaat met betrekking tot het vermogen van de entiteit om haar continuïteit te handhaven.

De hoofdregel is dus continuïteit, tenzij… De accountant zal dus moeten vaststellen of dit uitgangspunt nog wel aanvaardbaar is. Continuïteitsissues bij de samenstellingsopdracht zijn per definitie significant en worden dan ook zorgvuldig besproken met de klant en gedocumenteerd in het dossier.  

Verduidelijking door de RJ

De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft de geldende verslaggevingsvoorschriften inzake de continuïteit recent nog beoordeeld en geconstateerd dat er in de praktijk behoefte bestond aan enkele verduidelijkingen. Hierdoor is in de RJk hoofdstuk A2 gewijzigd en ook voorzien van een heldere bijlage. In het nieuwe RJk hoofdstuk A2 komen vier scenario's voor:

  1. Er is geen onzekerheid over de continuïteit.
  2. Er zijn zorgen over de continuïteit, maar er is geen materiële onzekerheid.
  3. Er bestaat materiële onzekerheid over de continuïteit.
  4. Er is sprake van onontkoombare discontinuïteit.

Hoe moeten we omgaan met deze situaties en welke gevolgen heeft dit voor de toelichting in de jaarrekening en/of de samenstellingsverklaring?

1. Geen onzekerheid over de continuïteit

Bij de meeste ondernemingen is er geen twijfel over de continuïteit. Er wordt geen verlies geleden, het eigen vermogen is voldoende/toereikend en de cashflow is ruim voldoende om aan de betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. In deze situatie geldt de hoofdregel: de veronderstelling van continuïteit, genoemd in artikel 384 BW. De onderneming wordt going concern gewaardeerd en er wordt c.q. er worden geen extra toelichting(en) in de jaarrekening gegeven.

2. Er zijn zorgen over de continuïteit, maar geen materiële onzekerheid 

Dit scenario speelt als een (onbekende) gebruiker van de jaarrekening in eerste instantie denkt: "Het gaat niet goed met de continuïteit van deze onderneming." Vaak doet de gebruiker dit met de informatie die hem ter beschikking staat. Het ontbreekt deze gebruiker vaak aan inside informatie. Deze situatie doet zich onder meer voor bij een negatief eigen vermogen (of resultaat), of een negatief werkkapitaal. Vaak nam de onderneming al maatregelen, waardoor de continuïteit is gewaarborgd. Je kunt hierbij denken aan herfinancieringen (coronaschulden die over een langere periode worden terugbetaald), financiering door verbonden partijen (zie verder) of gebeurtenissen na balansdatum waaruit blijkt dat de liquiditeit van onderneming is verbeterd, zoals winstherstel of de verkoop van een pand met grote boekwinst.

'Vaak nam de onderneming al maatregelen, waardoor de continuïteit is gewaarborgd.'

Door deze informatie op te nemen als aanvullende informatie in de toelichting bij de jaarrekening, krijgt de gebruiker met deze informatie een beter beeld bij de continuïteit. Het is dus serieus te overwegen om deze (onverplichte) toelichting op te nemen.

Voorbeeldtekst in de toelichting bij de jaarrekening
De vennootschap heeft na een aantal mindere jaren, vooral als gevolg van de coronacrisis, een negatief werkkapitaal. Inmiddels is een periode van herstel ingezet en heeft de onderneming door herfinanciering van de schulden (waaronder uitstel van betaling voor belastingschulden) en het aantrekken van de markt een positieve kasstroom. De vennootschap heeft thans een toereikende orderportefeuille en naar verwachting zal haar winstgevendheid herstellen.

3. Er is sprake van materiële onzekerheid 

Van deze situatie is sprake wanneer de rechtspersoon niet meer op eigen kracht aan zijn verplichtingen kan voldoen en het nog niet voldoende aannemelijk is dat de benodigde aanvullende medewerking van belanghebbenden zal worden verkregen. Wel bestaat er een reële kans dat de rechtspersoon de bedrijfsactiviteiten zal kunnen voortzetten (RJK A2.214). Hierdoor ontstaat een afhankelijkheid die verder gaat dan de bestaande afspraken van de vennootschap. Hierbij is te denken aan maatregelen van een bankier zoals verruiming van de kredietfaciliteit of het afzien/uitstellen van de aflossingsverplichtingen. Ook bij situaties waarin het bestuur ingrijpende maatregelen moet nemen, zoals saneringen en/of een reorganisatie, is hiervan sprake. Het bestuur zal een inschatting moeten maken van de gevolgen hiervan om de continuïteit te beoordelen.   

Het bestuur moet in deze situatie (artikel 2: 384 lid 3 BW) het bestaan van materiële onzekerheid over de continuïteit in de toelichting vermelden. Ook dient er een adequate uiteenzetting te worden gegeven van de omstandigheden waarin de onderneming verkeert. In deze situatie zal een accountant ook serieus moeten afwegen of hij bij zijn verklaring een (onverplichte) toelichtende paragraaf (zie voorbeeldtekst) opneemt inzake mogelijke discontinuïteit. 

Voorbeeldtekst: Verplichte toelichting in de jaarrekening
De vennootschap heeft als gevolg van de huidige economische situatie te maken met teruglopende omzet en lagere marges. De ondernemingsleiding heeft deze situatie onderkend en heeft een reorganisatie aangekondigd om deze situatie het hoofd te bieden. Ook de bankier is bereid om de aflossingsverplichtingen van de vennootschap voor een periode van één jaar op te schorten. Deze maatregelen zijn voor het bestuur reden om te vertrouwen op duurzame voortzetting van de ondernemingsactiviteiten. Derhalve is de jaarrekening opgesteld op basis van de continuïteitsveronderstelling.  

Voorbeeldtekst: Onverplicht toelichtende paragraaf in de samenstellingsverklaring 
Wij vestigen de aandacht op de tekst in de toelichting van de jaarrekening waarin uiteengezet is dat de vennootschap een nettoverlies van € 86.000 over 2023 heeft geleden en dat de kortlopende schulden van € 65.000 hoger zijn dan het totaal van de vlottende activa. Deze condities, samen met andere omstandigheden zoals uiteengezet in de toelichting, duiden op een bestaan van een onzekerheid van materieel belang op grond waarvan gerede twijfel zou kunnen bestaan over de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap.

4. Discontinuïteit

Als er geen reële kans bestaat dat de rechtspersoon aan zijn verplichtingen kan voldoen, of de vennootschap ophoudt te bestaan (door een besluit te stoppen of doordat de vennootschap niet meer in staat is aan haar verplichtingen te voldoen), dan is duurzame voortzetting niet meer mogelijk en treedt discontinuïteit op. Deze situatie dient in de jaarrekening te worden verwerkt en toegelicht. Deze verwerking betreft een stelselwijzing, waarbij de grondslagen van waardering wijzigen. Onder mededeling van de invloed op vermogen en resultaat zal deze situatie in de toelichting worden vermeld.

Ondersteuning door een verbonden partij?

In de mkb-praktijk komt het vaak voor dat een verlieslatende vennootschap wordt ondersteund door een verbonden partij (meestal een aandeelhouder/holding). Formeel is er dan sprake van externe ondersteuning, maar dat is niet altijd zo bedoeld. Zo kan een holdingvennootschap geld aan de verlieslatende deelneming lenen zonder strenge aflossingsverplichtingen en zakelijke zekerheden.

'In de mkb-praktijk komt het vaak voor dat een verlieslatende vennootschap wordt ondersteund door een verbonden partij.'

Vaak wordt deze ondersteuning als kortlopende schuld verwerkt (en bij de holding als kortlopende vordering op groepsmaatschappijen), maar dat is dikwijls feitelijk onjuist. Bij de rubricering van deze ondersteuning moet eerst goed worden gekeken naar de intentie(s) van de geldverstrekker. Afhankelijk hiervan zal deze ondersteuning worden verwerkt als kort- of langlopende lening, rekening-courant dan wel als agio. Dit laatste betekent in veel gevallen dat de gerede twijfel over de continuïteit kan vervallen.

Publicatiestukken

'Voor gebruikers is de continuïteit van een onderneming vaak moeilijk in te schatten.'

Bij het opstellen van publicatiestukken heeft een bestuurder een belang om zo weinig mogelijk informatie te laten zien. Kleine rechtspersonen hebben op basis van artikel 396 BW veel vrijstellingen (onder andere beperkte balans en toelichtingen en geen winst-en-verliesrekening). In situaties van mogelijke discontinuïteit kan het belang van het bestuur anders zijn; er dient meer informatie te worden opgenomen om aan de gebruiker duidelijk te maken in welke situatie de vennootschap terecht is gekomen en waarom er wel op basis van going concern gewaardeerd is.

Melding maken

Voor gebruikers is de continuïteit van een onderneming vaak moeilijk in te schatten. Het bestuur zal hiermee ernstig rekening moeten houden en zo nodig in de toelichting in de jaarrekening extra informatie moeten verstrekken. De accountant, die zijn verantwoordelijkheid naar het maatschappelijk verkeer heeft, zal hierop moeten letten en - al dan niet verplicht - hiervan melding moeten maken in zijn samenstellingsverklaring.

N.B. 12 februari: De tekst van dit artikel is iets aangepast ten opzichte van de oorspronkelijk geplaatste versie. 

John Weerdenburg AA is mede-oprichter van adviesorganisatie Auxilium Adviesgroep BV te Leusden.

Gerelateerd

8 reacties

Dennis Serberie

Interessant de discussie die Albert start op basis van wat in de voorgestelde toelichting is opgenomen voor een situatie waarbij sprake is van een materiele onzekerheid. Daarmee onderken je het belang van een duidelijke toelichting waarbij o.a. moet blijken dat de uitkomsten van de genomen mitigerende maatregelen onzeker zijn. Er worden twee maatregelen genoemd en het bestuur lijkt te willen aangeven dat deze voldoende zijn om continuiteit te waarborgen en dus sprake is van scenario 2.
Daarnaast voortbordurend op de opmerking van Peter, mis je inderdaad de duidelijke uitspraak van het bestuur dat er sprake is van een materiele onzekerheid. En dat de samensteller dat wel vermeldt, klinkt alsof er sprake is van een verschil in mening tussen samensteller en het bestuur. Dat willen we ook niet.
Hoe dank ook ben ik bang dat ondanks de expliciete melding in de toelichting dat er sprake is van een materiele onzekerheid, de inhoud van de toelichting niet duidelijk is over de mate van effectiviteit van de genomen maatregelen. Zorgen deze dat je niet in scenario 4 maar scenario 3 komt of juist niet in scenario 3 maar scenario 2.

Jan Wietsma

Het is in dit kader goed om ook aandacht te hebben voor de reorganisatiewaarde. Want als de reorganisatiewaarde hoger is dan de liquiditeitswaarde dan houdt dit in dat de onderneming in principe levensvatbaar is.

Het begrip reorganisatiewaarde heeft betrekking op de WHOA en is opgenomen in de faillissementswet. Wellicht goed dat de RJ hier ook aandacht aan besteedt.

De praktijk leert inmiddels dat veel ondernemingen met coronaschulden die betrekking hebben op belastingen, now en tvl succesvol kunnen opteren voor een schuldsanering als de reorganisatiewaarde hoger is dan de liquidatiewaarde.

Kortom is er sprake van dreigende continuiteit? Dan zal er ook altijd moeten worden onderzocht wat de reorganisatiewaarde is.

Peter Westerduin

Beste John, ik ben het eens met de opmerking van Albert. In de situatie dat de medewerking van belanghebbenden op opmaakdatum voldoende aannemelijk is of is verkregen dan bevindt de onderneming zich niet meer in scenario 3 (materiële onzekerheid), maar in scenario 2 (zorgen, maar geen materiële onzekerheid). Een toelichting is dan niet meer verplicht. Uiteraard kan op grond van het inzichtsvereiste een toelichting alsnog op haar plaats zijn.

Tevens wil ik graag de volgende kanttekeningen bij je publicatie plaatsen:

Je merkt terecht op dat de RJ heeft verduidelijkt dat in scenario 3 expliciet in de toelichting moet worden vermeld dat sprake is van een materiële onzekerheid over de continuïteit. Jouw voorbeeldtekst bevat deze vermelding nog niet.

Je merkt op dat als "de vennootschap ophoudt te bestaan (door een besluit te stoppen of doordat de vennootschap niet meer in staat is aan haar verplichtingen te voldoen)" discontinuïteit optreedt. Dat is niet geheel juist geformuleerd. In de situatie dat het bestuur 'vrijwillig' besluit de bedrijfsactiviteiten (volledig) te beëindigen, maar wel de verwachting heeft dat ze al haar verplichtingen kan voldoen (waarbij materiële onzekerheid kan bestaan), dan blijft going concern de waarderingsgrondslag (RJ 170.104/RJk A2.211a).

De overgang naar liquidatiewaarde noem je een stelselwijziging. Feitelijk is het een aanpassing in de waardering als gevolg van gewijzigde omstandigheden. De overgang naar liquidatiewaarde wordt dan ook niet retrospectief verwerkt (zoals wel gebruikelijk bij een stelselwijziging).

Tot slot, bij de classificatie van schulden als lang- of kortlopend spelen intenties van de schuldeiser geen rol. Intenties spelen alleen een rol bij de classificatie van vorderingen. Schulden worden op basis van de contractuele bepalingen als langlopend of kortlopend gepresenteerd. Dus als op basis van contractuele bepalingen de schuld direct opeisbaar is, dan blijft de classificatie kortlopend.

Alexander Vissers

Inhoudelijk een nuttige bijdrage omdat het nog maar eens benadrukt dat de drempel voor het afwijken van de "going concern" veronderstelling heel hoog ligt en vrijwel altijd kan worden volstaan met een uitleg in de toelichting. Ik lees verder dat de "niet nader geïnformeerde gebruiker een goed oordeel wil kunnen vormen omtrent de continuïteit". Dat is dan heel jammer want daar dient de jaarrekening niet voor en de publicatiestukken al helemaal niet. Decennia werken aan het dichten van de verwachtingskloof wordt hier weer een stuk opengetrokken. Een jaarrekening is een heel bescheiden document best wel nuttig voor sommige doeleinden, in ieder geval wettelijk verplicht op te stellen maar alsjeblieft het belang niet overdrijven. Als een gebruiker een oordeel wil over de continuïteit moet hij naar een waarzegger of astroloog. En als de controlerend accountant al geen oordeel toekomt over de continuïteit, hoe zou dit oordeel een samenstellende accountant dan wel toekomen?Overigens is de praktijk natuurlijk veel pragmatischer zoals ook uit het onderzoek van Tjibbe Bosman naar faillissementen blijkt. Het faillissement haalt de jaarrekening gewoon in of de opstellingstermijn wordt opgerekt.

Alexander Vissers

Ik ben al eerder gestruikeld over het thema continuïteit en in casu discontinuïteit, toen in het kader van de controleaanpak continuïteit. Bij de wettelijke controle is een oordeel omtrent de continuïteit in art. 25 bis Richtlijn 2006/43/EG uitgesloten.
Iedere bespreking van onderwerpen die in het Unierecht geregeld zijn zou ook bij dat Unierecht moeten beginnen, niet bij de Nederlandse wet, niet bij de ISA en al helemaal niet bij de RvJ. Het EU recht heeft directe werking in verticale relaties en Nederlandse wetten zijn richtlijnconform uit te leggen. Art. 6 sub a. Richtlijn 2013/34/EU (art.31 Richtlijn 1978/660/EG) bepaalt dat zowel opname als waardering onder de veronderstelling van voortzetting van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt. Zonder kwalificatie van die plicht. Dus kan alleen op grond van de exceptie in Richtlijn 2006/43/EU art. 4 lid 3 (aanvulling in de toelichting) en lid 4 (afwijking met toelichting) "Indien in uitzonderlijke gevallen blijkt dat toepassing van een bepaling van deze richtlijn onverenigbaar is met de in lid 3 vastgelegde verplichting, blijft die bepaling buiten toepassing opdat een getrouw beeld van de activa, de passiva, de financiële positie en de winst of het verlies van de onderneming wordt gegeven. In de toelichting bij de financiële overzichten wordt in voorkomend geval, onder opgave van redenen, vermeld dat een bepaling buiten toepassing is gebleven,... etc." en "De lidstaten kunnen bepalen wat onder dergelijke uitzonderlijke gevallen wordt verstaan en kunnen de op die gevallen toepasselijke bijzondere voorschriften vaststellen.". Nederland heeft in art. 384 lid 3 BW2 deze bepalingen nodeloos op een hoop gegooid, art. 362 lid 4 omvat al de inzicht bepalingen (zij het zonder het woord "uitzonderlijk" te gebruiken) en het kan niet zo zijn dat een statusloze instantie (RvJ) het Unierecht omzet. Zoals Gert-Peter den Hollander al eerder heeft betoogt, lapt Nederland het Unierecht aan zijn laars.

John Weerdenburg

@Albert, het blijft vaak arbitrair of de ondersteuning van een bank normale ondersteuning is of juist een steuntje in de rug. Feitelijk zie je vaak dat een bank deze toezegging pas wil geven als de jaarrekening bekend is. En daarbij is deze toezegging van de bank juist weer essentieel bij. Zo kom je in een vicieuze cirkel. In dat geval opteer ik liever voor scenario 3 dan 2.

Jan Wietsma

Beste John,

Goed dat je hier aandacht aan besteedt. Ik zie het in de praktijk namelijk nog wel eens mis gaan.

Stakeholders als banken, Belastingdienst, gemeenten en personeel zijn ook veel alerter op het onderwerp continuiteit. En ook de curator heeft het thema scherp op het netvlies staan als het 'misgaat'.

Overigens zie ik dat financiers bij het vaststellen van de continuiteit bij ZZP'ers en DGA'ers ook meer aandacht hebben voor de vraag of er een AOV-verzekering is afgesloten.

Albert Bosch

Beste John,

Dank voor je vaktechnische bijdrage. In de praktijk zal het meest lastige vraagstuk zijn of sprake is van scenario 2 (zorgen) of scenario 3 (materiële onzekerheid).

Voor de fijn slijperij c.q. verdieping wil ik je het volgende vragen: je geeft een voorbeeld van een toelichting in geval van materiële onzekerheid, namelijk:

“De vennootschap heeft als gevolg van de huidige economische situatie te maken met teruglopende omzet en lagere marges. De ondernemingsleiding heeft deze situatie onderkend en heeft een reorganisatie aangekondigd om deze situatie het hoofd te bieden. Ook de bankier is bereid om de aflossingsverplichtingen van de vennootschap voor een periode van één jaar op te schorten. Deze maatregelen zijn voor het bestuur reden om te vertrouwen op duurzame voortzetting van de ondernemingsactiviteiten.”

Het lijkt mij dat deze situatie een scenario 2 geval is en niet (meer) een scenario 3. Immers, voor zover hier sprake is van het niet meer op eigen kracht kunnen voldoen aan de verplichtingen, is voldoende aannemelijk dat de benodigde aanvullende medewerking van belanghebbenden zal worden verkregen (die lijkt al te zijn verkregen). Dan ‘promoveer’ je naar scenario 2, toch? Of interpreteer ik de RJ en RJk op dit punt verkeerd? Dit laat onverlet dat een adequate toelichting is vereist.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.