Ontwerp-richtlijn 260

Ontwerp-richtlijn 260 leidt tot een niet-getrouwe weergave van vermogen en resultaat

Een nieuwe ontwerp-richtlijn van de RJ over de verwerking van intercompany-transacties is een gemiste kans.

Gert den Hollander

De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft in november 2022 ontwerp-richtlijn 260 'De verwerking van resultaten op intercompany-transacties in de jaarrekening' uitgebracht. Deze ontwerp-richtlijn kent vrijwel geen inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de huidige richtlijn, maar beoogt slechts de leesbaarheid en toegankelijkheid te vergroten.

Handen schudden transactie 900x590

Wat mij betreft een gemiste kans, want ik ben van mening dat de voorschriften in richtlijn 260 zorgen voor een gefragmenteerde weergave van de economische realiteit van intercompany-transacties, die de samenstelling van vermogen en resultaat van ondernemingen onjuist weergeeft.

Het is een interessant onderwerp en relevant voor veel ondernemingen. De geïnteresseerde lezer verwijs ik graag naar een publicatie in het MAB van oktober 2020, die uitgebreider ingaat op deze problematiek en ook de IFRS en US GAAP regelgeving bespreekt. Ik beperk mij hier tot bijlage A van de ontwerp-richtlijn, die gaat over de eliminatie (in de jaarrekening van de moeder) van ongerealiseerde winst op downstream-transacties tussen moeder en dochter.

Het voorbeeld in bijlage A van ontwerp-richtlijn 260

A heeft een 40 procent-deelneming in B, die tegen nettovermogenswaarde in de jaarrekening van A is opgenomen. In jaar 1 heeft A goederen geleverd aan B voor 1.000, met een kostprijs van 800. B heeft de helft van deze goederen op balansdatum doorverkocht aan derden. Van de marge van 200 is een bedrag van 100 derhalve nog niet gerealiseerd.

Volgens de ontwerp-richtlijn moet A een bedrag van 40 (40 procent van 100) elimineren in haar jaarrekening (in mindering op de omzet*), met als tegenpost deelneming of overlopende passiva. Bij verkoop van de goederen door B in jaar 2 moet het bedrag van 40 als omzet worden verantwoord.

In economische zin ben ik het eens met de RJ dat het 40 procent-belang in B maakt dat het volledige resultaat pas als gerealiseerd kan worden beschouwd als B de goederen aan derden heeft doorverkocht. Er is vanuit het perspectief van A sprake van een resultaat van 40 wat nog niet toekomt aan de aandeelhouders van A, omdat de risks and rewards met betrekking tot deze goederen door A nog niet aan derden zijn overgedragen, maar aan een verbonden partij waarin A een minderheidsbelang heeft (de 40 procent-deelneming in B).

Bezwaren tegen de verwerkingswijze in ontwerp-richtlijn 260

Ik heb een aantal bezwaren tegen de wijze van verwerken in de ontwerp-richtlijn, die de economische realiteit van de transactie negeert en het vermogen en resultaat van A niet getrouw weergeeft:

  1. Het eliminatievoorschrift creëert een fictieve werkelijkheid (aannemende dat de prijs van 1.000 voor de goederen marktconform is): het is vreemd om 40 op de omzet te corrigeren, immers A heeft in jaar 1 goederen van 1.000 geleverd, en niet van 960. Ook het beeld dat in jaar 2 wordt gegeven is onjuist: A levert geen goederen, maar laat toch een omzet van 40 zien.
  2. Het is evenmin logisch om het bedrag van 40 te corrigeren op de boekwaarde van de deelneming omdat de boekwaarde van de deelneming niet geflatteerd is door niet-marktconforme transacties met aandeelhouders (aannemende dat de prijs van 1.000 marktconform is).
  3. De post overlopende passiva voldoet niet aan de definitie van vreemd vermogen zoals opgenomen in RJ 940: 'een bestaande verplichting van de rechtspersoon die voorkomt uit gebeurtenissen in het verleden, waarvan de afwikkeling naar verwachting resulteert in een uitstroom uit de rechtspersoon van middelen die economische voordelen in zich bergen'. Omdat er geen sprake is van een niet-vervulde prestatie door A (de goederen zijn immers geleverd aan B), kan de post overlopende passiva niet worden beschouwd als een verplichting ('uitgestelde opbrengst') van A.

Verwerk het ongerealiseerde deel van het resultaat als 'aandeel van derden'

Een eenvoudige oplossing komt tegemoet aan deze bezwaren: verwerk het resultaat op deze transactie in jaar 1 volledig in de winst- en verliesrekening en neem het 'ongerealiseerde' deel van 40 op als 'aandeel van derden' (resultaat verlagend). In de balans ultimo jaar 1 wordt een 'aandeel van derden' opgenomen van 40. Het netto resultaat in jaar 1 van 160 komt dan toe aan de aandeelhouders van A. Bij doorverkoop van de resterende goederen door B in jaar 2 kan het 'aandeel van derden' van 40 in de winst-en-verliesrekening worden verantwoord (resultaat verhogend), waarmee het (na de bestemming van het resultaat) toekomt aan de aandeelhouders van A.

Artikel 2:411 lid 2 BW biedt ruimte voor het apart verwerken van ongerealiseerde winst als 'aandeel van derden': 'Het aandeel in het groepsvermogen en in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt, wordt vermeld.' Ongerealiseerde resultaten op transacties met deelnemingen komen evenmin aan de rechtspersoon toe en kunnen naar analogie als afzonderlijke post in de balans en de winst-en-verliesrekening worden opgenomen. Ook alinea 501 van RJ 217 'Consolidatie' staat dat toe: in de balans wordt het aandeel van derden 'direct na het eigen vermogen opgenomen'. In de winst-en-verliesrekening wordt het aandeel van derden in het resultaat 'als laatste post [..] in aftrek op het groepsresultaat gebracht'.

Voordeel van deze wijze van verwerken is dat er geen posten in de balans van A zijn opgenomen die conflicteren met de definitie van begrippen in RJ 940, dat het aandeel in het vermogen en resultaat van deelneming B getrouw wordt weergegeven en dat de winst-en-verliesrekening een getrouw beeld geeft van de prestaties die door A zijn geleverd (in beide jaren).

De beschreven oplossing kan ook simpel worden toegepast voor upstream-transacties met deelnemingen: stel dat B activa levert aan A met een boekwinst van 200. De boekwinst die is begrepen in het door A verantwoorde aandeel in het resultaat en eigen vermogen van B (40 procent van 200 = 80) komt pas toe aan de aandeelhouders van A bij afschrijving of verkoop van de desbetreffende activa door A. In jaar 1 verantwoordt A een (positief) resultaat deelneming van 80 (wat in overeenstemming is met de economische realiteit) en een negatief aandeel van derden van 80. Per saldo komt in jaar 1 nihil toe aan de aandeelhouders van A, wat ook in overeenstemming is met de economische realiteit. De ontwerp-richtlijn schrijft voor dat A in jaar 1 een resultaat deelneming van nihil verantwoordt, terwijl dat in werkelijkheid dus 80 bedraagt.

Het zou goed zijn als de RJ na twintig jaar overgaat tot wijziging van richtlijn 260, zodat ongerealiseerde resultaten op intercompany-transacties getrouw in de balans en de winst- en verliesrekening worden weergegeven, die recht doet aan de economische realiteit. U kunt nog tot 31 januari 2023 reageren (secretariaat@rjnet.nl).

* In de huidige richtlijn wordt ook toegestaan de eliminatie van 40 als negatief resultaat deelneming te verantwoorden. Die mogelijkheid is terecht geschrapt in de ontwerp-richtlijn.

Gert-Peter den Hollander RA is directeur van Everest Advies in Bilthoven.

Gerelateerd

4 reacties

Gert-Jan Jordaan

Beste Gert-Peter, prima dat je creatieve oplossingen hebt, maar als ik nu naar de titel kijk is deze natuurlijk erg suggesties. Zelfs met jou voorbeelden verandert er niets aan het resultaat en aan het vermogen. En een aandeel derden in de enkelvoudige jaarrekening. Tja....
je kan alle deelneming tegen kostprijs waarderen, ben je het probleem ook kwijt. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.

@Alexander, je hebt gelijk, ook de deelneming die we niet consolideren wordt natuurlijk op basis van deze regels verwerkt

Gert den Hollander

@ Gert-Jan Jordaan: het is juist wel de bedoeling om een minderheidsbelang in de enkelvoudige jaarrekening op te nemen, nl.'het aandeel in vermogen en resultaat wat niet toekomt aan aandeelhouders van de vennootschap'. Het is conceptueel even wennen, maar een charmante oplossing voor veel problemen. Zie het stuk in MAB voor meer details.

Voor de liefhebbers: de IASB buigt zich op dit ogenblik ook over een mogelijke aanpassing (of afschaffing) van het eliminatievoorschrift in IAS 28.28 voor bepaalde soorten transacties met deelnemingen, vanwege bestaande conflicten tussen IAS 28 en IFRS 10. Ook daar zou het gebruik van 'aandeel derden' een oplossing kunnen bieden.

Alexander Vissers

Steeds weer steekt de gedachte de kop op dat een jaarrekening in staat en bedoeld is om een "economische realiteit" weer te geven, deze illusie die ook populair was ten tijde van de vervangingswaarde theorie moeten we vooral. Ook wordt het getrouwe beeld veel te ver opgerekt. Dan wordt hier ook nog eens ten onterecht het begrip moeder en dochter gebruikt terwijl het voorbeeld over een minderheidsdeelneming gaat. De RJ 240 richtlijn is een voor de hand liggende keuze die erop gebaseerd is dat winst op transacties met een minderheidsdeelneming voor het procentuele aandeel in de deelneming pas gerealiseerd zijn wanneer deze met derden zijn gerealiseerd. Niet meer en niet minder. Voor zover niet van belang voor het beeld van de jaarrekening kan er ook nog eens van worden afgezien.
@ Gert-jan Jordaan: De deelneming heeft in de geconsolideerde balans toch dezelfde netto vermogenswaarde als in de enkelvoudige balans?

Gert-Jan Jordaan

Beste Gert, goed dat je reageert op de uiting. Ik zal niet geheel ingaan op de inhoud, maar het probleem mbt intercompany transacties heeft te maken met de enkelvoudige jaarrekening van degene die tegen netto-vermogenswaarde waardeert. Jouw oplossing is een oplossing in de geconsolideerde jaarrekening, maar binnen de geconsolideerde jaarrekening wordt natuurlijk de gehele transactie tussen groepsmaatschappijen geelimineerd. In het voorbeeld wat je aanhaalt zal er zeer waarschijnlijk niet worden geconsolideerd (een 40% belang), dus een aanpassing in aandeel derden is natuurlijk helemaal niet van toepassing. Tenzij je suggestie is dat je in de enkelvoudige jaarrekening een aandeel derden wilt opnemen, maar hopelijk bedoel je dat niet.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.