Uitleg statutaire aanbiedingsplicht
Recent heeft de Hoge Raad geoordeeld over een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de uitleg van een statutaire aanbiedingsplicht. De kernvraag: kwalificeert een certificering als een 'wijziging van de aandeelhouders' zoals bedoeld in de statuten?
In de zaak waar de Hoge Raad in november 2019 over oordeelde, was er een geschil tussen twee aandeelhouders van een BV, die daar allebei ook bestuurder van waren. Dat geschil ging over in de statuten opgenomen aanbiedingsplicht. Aandeelhouder 1 had zijn 50%-aandelenbelang in de BV 'gecertificeerd'. De aandelen waren daarvoor overgedragen aan een stichting administratiekantoor ('Stak'), waarvan aandeelhouder 1 de enige bestuurder was. Stak gaf voor de aandelen certificaten uit aan aandeelhouder 1. Na de certificering was Stak dus aandeelhouder van de BV, aandeelhouder 1 certificaathouder.
Aandeelhouder 2 stelde zich op het standpunt dat de overdracht van de aandelen door aandeelhouder 1 leidde tot een aanbiedingsplicht voor aandeelhouder 1. Aandeelhouder 2 beriep zich daarvoor op de volgende bepaling uit de statuten:
“[Bij] wijziging van de aandeelhouders in een aandeelhouder-rechtspersoon door toetreden van een andere natuurlijke of rechtspersonen als aandeelhouder dan zij die tot op dat moment aandeelhouder waren (…) moeten zijn aandelen worden aangeboden met inachtneming van het in de navolgende leden van dit artikel bepaalde.”
In de statuten stond ook dat zolang geen uitvoering was gegeven aan deze aanbiedingsplicht, het stemrecht op de betreffende aandelen niet kon worden uitgeoefend.
Ontslagvoorstel
Volgens aandeelhouder 2 had aandeelhouder 1 verzuimd om aan de aanbiedingsplicht te voldoen en kon aandeelhouder 1 op grond van de statuten geen stemrechten meer uitoefenen. Na overdracht van de aandelen aan de Stak, heeft aandeelhouder 2 tijdens de algemene vergadering een voorstel gedaan tot ontslag van aandeelhouder 1 als statutair bestuurder en vóór dit voorstel gestemd. Aandeelhouder 1 heeft tegen zijn ontslag als statutair bestuurder gestemd. Volgens aandeelhouder 2 kon dat niet en was het ontslagvoorstel daarom aangenomen.
Aandeelhouder 1 stelde zich op het standpunt dat een redelijke uitleg van de statutaire aanbiedingsregeling meebrengt dat de overdracht van de aandelen aan de Stak niet onder de aanbiedingsplicht viel. Hij wees er daarbij op dat hij uiteindelijk nog steeds de enige belanghebbende was en als bestuurder van de Stak ook nog steeds het stemrecht op de aandelen uitoefende. Volgens aandeelhouder 1 was er daarom geen aanbiedingsplicht, mocht hij nog wel stemmen en was het ontslagvoorstel verworpen. Hij had immers tegen het ontslagvoorstel gestemd.
De kernvraag die voorlag was of de certificering kwalificeerde als een 'wijziging van de aandeelhouders' zoals bedoeld in de statuten. De rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelden allebei van wel.
Oordeel Hoge Raad en conclusie advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie uitvoerig uitgewerkt hoe statuten volgens hem moeten worden uitgelegd. Kort gezegd stelde de advocaat-generaal dat de statuten strikt objectief moeten worden uitgelegd. Dit wil zeggen dat de uitleg van statuten moet plaatsvinden aan de hand van objectieve gezichtspunten, zoals in de eerste plaat de bewoordingen van de statuten.
Het idee hierachter is dat de inhoud van de statuten niet alleen de interne verhoudingen raakt, maar ook van betekenis is voor de verhouding van de rechtspersoon tot derden. Voor derden, waaronder bijvoorbeeld ook eventuele latere aandeelhouders, moeten de rechten en plichten objectief uit de statuten kunnen worden afgeleid. Wat de oprichters, misschien wel jaren eerder, hebben bedoeld kan daarbij dus geen rol spelen. Het maakt hierbij ook niet uit of de oprichters nog aandeelhouder zijn. Anders zouden dezelfde statuten ten aanzien van de ene aandeelhouder anders uitgelegd moeten worden dan ten aanzien van de andere, en dat is niet gewenst.
De Hoge Raad volgde de conclusie van de advocaat-generaal en heeft het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden daarom in stand gelaten.
Aandeelhoudersovereenkomst
Het voorgaande ligt anders voor de uitleg van een aandeelhoudersovereenkomst. Bij zo'n overeenkomst word je alleen partij als je daar uitdrukkelijk mee instemt. De overeenkomst bevat ook alleen rechten en verplichtingen tussen de partijen bij die overeenkomst. Aandeelhoudersovereenkomsten moeten daarom subjectief worden uitgelegd, dat wil zeggen op basis van de betekenis die de partijen bij de overeenkomst daar op basis van hun wederzijdse verklaringen redelijkerwijs aan toe mochten kennen. Hierbij zijn de partijbedoelingen dus wel van betekenis.
- Uitspraak Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1688
- Conclusie advocaat-generaal: ECLI:NL:PHR:2019:768
Gerelateerd
BV oprichten kan vanaf 2024 ook digitaal
Een wetsvoorstel voor het digitaal oprichten van besloten vennootschappen (DOBV) treedt per 1 januari 2024 in werking. De nieuwe wet moet het oprichten van bedrijven...
Kabinet versterkt economische weerbaarheid kennisintensief bedrijfsleven
Het kabinet introduceert twee hulpmiddelen om de economische weerbaarheid van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Naast de inwerkingtreding van de Wet Veiligheidstoets...
Aandeelhouder, gedraag je!
Als een aandeelhouder een medeaandeelhouder wil uitstoten bij een vennootschap, dan zal die aandeelhouder moeten aantonen dat de medeaandeelhouder door zijn of haar...
Wel of geen groepsmaatschappij?
Grote bedrijven maken vaak gebruik van groepsmaatschappijen om zo financiële risico's te spreiden. Het zogenoemde groepsbegrip is echter juridisch niet strak omlijnd,...
Uitgetreden vennoot aansprakelijk voor huurachterstand na uittreden
In de uitspraak van 14 augustus 2020 oordeelde de Rechtbank Rotterdam dat een vennoot ook na zijn uittreden hoofdelijk aansprakelijk is voor de huurachterstand van...