Fiscaal

Box 3: nog steeds discussie

De vermogensrendementsheffing van box 3 lag en ligt nog steeds onder vuur. De vraag is of een dergelijke heffing in overeenstemming is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Anja Zandee-Dingemanse

Het feitelijke rendement is in aanzienlijke mate achtergebleven bij het forfaitaire rendement van vier procent dat tot 2017 gold. In ieder geval als het vermogen op een spaarrekening staat. Ook sinds de wijziging per 1 januari 2017 is het rendement op spaarrekeningen nog steeds veel lager dan het veronderstelde rendement volgens box 3. 

Aanvankelijk bedroeg het forfaitaire rendement vier procent. Met ingang van 2017 is dat veranderd en wordt het forfaitaire rendement bepaald aan de hand van de hoogte van het vermogen en een daarbij veronderstelde vermogensmix. Deze manier van bepalen van het rendement zou beter aansluiten bij het gemiddelde rendement bij een vermogensmix van sparen en beleggen. 

Met ingang van 2018 is de wijze van vaststellen van het rendement van die rendementsklassen weer aangepast en is het forfaitaire rendement gebaseerd op een mix tussen spaarrendement en beleggingsrendement. Het spaargedeelte in deze rendementsmix wordt voortaan gebaseerd op de gemiddelde spaarrente tussen anderhalf tot een half jaar voor de peildatum. Het idee daarachter was om nog beter aan te sluiten bij de werkelijke rendementen. Maar nog steeds is de spaarrente lager dan het veronderstelde box 3 rendement. 

Werkelijk rendement

Het forfaitaire rendement is nu dus opgebouwd uit een deel spaarrendement en een deel beleggingsrendement. Het vermogen wordt verdeeld over drie schijven met een gemiddelde, veronderstelde vermogensmix per schijf. Dit leidt tot een oplopend forfaitair rendement. Ook al wordt het forfaitaire rendement nu samengesteld uit historisch rendementen voor sparen en beleggen, het is echter nog steeds een systeem dat gebaseerd is op een forfaitair rendement en ook over deze manier van bepalen van het rendement blijft discussie bestaan.

Moet de vermogensrendementsheffing niet worden gebaseerd op het rendement dat daadwerkelijk wordt gehaald? Het kabinet heeft reeds besloten om een stelsel op basis van werkelijk rendement uit te werken. Afwachten dus. 

Strijd met EVRM

De Hoge Raad heeft inmiddels geoordeeld dat de box 3-heffing, zoals die gold tot 1 januari 2017, niet in strijd is met het EVRM. Strijdigheid met het EVRM kan zich in de toekomst wel voordoen indien het voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement niet meer haalbaar is en belastingplichtigen daardoor zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. In dat geval moet de wetgever het verwachte rendement bijstellen naar een werkelijk haalbaar rendement. Er is al een aantal keren geoordeeld dat de box 3-heffing een individuele buitensporige last vormt. 

Procederen over box 3

In de arresten kunnen aanwijzingen gevonden worden dat de Hoge Raad in bepaalde gevallen de box 3-heffing strijdig zou kunnen achten met het EVRM. Dan gaat het om situaties waarin het feitelijk behaalde rendement volledig of bijna volledig wordt weg belast. Of dat zo is, is een feitelijke beoordeling. Er moet sprake zijn van een incidentele en buitensporige last. 

Procederen over box 3 heeft dan ook alleen zin als de verschuldigde box 3 heffing hoger is dan circa negentig procent van het feitelijke rendement. Maar ook dan is het de vraag of er daadwerkelijk sprake is van strijdigheid met het EVRM. Of sprake is van strijdigheid moet blijken uit procedures naar aanleiding van bezwaren tegen aanslagen inkomstenbelasting 2017. 

Massaal bezwaar

Bezwaren tegen de berekening van de vermogensrendementsheffing in de aanslag inkomstenbelasting 2017 zijn door staatssecretaris Snel van Financiën aangewezen als massaal bezwaar. Ondanks dat de procedure van massaal bezwaar zal worden toegepast, moet elke individuele belastingplichtige wel zelf tijdig bezwaar maken tegen de definitieve aanslag over 2017. 

Daarna beoordeelt de belastingdienst of het bezwaar mee kan doen met de massaal-bezwaarprocedure. Als dat zo is, dan hoeft de belastingplichtige niet zelf te procederen. Er worden namelijk enkele bezwaarschriften geselecteerd om voorgelegd te worden aan de rechter. De uitspraak van de rechter wordt daarna op alle bezwaarschriften toegepast. 

Discussie niet voorbij

Uitgangspunt van de vermogensrendementsheffing is een verondersteld forfaitair rendement. Met deze overstap in 2001 van het reële stelsel naar de forfaitaire inkomensvaststelling heeft de wetgever een historische stap gezet. In wetenschappelijke kring is deze sterk bekritiseerd en ook nu is er over deze forfaitair heffing nog steeds discussie. 

Het kabinet werkt daarom nu aan een stelsel van vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement. Mijn inschatting is echter dat in het pakket Belastingplan 2019 geen heffing op basis van een werkelijk rendement wordt opgenomen. De discussie is dus nog niet voorbij.

Anja Zandee-Dingemanse is fiscaal jurist bij DRV Accountants & Adviseurs te Middelburg.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.