Negatieve deelneming

Hoe verwerkt u de door een holding gefinancierde negatieve deelneming?

Veel accountants worstelen met het vraagstuk hoe een deelneming met een negatieve waarde (als gevolg van een verlies) moet worden verwerkt in de jaarrekening bij de holding. Dit verwerkingsvraagstuk wordt nog complexer als de holding aansprakelijk is voor de (beperkte) schulden van de deelneming, en/of wanneer zij de deelneming - lees: het verlies - heeft gefinancierd.

John Weerdenburg

Om tot een goede verwerking te komen, is het belangrijk dat u drie fases in een vaste volgorde doorloopt. U kijkt allereerst naar de waardering, dan naar aansprakelijkheid en als laatste naar (on)inbaarheid. Ter verduidelijking is een praktijkvoorbeeld bijgevoegd, waarbij de holding een 100 procent-belang heeft in een deelneming.

Fase 1: waardering deelneming

Bij het opstellen van een jaarrekening heeft een kleine rechtspersoon twee keuzes: de gewone, (commerciële) jaarrekening of de jaarrekening op fiscale grondslag. Als de deelneming én de holding een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen (RJk D3-202), moet de 100 procent-deelneming net als in een commerciële jaarrekening worden gewaardeerd tegen de netto-vermogenswaarde (artikel 2:389 lid 2 BW). "Indien de waarde van de deelneming nihil is geworden, wordt deze methode niet langer toegepast en wordt de deelneming bij ongewijzigde omstandigheden op nihil gewaardeerd" (RJk B3-119). Vaak wordt de deelneming tegen € 1 gepresenteerd. Dit is niet de waarderingsgrondslag, maar de deelneming blijft hierdoor zichtbaar als actiefpost op de balans.

In de winst-en-verliesrekening bedraagt het verlies van de deelneming € 49.999 (van het totale verlies van € 150.000). De holding verwerkt een aandeel in de winst van de deelneming in toekomstige jaren pas weer indien en voor zover het cumulatieve niet verwerkte aandeel in het verlies is ingelopen (RJk B3-119). In de jaarrekening op fiscale grondslag (RJk D3-202) kan de grondslag van waardering van de deelneming de kostprijs of lagere marktwaarde zijn. De deelneming zal tegen € 18.000 (verkrijgingsprijs) gewaardeerd blijven; er is geen resultaat (verlies) van de deelneming.

Fase 2: aansprakelijkheid holding

In beginsel is een holding niet aansprakelijk voor de schulden (verplichtingen) van de deelneming, tenzij de holding door middel van (mede-)ondertekening van een overeenkomst zich alsnog volledig of beperkt aansprakelijk stelt. In de RJk B3-119 staat dit als volgt vermeld: "Indien en voor zover de deelnemende rechtspersoon geheel of ten dele instaat voor de schulden van de deelneming respectievelijk de feitelijke verplichting heeft de deelneming (voor haar aandeel) tot betaling van haar schulden in staat te stellen, neemt de deelnemende rechtspersoon een voorziening op met inachtneming van hoofdstuk B10 Voorzieningen en niet in de balans opgenomen verplichtingen." Hiervan is sprake als de holding bij een financiering door een bank bij de deelneming heeft meegetekend of bij een fiscale eenheid (vennootschapsbelasting en/of omzetbelasting). 

Eisen aan opnemen voorziening
Pas als een holding (deels) aansprakelijk is voor de schulden van de deelneming, komt de beoordeling van een voorziening in beeld. Hiervan is sprake (RJk B10-105) als:

  • de rechtspersoon een (in rechte afdwingbare of feitelijke) verplichting heeft; en
  • het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van (liquide) middelen noodzakelijk is; en
  • er een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van de omvang van de verplichting.

Als er een gerede kans bestaat dat een schuldeiser van de deelneming bij de holding zijn vordering kan opeisen, komt het opnemen van een voorziening in beeld. Dit moet dan bij de holding resulteren in uitstroom van liquide middelen!

Voordat de holding wordt aangesproken door een schuldeiser van de deelneming, zal deze schuldeiser eerst het mogelijke moeten doen om de vordering bij de deelneming geïncasseerd te krijgen. De deelneming kan niet zomaar worden overgeslagen. In het voorbeeld heeft de bank bij de financiering van de deelneming de eerste hypotheek op het onroerend goed en verpanding van de overige materiële vaste activa én voorraden bedongen. De holding zal hierdoor niet aangesproken worden, omdat de bank bij de deelneming haar vordering zal binnenhalen door deze zekerheden in te winnen. De holding komt dan niet toe aan het vormen van een voorziening! 

Gebeurtenissen na balansdatum
Gebeurtenissen na balansdatum spelen een grote rol bij dit vraagstuk. RJk B10-107: "Met toekomstige gebeurtenissen die van betekenis kunnen zijn voor het bedrag dat nodig is om verplichtingen en verliezen af te wikkelen, wordt bij de bepaling van de hoogte van de voorziening rekening gehouden indien er voldoende objectieve aanwijzingen zijn dat die gebeurtenissen zullen plaatsvinden."

'Gebeurtenissen na balansdatum spelen een grote rol bij dit vraagstuk.'

Daarbij zal - als er een gerede verwachting bestaat dat de deelneming zelf aan haar verplichting kan voldoen - geen voorziening worden gevormd. Bijvoorbeeld als het verlies van de deelneming wordt veroorzaakt door een incidentele last (het voor het eerst opnemen van een reorganisatievoorziening), waardoor de onderneming in het volgende jaar winstgevend wordt. De accountant zal de situatie dus zorgvuldig moeten beoordelen (en vastleggen). Hierbij zal hij zijn keuze voor het al dan niet opnemen van de voorziening deelneming goed moet onderbouwen. Let op: de omvang van de voorziening is niet noodzakelijkerwijs gelijk aan het negatieve vermogen van de deelneming (RJk B10-125). 

403-verklaring
Bij afgifte van een verklaring overeenkomstig artikel 2: 403f BW, waarbij de holding schriftelijk verklaart zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor alle uit rechtshandelingen van de rechtspersoon voortvloeiende schulden door de deelneming, zal de schuldeiser van de deelneming zich rechtstreeks melden bij de holding. De opname van een voorziening voor het totale negatieve bedrag van de deelneming (in het voorbeeld € 100.000), is dan de juiste verwerking van deze verplichting. De holding deponeert, naast de geconsolideerde jaarrekening, de aansprakelijkheidsverklaring en de instemmingsverklaring bij het Handelsregister. 

Fase 3: inbaarheid vordering op de deelneming

Vaak verstrekt de holding liquide middelen voor de verlieslatende deelneming. Deze financiering wordt al snel verwerkt als ‘rekening-courant groepsmaatschappijen’. Bij de holding wordt dit opgenomen onder de kortlopende vorderingen en bij de deelneming bij de kortlopende schulden. Maar doet deze verwerking wel recht aan de intentie van de geldverstrekker? Wat is die intentie eigenlijk? Als de holding de deelneming financiert, dan zal er vóór het moment van financieren een gemotiveerde keuze moeten worden gemaakt ten aanzien van de vraag onder welke ‘titel’ het geld wordt overgemaakt. Hiervoor bestaan de volgende (niet limitatieve) mogelijkheden:

  1. een 'netto-investering'; 
  2. een verstrekte (zakelijke) lening/rekening-courant. 

Ad a) Een netto-investering
Bij de waardering van de belangen in een deelneming met een negatief vermogen worden ook de andere langlopende belangen in de deelneming betrokken. Deze moeten feitelijk worden aangemerkt als een onderdeel van de netto-investering. Zo is een post waarvan de afwikkeling niet in de nabije toekomst wordt verwacht, in wezen een verhoging van de netto-investering (RJk B3-119a). 

'De holding kan er ook bewust voor kiezen om het risicodragend kapitaal te vergroten.'

De holding kan er ook bewust voor kiezen om het risicodragend kapitaal te vergroten. Feitelijk wordt de verstrekte financiering dan kwijtgescholden en omgezet naar eigen vermogen. Hiervoor zijn notulen van een Algemene Vergadering nodig, waarmee de aandeelhouder dit besluit bekrachtigt. Dit wordt verwerkt als agio (RJk B8-108). Deze verwerking heeft twee belangrijke voordelen voor de deelneming. De solvabiliteit blijft op peil en er is geen rente verschuldigd aan de holding. Dit verhoogt de rentabiliteit. De holding zal dan wel het totale negatieve resultaat van de dochter, zijnde € 150.000, als verlies (resultaat deelneming) moeten verwerken. 

Ad b) Verstrekte lening/rekening-courant
Een lening/rekening-courant aan de deelneming zal onder zakelijke condities worden verstrekt. Een overeenkomst met daarin afspraken over rente, aflossing én zekerheden is namelijk essentieel voor:

  • de fiscale positie van deze lening;
  • de positie ten opzichte van een (mogelijke) curator bij faillissement;
  • de beoordeling van de inbaarheid van de vordering.

Als er geenovereenkomst is, dan is de kans aanwezig dat de vordering niet inbaar is. Er is dan sprake van een bijzondere waardevermindering (RJk A2-301). De lening wordt afgeboekt met de negatieve waarde van de deelneming; in het voorbeeld € 100.000. Dit wordt bij de holding verwerkt als een bijzondere last. 

'Schuift de DGA uw advies (vanuit kostenoogpunt) terzijde, ga dan nog een stap verder in uw zorgplicht.'

Als er wel een overeenkomst is opgesteld, met daarbij voldoende zekerheden, dan zal de vordering, afhankelijk van de executiemogelijkheden, inbaar zijn. In het voorbeeld heeft de deelneming de primaire zekerheden overgedragen aan de bankier. Maar de holding kan wel de secundaire zekerheden bedingen, zoals een tweede hypotheekrecht (of positieve en negatieve hypotheekverklaring), of tweede pandrecht op de materiële vaste activa, voorraden en vorderingen. Hierdoor is de vordering inbaar. Voor deze overeenkomst is geen notariële akte voorgeschreven; deze kan onderhands worden opgesteld. 

Belangrijke rol voor de accountant

Bij een negatieve deelneming die door de holding wordt gefinancierd, heeft de accountant een belangrijke rol. Hij is immers als een van de eersten op de hoogte van het reilen en zeilen van de vennootschap(pen). Vanuit die positie zal hij:

  • alert moeten zijn op de juiste verwerking van de deelneming; en
  • zijn cliënt moeten attenderen op het belang van goede overeenkomsten tussen de holding en de deelneming.

Als er geen overeenkomsten zijn opgesteld, kan dit vergaande gevolgen hebben voor de vennootschappen. Een curator zal - bij het faillissement van een deelneming - de overeenkomst ook moeten respecteren, op voorwaarde dat deze tijdig is opgesteld en ondertekend. Als gevolg hiervan wordt de holding geen concurrente crediteur, maar moet de schuld worden terugbetaald aan de holding. Daarnaast is het evident dat de Belastingdienst waarde hecht aan een (zakelijke) overeenkomst. Ontbreekt deze overeenkomst, dan kan de dochter problemen krijgen met de fiscale aftrekbaarheid van de rente. De holding kan op haar beurt problemen krijgen met de aftrekbaarheid van de verstrekte lening.

Voorbeeld

Een holding heeft een 100 procent-belang in onderstaande vennootschap. De fiscale verkrijgingsprijs van de deelneming is € 18.000. De deelneming (kleine rechtspersoon) heeft aan het begin van het boekjaar een eigen vermogen van € 50.000. In het boekjaar ontstaat een verlies van € 150.000, waardoor het eigen vermogen daalt naar negatief € 100.000. Ter financiering van het verlies heeft de holding € 160.000 overgemaakt op de bankrekening van de deelneming. De deelneming heeft een financiering bij een bank met een maximale kredietlimiet van € 150.000. De bankier heeft als zekerheid een eerste hypotheek op het onroerend goed, verpanding van de overige materiële vaste activa en voorraden bedongen. Daarnaast heeft de holding de kredietovereenkomst met 'mede aansprakelijkheid' ondertekend.

De balans van de deelneming per 31 december 2017 ziet er als volgt uit:

John Weerdenburg schema 2 640x480

Voor accountants is het daarom belangrijk om hierin initiatief te nemen. Wijs de dga op het belang van een goede overeenkomst. Schuift de DGA uw advies (vanuit kostenoogpunt) terzijde, ga dan nog een stap verder in uw zorgplicht. Attendeer de dga nu ook schriftelijk op de vergaande consequenties die hij over zich afroept wanneer hij geen overeenkomst wil (laten) opstellen. Belandt uw schriftelijke advies bij het oud papier? Dan is de dga ook volledig verantwoordelijk voor de mogelijke consequenties.

John Weerdenburg AA is mede-oprichter van adviesorganisatie Auxilium Adviesgroep BV te Leusden.

Gerelateerd

7 reacties

Alle Bergsma

Beste John,

Dank voor je snelle antwoord. Ik snap je redenering dat deze post wel gauw op automatisme wordt verwerkt en dat dat meer nuancering behoeft.

Twee opmerkingen daarbij:
1. Ik zou het logischer vinden dat als een vz wordt gevormd, dat deze eerst op de RC-vordering wordt gevormd en pas daarna aan de creditzijde.

2. Als er een RC-vordering is, dan vind ik het vanuit voorzichtigheid te prefereren om in elk geval daar een vz te (moeten) vormen. Om zo in elk geval het vermogen van de beheer-bv niet te hoog te presenteren en dit niet aan een te rooskleurige verwachting van de directie over te laten.

Ook in het geval dat er een negatief vermogen+resultaat ontstaat door de vorming van een reorganisatievz die in de toekomst voor een positieve verandering moet zorgen. Voorzichtigheid: eerst zien en dan geloven...

John Weerdenburg

@Alle,
De vraag die in dit vraagstuk centraal staat is de mogelijke r/c schuld aan de moeder. Bij het verstrekken van liquiditeiten door moeder aan dochter zal moeten worden bepaald onder welke 'titel' dit plaatsvindt. In de praktijk blijkt dit vaak niet plaats te vinden en wordt dit onder r/c groepsmaatschappij verwerkt. Blijkbaar wordt hierbij veronderstelt dat de verlieslatende dochter een groot van deze schuld niet kan terugbetalen tot het bedrag van het negatief vermogen van de dochter. Dat is een automatisme dat te vaak tot ongewenste gevolgen resulteert. In mijn stuk wil ik de lezer laten nadenken over de rol die de accountant heeft bij de verwerking van deze post. Vandaar het benoemen van de stappen en de daarbij behoren consequenties. Je conclusie dat ik het andersom zou doen dan vaak in de praktijk wordt gedaan, klopt dus. Wellicht zal de SRA bundel hierover meer genuanceerd moeten worden..........

Alle Bergsma

In de SRA-bundel staat dat bij de waardering van deelnemingen lager dan nihil er 'in de praktijk reden zal zijn om [..] een voorziening (bijzondere waardevermindering) op uitstaande vorderingen te treffen'.

Bij een negatief EV bij de deelneming, kijken we altijd eerst of er een vz op de RC-vordering moet worden getroffen, pas daarna of er ook nog een vz aan de creditzijde moet worden opgenomen (afhankelijk van aansprakelijkheid ed).

Lees ik het goed in jouw stuk dat je dat andersom zou doen? Eerst fase 2 creditvz overwegen en daarna fase 3 een vz op RC-vordering? Of begrijp ik dat verkeerd?

John Weerdenburg

Arjan, je hebt helemaal gelijk. In deze situatie komt stap 1, de waardering, in beeld. Bij het onderdeel bij de netto-investering komt dat, indirect, in beeld. Hierbij zal de holding het totale verlies voor haar rekening nemen. Praktijk wijst echter uit dat de bewuste keuze om risico-dragend kapitaal te verstrekken niet vaak wordt gemaakt.

Rene van Wingerden

Bij een 403 situatie is de moeder niet aansprakelijk voor schulden die niet uit rechtshandelingen voortvloeien, zoals belastingschulden en claims op grond van onrechtmatige daad. Dus zelfs dan is het lang niet altijd zo dat de voorziening precies even groot is als het negatieve vermogen van de dochter. (Nog afgezien van stille reserves op activa van de dochter die ook bij 403 de beste schatting van het bedrag dat moeder kwijt zal zijn doen afwijken van de boekwaarde van het eigen vermogen.)

Arjan Brouwer

Beste John,

Dit is een relevant vraagstuk dat niet altijd de juiste aandacht krijgt. Bedankt voor deze bijdrage.

Een kleine opmerking. De andere langlopende belangen die feitelijk moeten worden aangemerkt als onderdeel van de netto-investering (zoals quasi-equity leningen, maar ook eventuele goodwill) zou je m.i. direct in jouw fase 1 mee moeten nemen. Bij verliezen breng je deze eerst in mindering op de deelnemingswaarde inclusief die andere langlopende belangen en pas daarna beoordeel je of aanvullend nog een voorziening getroffen moet worden vanwege aansprakelijkheid voor de schulden en of er afgewaardeerd moet worden op andere vorderingen op de deelneming.

Ed Suiker

Dit betekent dat de "standaard waarderingsgrondslag" zoals in veel rapportgeneratoren is opgenomen, te weten: "Indien de waardering van een deelneming volgens de nettovermogenswaarde negatief is, wordt deze op nihil
gewaardeerd. Indien en voor zover Houdster B.V. in deze situatie geheel of gedeeltelijk instaat voor de schulden
van de deelneming, dan wel het stellige voornemen heeft de deelneming tot betaling van haar schulden in staat te
stellen, wordt hiervoor een voorziening getroffen." onjuist is. De voorziening mag pas getroffen worden als er én een voornemen dan wel verplichting is én er een redelijke kans is op een uitgaande geldstroom (lees: kosten) voor Houdster B.V..
Als de dochter (op termijn) zelf aan haar verplichtingen kan voldoen dus geen voorziening, ook niet op de eventuele vordering.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.