De parkeergarage uit zonder te betalen: battle of forms
Een parkeerder besluit om nauw aan te sluiten bij een voorganger bij het uitrijden van de parkeergarage, om zo onder de slagboom door te glippen. Er blijken twee verschillende algemene voorwaarden te zijn, met verschillende rechtsgevolgen. Welke geldt?
Carolin Vethanayagam
Op 14 november 2017 deed de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak over een zaak rond parkeergaragebedrijf Q-Park. Q-Park hanteert voor een parkeergarage in Utrecht twee sets algemene voorwaarden:
- op een informatiebord voor de slagboom van een parkeergarage verwijst Q-Park naar de door haar gebruikte algemene voorwaarden.
- op de inritterminal (parkeerticketautomaat) voor de slagboom van de parkeergarage is de volgende tekst vermeld: "Uitrijden zonder betalen wordt direct gemeld bij onze gerechtsdeurwaarder. Als gevolg hiervan wordt het dagtarief en alle bijkomende kosten in rekening gebracht."
Een gebruiker van de parkeergarage verlaat de parkeergarage zonder te betalen, door vlak achter een voorganger aan te rijden nadat de slagboom open gaat ('treintje rijden'). De vraag was vervolgens aan welke voorwaarden deze gebruiker gebonden was, met het oog op het vaststellen van de aan Q-Park verschuldigde bedragen.
Bij toepasselijkheid van de eerste set algemene voorwaarden moest de gebruiker namelijk het tarief verloren kaart betalen, alsook een aanvullende schadevergoeding van driehonderd euro voor het onbetaald verlaten van de parkeergarage. Bij toepasselijkheid van de tweede set algemene voorwaarden moest de gebruiker enkel het dagtarief van 30 euro en bijkomende kosten betalen.
Het oordeel
De Rechtbank stelt voorop dat Q-Park voor een en dezelfde situatie - te weten het verlaten van de parkeergarage zonder te betalen - twee sets van algemene voorwaarden gebruikt, die verschillende rechtsgevolgen in het leven roepen. Uit rechtspraak volgt dat in een dergelijk geval door uitleg moet worden vastgesteld welke regeling voorgaat.
De Rechtbank komt vervolgens tot de conclusie dat de tweede set algemene voorwaarden voorgaat, ook omdat de gebruiker van de parkeergarage hierop mag vertrouwen. Doorslaggevend hierbij was dat de algemene voorwaarden op het informatiebord (eerste set) voor wat betreft de inhoud niet direct kenbaar was voor de wederpartij van Q-Park, in tegenstelling tot de tweede set algemene voorwaarden.
De informatie die op de inritterminal was vermeld is volgens de Rechtbank concreet ten aanzien van de gevolgen die het heeft als de parkeergarage zonder te betalen wordt verlaten. Ook was van belang dat de verwijzing naar de toepasselijkheid van algemene voorwaarden op een bord minder aandacht vraagt dan de vermelding van een concrete voorwaarde op de inritterminal. Zo kan een bord een gebruiker van de parkeergarage zijn ontgaan, maar de inritterminal niet. De gebruiker zal hierop zijn aandacht wel moeten vestigen om een inritkaartje te verkrijgen, aldus de Rechtbank.
Om die reden kan Q-Park de gebruiker daarom enkel aanspreken tot vergoeding van het dagtarief en eventuele bijkomende kosten, en niet tot de hogere vergoeding die zij in de eerste set algemene voorwaarden had bedongen. Omdat Q-Park de bijkomende kosten niet voldoende had onderbouwd, kon zij 'slechts' aanspraak maken op het dagtarief van 30 euro.
Tegenstrijdigheden
Bij het hanteren van meerdere sets algemene voorwaarden moet u dus goed in de gaten houden of er sprake is van tegenstrijdigheden en deze zo nodig opheffen door de rechtsgevolgen zoveel mogelijk gelijk te laten lopen, op een voor u zo voordelig mogelijke wijze. Had Q-Park ook bij de inritterminal vermeld dat de gebruiker van de parkeergarage in geval van uitrijden zonder te betalen een schadevergoeding van driehonderd euro - naast het dagtarief - moest betalen, dan had zij deze bedragen in beginsel kunnen incasseren.