Belastingen

In de praktijk: Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en Duitsland

Sinds 1 januari 2016 geldt tussen de bondsrepubliek Duitsland en Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. Dat verdrag is al eerder, op 12 april 2012, gesloten. Wat betekent het in de praktijk?

Atse van der Hoek

Als een persoon woont of gevestigd is in Nederland, maar in Duitsland inkomen geniet, kan het gebeuren dat het inkomen voor dezelfde periode in Nederland én in Duitsland wordt belast. Dan is sprake van dubbele belasting, die schadelijk is voor de economische activiteit(en) tussen beide landen.

Dit probleem doet zich natuurlijk niet alleen voor tussen Nederland en Duitsland. De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) heeft een modelovereenkomst ter voorkoming van dubbele belasting opgesteld. Die overeenkomst vormt de grondslag voor het in april 2012 gesloten verdrag tussen Duitsland en Nederland. Dat verdrag is zowel gericht op het vermijden van dubbele belasting als het voorkomen van het vermijden van belasting. Dit nieuwe belastingverdrag met Duitsland is op 1 januari 2016 in werking getreden en vervangt het vorige verdrag uit 1959.

Tijd om het fenomeen dubbele belasting nader onder de loep te nemen. Ik beperk me daarbij tot relevante aspecten voor ondernemers die in Duitsland zaken (willen gaan) doen en hun accountants. Het verdrag is beperkt tot de inkomsten-, loon-, vennootschaps- en dividendbelasting. Het heeft dus geen betrekking op de btw of erfbelasting. Ook de Duitse 'Gewerbesteuer', een gemeentebelasting gebaseerd op de winst van een onderneming, valt onder het verdrag.

Zaken doen in Duitsland

Nederlandse ondernemers kunnen op verschillende manieren zaken doen in Duitsland. Een paar veel voorkomende vormen en hun fiscale gevolgen. 

1. Exporteren
Verkoopt een ondernemer zijn producten vanuit Nederland aan afnemers in Duitsland, dan is er geen risico op dubbele belasting. Het met exporteren verdiende inkomen is uitsluitend in Nederland belastbaar. Ook de winsten uit de verkoop via een Duitse kommisionair zijn niet in Duitsland belastbaar. 

2. Vestiging in Duitsland
Als de zaken goed lopen en een ondernemer een filiaal (zonder rechtspersoonlijkheid) opent in Duitsland, dan zijn de daar (het verdrag gebruikt de woorden 'vaste inrichting') gemaakte winsten in Duitsland belastbaar.

Hier dreigt heffing van dubbele belasting. Omdat het vermogen van de Duitse vestiging deel uitmaakt van het vermogen van de Nederlandse onderneming, is de in Duitsland gemaakte winst ook in Nederland belastbaar. Het verdrag voorkomt dubbele heffing, door te bepalen dat de winst van de Duitse vaste inrichting in Duitsland en niet in Nederland belast mag worden.

Als vaste inrichting geldt een plaats waar leiding wordt gegeven, een filiaal, kantoor of fabriek, maar ook een mijn of een bouwwerk. Uitgangspunt is dat die vaste inrichting langer duurt dan twaalf maanden. Ook werkzaamheden voor de Duitse kust (waar Duitsland territoriale macht heeft), die langer dan dertig dagen duren, worden als vaste inrichting beschouwd en in Duitsland belast.

Daarbij wordt ervan uitgegaan dat voor de winstallocatie de verrekeningsprijzen tussen de Duitse vestiging en (andere vestigingen van) de Nederlandse eigenaar vergelijkbaar zijn met prijzen die voor transacties met derde partijen gelden. Zo niet, dan kan de winstallocatie worden aangepast en de belasting wordt gebaseerd op de aangepaste winst. Het nieuwe verdrag schrijft expliciet voor dat een winstaanpassing in de ene staat leidt tot een 'spiegelbeeldige' aanpassing in de andere staat.

Winsten uit een vaste inrichting in Duitsland zijn in Duitsland belastbaar. De winst moet worden berekend volgende Duitse fiscale normen. Het (Nederlandse) personeel van de Duitse vaste inrichting moet ook volgens de Duitse wetgeving belast worden, dus er wordt Duitse loonbelasting geheven.

Niet elke aanwezigheid in een gebouw in Duitsland geldt als vaste inrichting. Als er een uitleverings-magazijn met personeel in Duitsland wordt aangehouden, dan zijn winsten die in die vestiging worden gemaakt niet in Duitsland belastbaar.

Tot een vaste inrichting behoren dus niet: een magazijn, de daar aangehouden voorraad, een inkoopvestiging, of een voorraad die ter plaatse bewerkingen door derden ondergaat. Dit geldt ook voor een vestiging die zich beperkt tot ondersteunende of voorbereidende taken voor de Nederlandse 'moeder'.

Grensoverschrijdend bedrijventerrein

Het verdrag voorziet daarnaast in een tweede mogelijkheid om een vaste inrichting in Duitsland te hebben, zonder dat de daar gemaakte winsten in Duitsland
belastbaar zijn.

Als de vaste inrichting op het Duitse gedeelte van een zogenaamde 'grensoverschrijdend bedrijventerrein' wordt gevestigd, zijn de daar gemaakte winsten niet in Duitsland belastbaar. Op de grens tussen Nederland en Duitsland bestaan twee van dergelijke terreinen (Avantis in Heerlen/ Aken en Europark in Coevorden/Emlichheim).

Voordeel: de Nederlandse moeder heeft een Duitse vaste inrichting, maar de winsten worden in Nederland belast. Er hoeft geen boekhouding naar Duitse regels te worden gevoerd. Ook de allocatie van de winst kan niet leiden tot ongewenste belastingplicht in Duitsland.

Voor in Nederland wonend personeel van zo'n vestiging mogen volgens de Nederlandse wetgeving loonbelasting en premies sociale verzekeringen geheven worden.

Als de Nederlandse ondernemer de risico's van zijn Nederlandse en Duitse activiteiten van elkaar wil scheiden kunnen de Duitse activiteiten in een Duitse vennootschap worden ondergebracht, bijvoorbeeld een GmbH (de Duitse BV). Als de GmbH vanuit Duitsland wordt geleid zijn de winsten in Duitsland belastbaar, ook al bevinden de aandelen zich in Nederlandse handen.

Dividenden die de dochtermaatschappij uitkeert zijn in Nederland belastbaar, maar het verdrag voorziet in de mogelijkheid dat Duitsland maximaal vijf procent bronbelasting heft.

Voor de bovenstaande fiscale behandeling van activiteiten in Duitsland maakt het niet uit of de Nederlandse onderneming een eenmanszaak is, een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (cv, vof) of een vennootschap met rechtspersoonlijkheid (BV, NV). Het verdrag geldt niet alleen voor de inkomstenbelasting, maar ook voor de vennootschapsbelasting.

Drs. Atse C. van der Hoek is registeraccountant en tevens Wirtschaftsprüfer (lid van de Duitse Wirtschaftsprüferkammer in Berlijn). Hij werkt vanuit een eigen kantoor in Hannover.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.