Fraude in praktijk (14)

Cliëntenonderzoek

Enkele jaren geleden kwam een grote zakelijke relatie van een Nederlandse bank in financieringsnood. Deze nood is volgens de klant ontstaan door een locale crisis als gevolg van de tsunami.

De Nederlandse bank heeft al jaren een relatie met deze klant. Na divers overleg is destijds besloten de uitstaande rekeningcourantvordering op de klant om te zetten in een middellangetermijnlening. Destijds zijn diverse gesprekken gevoerd tussen de klant en de bank en is het vermogen van de klant bepaald aan de hand van jaarstukken en kadastraal onderzoek. Sindsdien heeft de klant zijn betalingsverplichtingen ten aanzien van de lening altijd tijdig voldaan.

Tijdens de kredietcrisis ontstaat echter achterstand op de betaaltermijnen van de lening. Bij het beoordelen van het klantdossier valt een medewerker van de bank een aantal zaken op. Zo constateert hij dat de holding van de klant is gevestigd op Bermuda. Daarnaast valt hem op dat de verklaringen die destijds bij de jaarcijfers zijn opgesteld, telkens van een hem onbekende accountantsfirma afkomstig zijn.

Na overleg met de relatiebeheerder en juridische zaken besluit de bank nader cliëntonderzoek te doen naar de achtergrond en het vermogen van de klant, omdat de bank 'twijfelt aan de betrouwbaarheid van de eerder verkregen documentatie' (WWFT, artikel 3, lid 3d). Zij voert deze werkzaamheden uit binnen de kaders van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme. (DE WWFT vervangt de wet Melding Ongebruikelijke  Transacties en de Wet Identificatie bij dienstverlening.) Deze wet is van kracht sinds 1 augustus 2008 en verwacht van financiële instellingen dat zij op diverse momenten cliëntonderzoek uitvoeren.
De bank vraagt een forensisch expert haar te ondersteunen in haar onderzoek naar het bestaan en de omvang van het gestelde vermogen alsmede naar de achtergrond van de kant.

Uit het achtergrond onderzoek blijkt dat de klant de laatste jaren enkele malen het locale nieuws heeft gehaald, omtrent hij zijn vermogen door middel van dubieuze vastgoedtransacties zou hebben vergaard. De bank besluit tot diepgaander onderzoek. Alsdan blijkt dat de dossierstukken niet naar waarheid te zijn opgemaakt. Zo blijken de jaarrekeningen niet authentiek te zijn en blijkt het accountantskantoor dat de pandlijsten destijds heeft opgesteld niet te (hebben) bestaan.

Voor financiële instellingen geldt dat zij onder meer: het risicoprofiel van haar klanten in kaart brengt, procedures inricht voor cliëntonderzoek (inclusief voor klantacceptatie en -identificatie) en afstemt op de risicogevoeligheid voor witwassen en/of de financiering van terrorisme, en op klant(transacties) toeziet met het oog op ongebruikelijke transacties die gemeld moeten worden aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.

Het doen van (aanvullend) cliëntonderzoek maakt hier een belangrijk deel van uit. De controlerend accountant dient (COS 250) bij de planning en uitvoering van de controlewerkzaamheden hiermee rekening te houden, of nader onderzoek te doen indien hij aanwijzingen heeft voor frauderisico's ter zake (COS 240). Naast financiële schade kunnen niet-toereikende procedures ook leiden tot reputatieschade voor de instelling, doordat zij klanten heeft die betrokken zijn bij of verbonden zijn met activiteiten waarmee de financiële instelling zich niet wenst te vermengen.

Deze rubriek wordt verzorgd door: Remco de Groot, KPMG Integrity & Investigation Servces, Michel Grummel, Deloitte Forensic & Dispute Services, Ellen van Nimwegen, PricewaterhouseCoopers Dispute Analysis & Investigation Services.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.