Fraude in praktijk (3)

Manipulatie vervalsing, wijziging of meer?

Een accountant heeft een opdracht tot een wettelijke controle van de jaarrekening bij een onderneming met vier divisies. Iedere divisie heeft een directeur en hierboven fungeert een bestuur.

Tijdens de controle van de jaarrekening verneemt de accountant dat de directeur van een divisie leveranciers benadert met het verzoek om dit boekjaar alvast facturen te sturen voor werkzaamheden die mogelijk in het volgend boekjaar worden verricht. De directeur wil met deze facturen kosten van komend boekjaar ten laste van het huidige boekjaar brengen om op deze wijze een appeltje voor de dorst te creëren.

De accountant, bekend geworden met het vorenstaande, zal de omschrijving op de factuur, de al dan niet geleverde prestatie, het aanwezig zijn van opzet (is er sprake van een fout of van fraude?) onderzoeken. De accountant dient bij de beoordeling van de vraag of hier sprake is van fraude te onderzoeken of er opzettelijk wordt gehandeld, misleiding wordt gebruikt of een wederrechtelijk voordeel wordt behaald. Indien blijkt dat sprake is van een aanwijzing voor fraude stelt hij het bestuur schriftelijk hiervan op de hoogte, alsmede van het uit te voeren aanvullend onderzoek.

Het aanvullend onderzoek is gericht op het vaststellen van de aard en de omvang van de fraude, teneinde de implicaties voor de jaarrekening te kunnen beoordelen. De accountant gaat tevens na of er ook mogelijk sprake kan zijn van fraude in andere onderdelen van de controle, bijvoorbeeld vergelijkbare transacties met andere leveranciers.

Als blijkt dat de omschrijving op de facturen betrekking heeft op de werkzaamheden die al verricht zijn, en niet op werkzaamheden die nog verricht moeten worden, en die (foutieve) omschrijving is toegepast met opzet, dan is er sprake van een redelijk vermoeden van fraude. De beoogde toerekening van kosten leidt er toe dat de jaarrekening in het eerste jaar een te ‘somber' beeld geeft, maar in het tweede jaar wellicht een te ‘rooskleurig' beeld, indien het schuiven met kosten inderdaad zou plaatsvinden. De directeur zou dit bijvoorbeeld kunnen doen om zodoende het jaar erop op eenvoudige wijze zijn targets te kunnen behalen.

De accountant informeert het bestuur schriftelijk over de uitkomsten van het aanvullend onderzoek en stelt hen op de hoogte van eventuele tekortkomingen in de interne beheersing. Indien sprake is van een redelijk vermoeden van materiële fraude, dan dient de accountant erop toe te zien dat de cliënt onverwijld onderzoek verricht en een schriftelijk plan opstelt om de gevolgen van de fraude voor zover mogelijk ongedaan te maken en maatregelen te treffen om herhaling te voorkomen.

Alleen als de cliënt deze maatregelen heeft genomen, hoeft de accountant geen melding te doen bij een opsporingsambtenaar.

Deze rubriek wordt verzorgd door: Remco de Groot, KPMG Integrity & Investigation Services, Michel Grummel, Deloitte Forensic & Dispute Services, Bernard Prins, PricewaterhouseCoopers Dispute Analysis & Investigation Services.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.