Rechter onjuist voorgelicht met ongefundeerde conclusies
Een registeraccountant stelt voor een gerechtelijke procedure als partijdeskundige een rapport van feitelijke bevindingen op met ondeugdelijke conclusies. Hij verzuimt te overleggen met de rechtbank, zoals de Standaard voorschrijft die hij ten onrechte hanteert.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 24/1886 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 06 september 2024
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- tijdelijke doorhaling 1 maand
- Status:
- nog niet definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2024:65
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een in 2011 opgerichte bv koopt en verkoopt agrarische grond nabij woon- en bedrijfskernen met het oog op grondspeculatie. Het bedrijf wordt in oktober 2021 failliet verklaard. De faillissementscurator stelt de dga en diens holding aansprakelijk voor onbehoorlijk bestuur en het overhevelen van bezittingen van de onderneming naar een ander bedrijf. Volgens de curator hebben de dga en zijn holding de onderneming vóór het faillissement door middel van allerlei constructies feitelijk om niet overgedragen aan een andere bv. Hierdoor zijn ten onrechte vermogensbestanddelen onttrokken aan de boedel van het grondspeculatiebedrijf.
In juli 2023 dagvaardt de curator de dga, de holding en de verkrijger van de bezittingen. De dga laat een registeraccountant een rapport opstellen. In de opdrachtbevestiging voor de 'Review administratieve posten dagvaarding' verwijst de accountant naar Standaard 4400N voor opdrachten om overeengekomen specifieke werkzaamheden te verrichten. Vier maanden later brengt de accountant zijn rapport uit. In de begeleidende brief staat dat het doel van de opdracht is:
- de administratieve punten, zoals benoemd in de dagvaarding, te duiden aan de hand van achterliggende omstandigheden en onderliggende stukken;
- op basis van deze duiding te beoordelen of de administratieve verwerking van de desbetreffende punten, vanuit een reguliere bedrijfsvoering bezien, is aan te merken als aannemelijk, ofwel: niet onaannemelijk of bedrijfsvreemd.
De dga en zijn holding gebruiken de rapportage in de civiele procedure, waarin de curator bij de rechtbank Noord-Holland onder meer betaling van het boedeltekort in het faillissement vordert. De curator sommeert de accountant de rapportage in te trekken omdat deze volgens hem niet in overeenstemming is met Standaard 4400N en dreigt een tuchtklacht in te dienen als de accountant niet voldoet aan de sommatie.
De accountant geeft aan dat hij niet van plan is het rapport in te trekken en dient een klacht tegen de curator in bij de rechter-commissaris, alsmede een tuchtklacht tegen een kantoorgenoot van de curator. De rechter-commissaris verklaart de klacht tegen de curator ongegrond; de tuchtprocedure tegen de kantoorgenoot van de curator loopt nog. De curator dient een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
- een rapport van feitelijke bevindingen afgegeven dat niet voldoet aan de eisen;
- evident onjuiste conclusies getrokken;
- niet vermeld dat hij het rapport als partijdig accountant heeft opgesteld;
- zich niet toetsbaar opgesteld.
Oordeel
De klachtonderdelen a, b en c zijn gegrond, klachtonderdeel d is ongegrond.
Toetsingskader
De Accountantskamer toetst aan de VGBA en Standaard 4400N, die de accountant zegt te hebben toegepast. Volgens vaste rechtspraak is het niet de bedoeling van een tuchtrechtelijke procedure om de inhoud of totstandkoming van een partijdeskundigenrapport opnieuw en integraal te beoordelen, maar om te toetsen of de accountant bij het opstellen van zijn rapport in strijd heeft gehandeld met de beroeps- en gedragsregels. Als partijdeskundige mag de accountant niet enkel en alleen het belang van zijn opdrachtgever dienen, maar moet de accountant ook oog hebben voor het algemeen belang, met name het algemene belang bij rechtspraak die op objectieve waarheidsvinding berust.
Omdat een accountant volgens de VGBA het algemeen belang moet dienen, zal de rapportage moeten berusten op een deugdelijke grondslag en zal het rapport correcte, volledige gegevens en eventuele beperkingen en voorbehouden moeten bevatten, vooral ook omdat de accountant zelf aangeeft dat het mede bedoeld is voor de gerechtelijke instanties.
Ad a Niet conform 4400N
Bij een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden bepaalt de accountant de uitgangspunten van en de werkzaamheden voor de opdracht in overleg met de beoogde gebruikers van zijn rapport. De beoogde gebruikers bepalen of deze werkzaamheden toereikend en geschikt zijn voor het doel waarvoor zij het rapport willen gebruiken. Dit is een duidelijk verschil met assurance-opdrachten, waarbij de accountant moet komen met een oordeel of conclusie over het getrouwe beeld van informatie of de naleving van voorgeschreven vereisten. Bij assurance-opdrachten bepaalt de accountant zelfstandig welke werkzaamheden deze zal verrichten en of die werkzaamheden toereikend zijn voor het oordeel.
Opdat de gebruikers een goede afweging kunnen maken, moet de accountant de specifiek overeengekomen werkzaamheden en feitelijke bevindingen gedetailleerd beschrijven. Standaard 4400N.13 stelt over de feitelijke bevinding dat:
- die de uitkomst is die volgt uit de werkzaamheden en die de accountant kan onderbouwen met de verkregen informatie;
- dit een waarneming, constatering of een recapitulatie daarvan is die op enig moment objectief is vast te stellen;
- die objectief kan worden geverifieerd;
- verschillende accountants geacht worden tot gelijkwaardige resultaten te komen als zij dezelfde werkzaamheden verrichten;
- de accountant in het rapport geen uitspraak doet over het totale object waarop de werkzaamheden betrekking hebben;
- de accountant dus geen overall-conclusie trekt;
- de accountant op onderdelen wel een conclusie kan trekken, maar daarbij terminologie moet vermijden die de indruk wekt dat een assurance-opdracht is uitgevoerd.
Volgens Standaard 4400N.3 moet de accountant in overleg met de beoogde gebruikers van zijn rapport de specifieke werkzaamheden en de uitgangspunten voor de opdracht vaststellen. In het rapport van de accountant staat dat het bedoeld is voor:
- de dga en diens holding;
- diens advocaat; en
- de gerechtelijke instanties.
Omdat de rapportage mede bedoeld is voor gerechtelijke instanties had het op de weg van de accountant gelegen om over zijn werkzaamheden in overleg te treden met de Rechtbank Noord-Holland. Door hierover niet te overleggen, heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Of de rechtbank bereid zou zijn geweest zulk overleg te voeren, doet er niet toe. Van de accountant wordt verlangd dat deze goed nagaat wat voor soort opdracht gewenst of noodzakelijk én mogelijk is in de gegeven situatie. De accountant had er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om met de dga een 'overige opdracht' overeen te komen, waarop geen Standaard van toepassing is. Dan had hij aansluiting kunnen zoeken bij Handreiking 1111 (Overige opdrachten) en Handreiking 1127 (Ondersteuning bij [potentiële] geschillen). De accountant heeft immers een rapport geschreven dat bedoeld was om te worden ingebracht in de procedure bij de rechtbank.
Bovendien rapporteert de accountant niet alleen feitelijke bevindingen (in de zin van Standaard 4400N.13), maar trekt hij ook conclusies over punten die niet louter objectief zijn vast te stellen. Dat volgt al uit de beschrijving van het doel van de opdracht, waarin wordt gesproken van 'duiden', 'op basis van deze duiding beoordelen' en 'aannemelijk' ('niet onaannemelijk of bedrijfsvreemd'). Zulke aanduidingen laten ruimte voor subjectieve invulling en vergroten zij de mate van subjectiviteit nog verder als zij in één opdracht worden gecombineerd.
In het rapport meldt de accountant dat:
- hij de administratieve verwerking van een aantal punten heeft beoordeeld;
- de boekhouding ordentelijk is gevoerd;
- de verwerking van een viertal genoemde posten op hoofdlijnen vanuit een reguliere bedrijfsvoering bezien is aan merken als aannemelijk (lees: niet onaannemelijk of bedrijfsvreemd);
- de marge die de holding in rekening heeft gebracht aan het grondspeculatiebedrijf kan worden gezien als een acceptabel risico voor een inschatting (vooraf) van de verkoopverwachting.
Behalve dat de accountant zijn werkzaamheden niet heeft afgestemd met alle beoogde gebruikers heeft hij in strijd met Standaard 4400N.5 conclusies getrokken die niet passend zijn in een rapport van feitelijke bevindingen. Hiermee heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Ad b Onjuiste conclusies
Meer specifiek gaat het bij dit klachtonderdeel om:
- het hanteren van een onjuist uitgangspunt voor het onderzoek;
- de boekingen in rekening-courant;
- de post betaling loonheffing;
- de post overname huurbetalingen door de holding;
- de post crediteuren die is betaald door de verkrijgende bv;
- de posten inzake twee kopers van grond;
- de conclusie over de staat van de administratie.
Het uitgangspunt van het onderzoek
In onderdeel 2 van de rapportage staat dat de accountant de opdracht heeft aanvaard op basis van de omstandigheden die hem bekend zijn uit de dagvaarding. De accountant heeft niet nader toegelicht wat hij bedoelt met 'de omstandigheden'. In onderdeel 3 schrijft de accountant dat hij de punten vanuit de dagvaarding heeft geïnventariseerd en nader heeft geduid aan de hand van documenten en toelichtingen die de opdrachtgever ter onderbouwing heeft verstrekt.
De accountant moest zich dus richten naar de feiten zoals de curator die had gesteld in de dagvaarding en had daarbij het standpunt c.q. de feitelijke aannames van zijn opdrachtgever moeten vermelden. Dan was voor de lezers en gebruikers van het rapport direct duidelijk geweest dat het uitgevoerde onderzoek is gebaseerd op feitelijke aannames van zijn opdrachtgever en de accountant de juistheid daarvan niet heeft getoetst of niet kon toetsen. De gebruikers hadden dan moeten bepalen of de verrichte werkzaamheden toereikend en geschikt waren voor het doel van de rapportage en op basis daarvan een conclusie kunnen trekken.
In het rapport schetst de accountant een bedrijfsmodel van de groep waartoe het grondspeculatiebedrijf en de holding van de dga behoorden. Voor de weergave van dit bedrijfsmodel heeft hij zich gebaseerd op 'verstrekte inlichtingen en overgelegde documenten'. De accountant geeft verder aan dat hij de administratieve verwerking van de genoemde punten heeft beoordeeld tegen de achtergrond van het door hem geschetste bedrijfsmodel.
Bij de weergave van het bedrijfsmodel heeft de accountant echter geen rekening gehouden met wat de curator hierover stelt in de dagvaarding. De accountant volgt de 'verstrekte inlichtingen en overgelegde documenten' en is niet ingegaan op het standpunt van de curator, dat activiteiten en activa zijn overgeheveld naar de verkrijgende bv zonder dat daarvoor een vergoeding is betaald. In het rapport heeft de accountant onvoldoende duidelijk gemaakt dat hij voor zijn onderzoek is uitgegaan van bepaalde feitelijke aannames van zijn opdrachtgever, waarvan hij de juistheid niet heeft getoetst of kon toetsen (zie bijvoorbeeld deze uitspraak).
Op de zitting heeft de accountant gezegd dat hij buiten de juridische discussie van de curator en de dga/holding wilde blijven. Volgens de Accountantskamer is het niet mogelijk om alleen in te gaan op de administratieve verwerking van de genoemde punten en voorbij te gaan aan de juridische procedure, de geschilpunten en de vragen die de curator in dat verband heeft opgeworpen in de dagvaarding. Daarom heeft de accountant in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid respectievelijk van objectiviteit.
De post betaling loonheffing
De Accountantskamer vindt de conclusie over deze post onvolledig. Onder de gegeven omstandigheden had de accountant niet mogen volstaan met de constatering dat:
- het grondspeculatiebedrijf (formeel, de) inhoudingsplichtige was;
- de uiteindelijke betaling van de (door dat bedrijf) aangegeven en verschuldigde loonheffing is gedaan door de holding van de dga;
- daardoor een schuld van het bedrijf aan de holding van de dga is ontstaan.
De accountant had nader moeten onderzoeken bij welke vennootschap de werknemers in 2017 feitelijk werkzaam waren en vaststellen of het grondspeculatiebedrijf dan wel de verkrijgende bv een schuld aan holding van de dga had. Dat was namelijk van belang voor het afwikkelen van de rekening-courantverhouding tussen het grondspeculatiebedrijf en de holding van de dga. Een andere optie was geweest om uitdrukkelijk aan te geven dat hij dit punt niet had onderzocht.
De accountant heeft dit nagelaten en hiervoor op de zitting (desgevraagd) geen deugdelijke verklaring gegeven. Aldus heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Overname huurbetalingen holding
Volgens de curator heeft de accountant ten onrechte aangenomen dat de holding van de dga in totaal 207.987,50 euro aan huurbetalingen ten behoeve van het grondspeculatiebedrijf heeft gedaan. Volgens de curator is niet aangetoond dat de holding die daadwerkelijk heeft betaald en is ten onrechte geen rekening gehouden met de overgang van het personeel naar de verkrijgende bv in 2017. Sindsdien werden de gehuurde panden gebruikt door de verkrijgende bv en mochten de huurkosten dan ook niet via de rekening-courantverhouding in rekening worden gebracht aan het grondspeculatiebedrijf.
De accountant betwist dit en de Accountantskamer kan op basis van de overgelegde stukken niet vaststellen of de accountant op dit punt voldoende onderzoek heeft gedaan. Om het juiste verloop van de rekening-courantverhouding tussen het grondspeculatiebedrijf en de holding van de dga te bepalen is het echter wel degelijk van belang door welke vennootschap de gehuurde panden feitelijk werden gebruikt. Als dat de verkrijgende bv was dan hadden de huurbetalingen in beginsel niet ten laste van het grondspeculatiebedrijf mogen worden gebracht.
De accountant heeft de vraag wie feitelijk het genot had van de gehuurde panden niet gesteld. Dat had hij wel moeten doen, mede gezien de context van het geschil tussen de curator en de dga/holding en gezien het gemotiveerde standpunt van de curator. Door dit niet te doen, heeft de accountant in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Betaling crediteuren
In het verloopoverzicht 2019 heeft de accountant volgens de curator ten onrechte een post crediteuren betaald door de verkrijgende bv opgenomen, waardoor de vordering van het grondspeculatiebedrijf op de holding van de dga 74.790,95 euro lager uitvalt.
De Accountantskamer stelt vast dat uit de rapportage niet blijkt wat de accountant heeft onderzocht. Een nadere toelichting op deze post was op zijn plaats geweest. Op basis van de overgelegde stukken is niet duidelijk waarom de accountant deze post 'niet bedrijfsvreemd' vindt. Niet duidelijk is of het bij deze conclusie van de accountant gaat om:
- een weergave van een opvatting of een feitelijke aanname van de opdrachtgever, waarvan de accountant de juistheid niet heeft getoetst; of
- een eigen conclusie van de accountant, waarbij niet duidelijk is waarop deze conclusie is gebaseerd.
Door hierover onduidelijkheid te laten bestaan, heeft de accountant de schijn gewekt dat de conclusie berust op opvattingen of feitelijke aannames die hij als registeraccountant onderschrijft, met het risico dat uit de rapportage onjuiste conclusies kunnen worden getrokken. De accountant heeft hierdoor in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Twee grondkopers
Volgens de curator heeft de accountant ten onrechte posten, die verband houden met de terugkoopverplichting van het grondspeculatiebedrijf tegenover twee kopers van grond ten bedrage van 160.000 euro respectievelijk 211.165,88 euro, verwerkt in de rekening-courantverhouding tussen het grondspeculatiebedrijf en de holding van de dga. De accountant heeft zich bij deze posten naar eigen zeggen gebaseerd op de jaarrekeningen van het grondspeculatiebedrijf die een ander accountantskantoor heeft samengesteld. De boekingen vond hij niet bedrijfsvreemd. De beoordeling van beleidskeuzes en achterliggende omstandigheden vielen volgens de accountant buiten de reikwijdte van zijn opdracht.
Mede gezien de context van het geschil en de stellingen van de curator had de accountant volgens de Accountantskamer niet zonder eigen onderzoek mogen afgaan op de gegevens uit de samengestelde jaarrekeningen. De accountant heeft de verwerking van deze posten in de rapportage gepresenteerd als een feitelijke bevinding. Aan een samengestelde jaarrekening kan echter geen zekerheid worden ontleend over de nauwkeurigheid en de volledigheid van de historische financiële informatie. Zo is niet onderzocht bij welke vennootschap de teruggekochte grond terecht is gekomen.
Ook op de zitting heeft de accountant zijn keuze voor deze beperkte aanpak (desgevraagd) niet nader onderbouwd. De Accountantskamer vindt dat het gezien het doel van de opdracht op de weg van de accountant lag om hiernaar onderzoek te doen dan wel om uitdrukkelijk aan te geven dat hij dit punt niet had onderzocht en dus geen uitspraak kon doen over de juistheid van de verwerking. Door dit niet te doen, heeft de accountant in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Staat administratie
In zijn rapport concludeert de accountant dat de aangetroffen grootboekkaarten en ontvangen documenten geen aanleiding geven om te concluderen dat de inrichting van de administratie niet voldoet aan de daaraan te stellen maatstaf dan wel dat de documenten geen onderdeel van deze administratie zouden vormen.
Volgens de Accountantskamer is de algemene maatstaf voor de administratie van een rechtspersoon neergelegd in artikel 2:10 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin staat dat het bestuur verplicht is om van de vermogenstoestand en de werkzaamheden van de rechtspersoon zo'n administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers zodanig te bewaren, dat de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon te allen tijde kunnen worden gekend. De vraag is dan of de accountant op goede gronden heeft geconcludeerd dat de aangetroffen inrichting van de administratie van het grondspeculatiebedrijf voldoet aan deze maatstaf.
De Accountantskamer stelt nogmaals vast dat de accountant een conclusie trekt, terwijl dat niet past bij een 4400N-rapport. De inhoud van de conclusie vindt de tuchtrechter bovendien te stellig. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de administratie van enkele afzonderlijke juridische entiteiten binnen de groep door elkaar heen loopt. Zo worden regelmatig betalingen voor een rechtspersoon voldaan door een andere rechtspersoon uit de groep.
Hoewel de Accountantskamer weet dat dit binnen groepen ondernemingen vaker voorkomt, had deze praktijk tegen de achtergrond van het faillissement een 'red flag' voor de accountant moeten zijn. De curator gaat er immers van uit dat het grondspeculatiebedrijf ten nadele van zijn crediteuren bewust is achtergelaten als een 'lege huls', mede door het 'wegpoetsen van rekening-courantvorderingen'. Of deze stelling juist is, had de civiele rechter moeten beoordelen, maar de accountant had hier extra aandacht aan moeten besteden.
Binnen de groep hebben zich gedurende het jaar allerlei financiële mutaties voorgedaan, die pas na het einde van het jaar zijn verwerkt via voorafgaande journaalposten in de rekening-courantverhoudingen. Daardoor is er niet altijd een actueel inzicht in de bestaande rechten en verplichtingen en voldeed de aangetroffen administratie in ieder geval niet aan de maatstaf van het BW. De Accountantskamer vindt daarom dat de accountant zonder deugdelijke grondslag en in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft geconcludeerd dat de administratie voldoet aan de eisen.
Ad b Onjuiste conclusies
Gezien de voorgaande overwegingen zijn alle verwijten van dit klachtonderdeel gegrond.
Ad c Partijdigheid niet vermeld
In zijn opdrachtbevestiging en rapport laat de accountant onvermeld dat hij als partijdeskundige is opgetreden. Volgens de Accountantskamer had de accountant feitelijk een opdracht ter ondersteuning bij (potentiële) geschillen, waarop NBA-handreiking 1127 van toepassing is. In paragraaf 4.1 van die handreiking staat dat de accountant moet aangeven of hij wel of niet kan worden aangemerkt als onafhankelijk van de opdrachtgever. In het kader van deze opdracht is het van belang om aan de gebruiker duidelijk te maken of hier sprake is van een partijstandpunt. De accountant heeft dit nagelaten, waardoor het voor met name de rechtbank mogelijk niet duidelijk was in welke hoedanigheid de accountant zijn opdracht heeft uitgevoerd.
Ad d Toetsbaar opstellen
Volgens de curator heeft de accountant zich niet toetsbaar opgesteld door naar aanleiding van de sommatie om het rapport in te trekken een tuchtklacht in te dienen tegen de curator en een kantoorgenoot van de curator.
Volgens de Accountantskamer kan een accountant net als iedereen een klacht indienen tegen een advocaat als de accountant meent dat die zich in strijd met de beroepsregels heeft gedragen. Dat is alleen niet toegestaan als het indienen van een tuchtklacht een ander doel dient dan het laten toetsen van het handelen van de advocaat. Niet gebleken is dat het indienen van de tuchtklacht is ingegeven door iets anders dan de wens om het handelen van een advocaat te laten toetsen. De curator heeft evenmin aangetoond dat de houding van de accountant naar aanleiding van de sommatiebrief zodanig was, dat moet worden aangenomen dat hij hiermee in strijd heeft gehandeld met enig fundamenteel beginsel.
Maatregel
Tijdelijke doorhaling voor één maand. De accountant heeft in strijd gehandeld met twee fundamentele beginselen, heeft in de rapportage verwezen naar Standaard 4400N terwijl hij niet louter over feitelijke bevindingen heeft gerapporteerd en heeft op diverse punten in de rapportage conclusies getrokken zonder daarvoor een deugdelijke grondslag te hebben. Omdat de rapportage mede bedoeld was voor een civiele procedure bij de rechtbank Noord-Holland, had hij duidelijk moeten zijn over zijn rol als partijdeskundige. Met de rapportage heeft hij de objectieve waarheidsvinding belemmerd en de rechter onjuist voorgelicht.
Naar eigen zeggen heeft de accountant vrijwel geen ervaring met het opstellen van dit soort rapporten. Na vragen van de Accountantskamer heeft de accountant geen zelfreflectie getoond, terwijl hij het laakbare van zijn gedrag nog steeds niet inziet. Dit alles vraagt om een stevige correctie. Er zijn geen verlichtende omstandigheden.
Annotatie Lex van Almelo
Een zelfstandig bedrijfsonderdeel van een groep ondernemingen speculeert met de aan- en verkoop van grond bij stads- en dorpskernen en gaat tien jaar na oprichting failliet. De faillissementscurator meent uit de ondeugdelijke administratie te kunnen opmaken dat er voor het faillissement allerlei bezittingen van de grondspeculant zonder vergoeding zijn overgedragen aan een ander bedrijf en dat schuldeisers ook op andere manieren zijn benadeeld. In zijn ogen zijn de crediteuren benadeeld door het bedrijf leeg te trekken door onder meer rekening-courantvorderingen 'weg te poetsen'. De curator stelt de dga en diens holding aansprakelijk voor onbehoorlijk bestuur en begint een civiele procedure om hun het boedeltekort te laten aanzuiveren. De dga geeft een – onervaren – registeraccountant de opdracht om de administratie te 'reviewen' op de kritiekpunten die de curator in de dagvaarding aan de orde heeft gesteld.
In de opdrachtbevestiging schrijft de accountant dat hij te werk gaat volgens Standaard 4400N (Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden). Het doel van de opdracht is de kritiekpunten uit de dagvaarding te duiden aan de hand van achterliggende omstandigheden en onderliggende stukken en op basis daarvan te beoordelen of de administratieve verwerking niet onaannemelijk of niet bedrijfsvreemd is. In deze formulering ligt het trekken van conclusies al enigszins besloten en dat is taboe in een rapport van bevindingen volgens deze Standaard.
Als de curator de accountant sommeert het rapport in te trekken en dreigt een tuchtklacht tegen hem in te dienen als de accountant niet voldoet aan de sommatie handhaaft de accountant het rapport en dient een klacht bij de rechter-commissaris in tegen de curator (ongegrond) en een tuchtklacht tegen een kantoorgenoot van de curator (uitkomst medio september 2024 onbekend).
De Accountantskamer verklaart de klacht tegen de accountant grotendeels gegrond. Nu de accountant – onhandig genoeg - uitgaat van Standaard 4400N zal hij om te beginnen moeten overleggen met de gebruikers van zijn rapport. Met de belangrijkste gebruiker – de rechtbank – heeft de accountant niet overlegd over de uitgangspunten en uit te voeren werkzaamheden. De accountant schendt de Standaard bovendien door zich niet te beperken tot bevindingen, maar zelf conclusies te trekken. Tot overmaat van ramp zijn die conclusies ook nog onjuist en niet gebaseerd op een deugdelijke grondslag, omdat de accountant uitgaat van het uitgangspunt en het materiaal dat de opdrachtgever aanreikt en te weinig onderzoek doet. De conclusies vallen daardoor uiteraard uit in het voordeel van zijn opdrachtgever.
De accountant belemmert de gerechtelijke waarheidsvinding door de civiele rechter onjuist voor te lichten. Hij is ook niet helder geweest over zijn hoedanigheid als partijdeskundige.
De Accountantskamer geeft in deze uitspraak nogmaals aan wat je het best kunt doen wanneer een partij jou vraagt een rapport op te stellen ten behoeve van een civielrechtelijk geschil dat moet of kan worden beslecht door de rechter: kom een 'overige opdracht' overeen, want daarop is geen Standaard van toepassing. Zoek vervolgens aansluiting bij Handreiking 1111 (Overige opdrachten) en Handreiking 1127 (Ondersteuning bij [potentiële] geschillen).