Tuchtrecht

Onafhankelijkheidsregel niet gevolgd

Een registeraccountant heeft ten onrechte niet de door de ViO voorgeschreven toestemming van de compliance officer gevraagd om als huisaccountant en adviseur de boeken van een onderneming te controleren.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
21/471
Datum uitspraak:
09 juli 2024
Oordeel:
hoger beroep gegrond/klacht deels gegrond
Maatregel:
waarschuwing i.p.v. tijdelijke doorhaling
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2024:451

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een fabrikant van aluminium gevelconstructies en geluidsschermen laat de jaarrekeningen van een werk-bv en haar aandeelhouder (hierna: de houdster-bv) over 2013, 2014 en 2015 vrijwillig controleren door een registeraccountant die al sinds 2000 de controlerend accountant is van de houdster en de werk-bv. De accountant geeft goedkeurende verklaringen af bij de jaarrekeningen 2013, 2014 en 2015.

In mei 2017 wordt de werk-bv op eigen verzoek failliet verklaard. Volgens de directie is een project voor de levering van geluidsschermen de oorzaak. De fabrikant had de opdracht aangenomen voor 5,1 miljoen euro, maar er was veel meerwerk nodig en de opdrachtgever wilde dat niet betalen.

De faillissementscurator klaagt er bij de Accountantskamer over dat de accountant:

  1. niet professioneel-kritisch genoeg is geweest inzake een claim van een afnemer ten bedrage van 1,9 miljoen euro;
  2. de gehanteerde continuïteitsveronderstelling in de jaarrekeningen 2013-2015 niet professioneel-kritisch genoeg heeft beoordeeld (sub 1) en heeft meegewerkt aan het antedateren van een overeenkomst tot overdracht van machines (sub 2);
  3. niet professioneel-kritisch genoeg is geweest ten aanzien van de consolidatiekring die is gehanteerd in de (geconsolideerde) jaarrekeningen 2013 tot en met 2015 van de houdster;
  4. de volwaardigheid van een vordering van de fabrikant op een separate entiteit onvoldoende heeft gecontroleerd;
  5. niet heeft gecontroleerd of de vorderingen op participanten en deelnemingen in de jaarrekeningen van 2013 tot en met 2015 wel konden worden geïnd;
  6. de betalingen aan één van de directeuren uit hoofde van een management fee en het verhullen ervan onvoldoende heeft gecontroleerd;
  7. de deelneming van de houdster in een derde bv (in de jaarrekening 2013) onvoldoende heeft gecontroleerd;
  8. onvoldoende controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd ten aanzien van de waardering in de jaarrekeningen 2013-2015 van geactiveerde machines;
  9. onvoldoende onafhankelijk is geweest.

De Accountantskamer verklaart de klachtonderdelen a, b, c, d, e en i (deels) gegrond en de klachtonderdelen f, g en h ongegrond. De kamer legt een tijdelijke doorhaling voor één maand op. De accountant tekent hoger beroep aan.

Beroepsgronden

  1. Bij klachtonderdeel a heeft de Accountantskamer ten onrechte aangenomen dat de accountant onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar een mogelijke schadeclaim van een afnemer en de vraag of deze claim relevant was voor de jaarrekeningen van de houdster-bv; de kamer heeft in haar uitspraak de houdster-bv en een zuster-bv door elkaar gehaald en het was de zuster-bv die een geschil had met de afnemer; de accountant kon niets weten van de mogelijke claim en die claim dus ook niet betrekken bij de controle van de jaarrekeningen;
  2. Klachtonderdeel b-2 – over de rol van de accountant bij het beweerdelijk antedateren van de overeenkomst tot overdracht van de machines van een debiteur aan de houdster-bv – is ten onrechte gegrond verklaard; de kamer heeft de klacht ten onrechte uitgebreid en de accountant heeft de klant niet geadviseerd;
  3. Het is niet verplicht om alle (mogelijk) relevante feiten en omstandigheden in het Werkprogramma Consolidatie op te nemen, alleen de kern van de afwegingen moest worden vastgelegd en dat is gebeurd; er waren verschillende redenen om het bedrijfsonderdeel in kwestie niet mee te consolideren (klachtonderdeel c);
  4. Er bestond in 2013 en 2014 geen gerede twijfel over de volwaardigheid van de vordering van de houdster-bv op de separate entiteit; in het Werkprogramma Debiteuren 2013 en 2014 heeft de accountant vastgelegd dat deze vordering niet hoefde te worden afgewaardeerd en dat de voorziening volledig was verantwoord; het is niet verplicht om alle denkbare feiten en omstandigheden op te nemen in een werkprogramma; pas in 2015 was er een reden voor aanvullend onderzoek en daarom is de volwaardigheid van de vordering in die jaarrekening wel nader gecontroleerd (klachtonderdeel d);
  5. De Accountantskamer is ten onrechte voorbij gegaan aan het verweer dat het hier ging om gemakkelijke en overzichtelijke vorderingen op de eigen aandeelhouders, zonder grote risico’s; Standaard 230.8 vereist niet dat alle controle-informatie in het controledossier wordt vastgelegd; zeker niet als het gaat om overzichtelijke vorderingen waarbij weinig risico bestaat (klachtonderdeel e);
  6. Er is niet geklaagd over het ontbreken van de schriftelijke goedkeuring van de compliance officer, maar over het feit dat de accountant de controlewerkzaamheden heeft voortgezet, terwijl zijn kantoor ook andere diensten verrichtte voor het bedrijf; een hiaat in het compliance stelsel van zijn kantoor (dat overigens was goedgekeurd door de toezichthouder) valt de controlerend accountant niet tuchtrechtelijk te verwijten; de Verordening inzake de onafhankelijkheid bij assurance-opdrachten (ViO) is pas ingevoerd op 1 januari 2014 en gold destijds nog maar zeer kort (klachtonderdeel i-1);
  7. Er is door de curator niet geklaagd over de rolvermenging van adviserend en controlerend accountant; dit verwijt kwam pas op de zitting bij de Accountantskamer aan de orde, zodat de accountant zich daartegen niet gemotiveerd kon verweren; de ViO staat de combinatie van controleren en adviseren toe en volgens NBA-Handreiking 1131 ('Toepassing ViO') heeft een controlerend accountant zelfs een natuurlijke adviesfunctie; het gevaar van zelftoetsing deed zich niet voor, want de accountant vervulde geen beheersfuncties en nam niet deel aan besluitvormingsprocessen (klachtonderdeel i-2).

Oordeel

Het hoger beroep is gegrond voor wat betreft de maatregel en de klachtonderdelen a, b-2, c, d, e en i-2 zijn (alsnog) ongegrond. Klachtonderdeel i-1 is wel gegrond.

ad 1 Klachtonderdeel a Mogelijke claim

De afnemer heeft in februari 2011 een overeenkomst met (een onderdeel van) het bedrijf gesloten voor het ontwerpen, leveren en aanbrengen van hittebestendige wandtegels. De wandtegels werden geleverd door een Brits bedrijf, die het doorleverde aan en factureerde bij de afnemer. De afnemer heeft het bedrijfsonderdeel medio 2013 aansprakelijk gesteld, omdat de wandtegels onvoldoende hittebestendig zouden zijn gebleken.

De Accountantskamer heeft gezegd dat het voor de beoordeling van dit klachtonderdeel niet uitmaakt met welke entiteit het contract was gesloten. Daarmee gaat de kamer er volgens het college ten onrechte aan voorbij dat hij de accountant van de houdster-bv was en niet van het aansprakelijk gestelde bedrijfsonderdeel.

Het management heeft in de correspondentie over de afnemer de namen van verschillende vennootschappen uit de groep door elkaar gebruikt. De accountant was onbekend met de brieven aan het management waarin de afnemer het bedrijf(sonderdeel) voor het eerst aansprakelijk stelde. Niet is gebleken dat de accountant andere redenen had om bij zijn controle uit te gaan van een (mogelijke) claim tegen de houdster-bv in plaats van het bedrijfsonderdeel.

Dat de claim inderdaad gericht was tegen dat onderdeel blijkt uit het vonnis waarin de Raad van Arbitrage voor de Bouw oordeelt dat deze werk-bv (die handelde onder een groepsnaam) aansprakelijk is voor de schade van afnemer en die schade moet vergoeden. Het college vindt dus niet dat de accountant bij de controles van de jaarrekeningen van de houdster-bv onvoldoende professioneel-kritisch is geweest.

Ad 2 Klachtonderdeel b-2 Continuïteitsveronderstelling

Uit de stukken wordt duidelijk dat het management op een bepaald moment heeft besloten dat een separate entiteit - die te kampen had met tegenvallende financiering – enkele productiemachines zou verkopen aan de houdster-bv. Hiervoor werd een contract opgesteld met 31 december 2014 als datum van ondertekening, terwijl de overeenkomst in werkelijkheid pas in februari 2015 werd ondertekend.

Volgens het college wordt de accountant verweten dat hij heeft geadviseerd de overeenkomst te (laten) antedateren. In tegenstelling tot wat de Accountantskamer oordeelt, is volgens het college niet gebleken dat de accountant wist dat de overeenkomst was geantedateerd of dat hij het management zou hebben geadviseerd een andere datum te vermelden dan de datum van ondertekening.

De Accountantskamer merkt terecht op dat het antedateren van een overeenkomst juridisch niet toelaatbaar is, maar dat de overdracht van de machines met terugwerkende kracht tot 31 december 2014 op zichzelf wel is toegestaan. Door te adviseren de machines van de entiteit met terugwerkende kracht over te dragen aan de houdster-bv en het besluit daartoe te formaliseren heeft de accountant niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Ad 3 Klachtonderdeel c Consolidatiekring

Het gaat er bij dit klachtonderdeel om of de accountant voldoende controlewerkzaamheden heeft verricht om vast te stellen of behalve de houdster-bv en een werk-bv ook dit bedrijfsonderdeel had moeten worden opgenomen in de consolidatiekring en of hij die werkzaamheden behoorlijk heeft vastgelegd.

Het bestuur heeft ervoor gekozen het onderdeel niet mee te consolideren. De accountant vond dit een juiste keuze omdat het een separate entiteit was die los stond van de groep en waarover het bestuur zeggenschap noch de leiding had. De accountant heeft de kern van zijn afwegingen vastgelegd en aangekruist in de Checklists Consolidatie voor de jaren 2013, 2014 en 2015.

Gezien zijn bevindingen was er geen aanleiding om iets op te nemen over het niet meeconsolideren van deze entititeit. Wel heeft de accountant de relevante vennootschappen vermeld. De Accountantskamer heeft niet aangegeven wat de accountant nog meer had moeten vastleggen over de gehanteerde consolidatiekring.

Ad 4 Klachtonderdeel d Vordering separate entiteit

Uit het in hoger beroep overgelegde Werkprogramma Debiteuren 2013 en 2014 blijkt dat de accountant de volwaardigheid van de vordering wel heeft gecontroleerd. Het klachtonderdeel is ten aanzien van deze jaren ten onrechte gegrond verklaard.

Ad 5 Klachtonderdeel e Vorderingen op participanten en deelnemingen

Enkele van de bedoelde vorderingen kwamen uit boven de gehanteerde materialiteitsgrens. De accountant heeft in hoger beroep de toepasselijke aansluitingen overgelegd en daaruit blijkt dat hij zijn oordeel wel degelijk heeft toegelicht en onderbouwd. Het college ziet daarom niet in waarom de accountant op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld.

Ad 6 Klachtonderdeel i-1 Onafhankelijkheid

Artikel 28 ViO luidde in de relevante periode als volgt:

"1 Een bedreiging die een maatregel vereist doet zich voor wanneer een onaanvaardbaar risico van vertrouwdheid of eigenbelang ontstaat als gevolg van langdurige betrokkenheid van een key assurance-partner of een ander senior lid van het assurance-team bij dienstverlening aan dezelfde verantwoordelijke partij.

2 Na een periode van zeven aaneengesloten jaren betrokkenheid van een key assurance-partner of een ander senior lid bij een assurance-opdracht voor dezelfde verantwoordelijke partij, zonder dat sprake is van een bedreiging als bedoeld in het eerste lid, onderbouwt de eindverantwoordelijke accountant jaarlijks het ontbreken van een dergelijke bedreiging door:

  1. gemotiveerd vast te leggen dat de duur van de betrokkenheid in de gegeven omstandigheden geen bedreiging vormt voor de onafhankelijkheid;
  2. van een door de accountantseenheid aangewezen functionaris die niet betrokken is bij dienstverlening aan de verantwoordelijke partij, schriftelijke goedkeuring van deze vastlegging te verkrijgen;
  3. deze vastlegging en de schriftelijke goedkeuring in het assurance-dossier op te nemen."

In het klaagschrift wordt lid 2 geciteerd en wordt de accountant verder verweten dat hij – hoewel hij sinds 2005 fungeerde als controlerend accountant – de geldende regelgeving over onafhankelijkheid niet heeft gevolgd. In de klacht wordt niet met zoveel woorden ingegaan op het ontbreken van de schriftelijke goedkeuring van de kwaliteitsfunctionaris.

Volgens de accountant heeft hij wel contact gehad met de compliance officer van zijn kantoor. De accountant heeft echter erkend dat een schriftelijke goedkeuring van deze functionaris ontbrak. De accountant heeft niet onderbouwd dat een hiaat in het compliance-stelsel expliciet was toegestaan door het toezichtorgaan. Het staat vast dat hij als eindverantwoordelijk accountant de geldende wet- en regelgeving niet correct heeft toegepast.

Omdat de ViO is ingevoerd per 1 januari 2014 volgt het college het standpunt van de accountant dat er in het jaar 2014 sprake was van een tijdelijke omissie in het compliance-stelsel van het kantoor. Het ontbreken van een schriftelijke goedkeuring in dat boekjaar is weliswaar slordig, maar in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Voor de jaarrekening 2015 kan het ontbreken van een schriftelijke goedkeuring de accountant wel worden verweten. Hierbij heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Klachtonderdeel i-1 is dus gegrond.

Ad 7 Klachtonderdeel i-2 Onafhankelijkheid tegenover management

De curator heeft wel degelijk geklaagd over de combinatie van controle en advies. Zo staat in het klaagschrift dat de accountant in vergaande mate betrokken was bij de manier waarop de houdster-bv en de directie-bv werden bestuurd en hij het management voorzag van adviezen.

De accountant bestrijdt dat hij meedeed aan besluitvormingsprocessen, maar erkent dat hij is opgetreden als adviseur. Daarbij wijst hij terecht op paragraaf 2.6 van NBA-handreiking 1131, waaruit volgt dat samenloop van (assurance-)dienstverlening en advisering als natuurlijk complement van de assurance-functie niet is verboden en juist onderdeel kan uitmaken van de zorgplicht die een accountant ook heeft tegenover zijn cliënten.

Volgens het college heeft de accountant onderkend dat in deze samenloop een mogelijke bedreiging kon zijn gelegen en het gevaar van zelftoetsing school. Hij heeft in de Onafhankelijkheidschecklists bij de jaarrekeningen 2013, 2014 en 2015 genoteerd dat er geen sprake is van een beheersfunctie bij de cliënt. Anders dan de Accountantskamer vindt het college dat de accountant de afwezigheid van bedreigingen dus wel degelijk heeft toegelicht.

Maatregel

Waarschuwing in plaats van tijdelijke doorhaling. Klacht i-1 is gedeeltelijk gegrond voor zover het de controle van de jaarrekening 2015 betreft. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Gezien de aard en ernst van de geconstateerde overtreding is een waarschuwing passend en geboden.

Annotatie Lex van Almelo

Als een werk-bv uit een groep failliet gaat, dient de curator een flinke klacht in tegen de accountant die de laatste drie boekjaren bij vrijwillige controles de jaarrekeningen had goedgekeurd. De Accountantskamer verklaart het merendeel van de klachtonderdelen gegrond en schorst de accountant voor een maand. In hoger beroep komt de accountant beter beslagen ten ijs en verweert hij zich met succes tegen alle verwijten, op één na.

De accountant is al sinds 2000 de huisaccountant van de onderneming. Op grond van de ViO (artikel 28 lid 2) moet een key assurance-partner of een ander senior lid die zeven aaneengesloten jaren betrokken was bij een assurance-opdracht voor dezelfde klant het ontbreken van een bedreiging voor de onafhankelijkheid onderbouwen en vastleggen. Een kantoorfunctionaris die niet bij de opdracht betrokken is, moet deze vastlegging goedkeuren. In dit geval was dat de compliance officer van het kantoor. Die goedkeuring moet ook worden vastgelegd. De accountant ziet geen bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, omdat hij niet heeft deelgenomen aan besluitvormingsprocessen bij de klant. In hoger beroep gaat de tuchtrechter daarmee akkoord, omdat in paragraaf 2.6 van NBA-handreiking 1131 staat dat advisering als natuurlijk complement van de assurance-functie niet is verboden en juist kan behoren tot de zorgplicht die een accountant heeft tegenover de klant.

Het College van Beroep ziet voor 2014 zelfs het ontbreken van de handtekening van de compliance officer door de vingers, omdat de ViO nog maar net in werking was getreden. Maar bij de controle van de jaarrekening 2015 had die handtekening in het dossier moeten zitten.

reacties

Reageer op dit artikel

Spelregels debat

    Aanmelden nieuwsbrief

    Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

    Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.