Tuchtrecht

Valse btw-aangiften, Wwft-melding nagelaten

Een accountant-administratieconsulent dient jarenlang met opzet valse btw-aangiften in namens zijn klant en meldt niet dat deze van plan is vijftig mille contant te vragen bij de verkoop van zijn bedrijfspand.

Accountantskamer

Zaaknummers:
23/2188 Wtra AK
Datum uitspraak:
27 mei 2024
Oordeel:
gegrond
Maatregel:
doorhaling met herinschrijvingsverbod van vijf jaar
Status:
nog niet definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2024:14

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

De NBA klaagt in 2015 over het kwaliteitsstelsel van de praktijk van een accountant-administratieconsulent. De Accountantskamer verklaart deze klacht gegrond en legt een doorhaling op, waarbij de accountant zich op zijn vroegst na achttien maanden kan (proberen te) herinschrijven. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigt dit oordeel en deze maatregel in hoger beroep.

In mei 2018 wordt de accountant weer ingeschreven in het accountantsregister. Buiten hem werkt er nog één medewerker op zijn kantoor, dat in maart 2020 opnieuw wordt onderworpen aan een reguliere toetsing. De toetsers stellen tekortkomingen vast in twee dossiers. In hun ogen voldoet het kwaliteitssysteem van de accountantseenheid in opzet en werking niet aan de eisen. De Raad voor Toezicht vindt dat het stelsel verbetering behoeft en laat de accountant een verbeterplan indienen.

Op verzoek van de raad vult de accountant het verbeterplan nog tweemaal aan, waarna de raad het eind 2021 goedkeurt met de aankondiging dat de praktijk binnen één jaar zal worden hertoetst. In juli en september 2022 worden vijf dossiers getoetst, waarvan er drie onvoldoende worden bevonden; de Raad voor Toezicht oordeelt overeenkomstig. Op advies van de raad dient het NBA-bestuur in oktober 2023 een klacht in bij de Accountantskamer.

Ook een klant van de accountant, die een loodgieters- en dakdekkersbedrijf heeft, dient een klacht tegen de accountant in. De accountant stelde voor de klant al jaren de jaarrekening samen, verzorgde de belastingaangiften en verleende aanverwante diensten. De klant heeft eerst geklaagd bij de Klachtencommissie NBA, die de klacht begin 2023 grotendeels gegrond verklaart.

Klacht

De accountant heeft:

wat betreft de hertoetsing:

a. tekortkomingen in vijf getoetste dossiers, waaruit blijkt dat het kwaliteitssysteem al jaren niet voldoet aan de eisen.

wat betreft de klacht van de klant:

b. meerdere jaren willens en wetens onjuiste aangiften inkomstenbelasting ingediend en onjuiste btw-bedragen opgegeven bij de Belastingdienst;

c. andere klanten benaderd om geldleningen te verstrekken aan zijn klant wiens faillissement dreigde en die het niet lukte een bankfinanciering aan te trekken;

d. zijn klant met fysiek geweld bedreigd vanwege een onbetaalde factuur;

e. zijn Wwft-verplichting om ongebruikelijke transacties te melden verzaakt en het daarmee verband houdende tipping-off-verbod overtreden.

Oordeel

De klachtonderdelen c en d zijn geheel gegrond en klachtonderdelen a, b en e deels gegrond.

Ad a Kwaliteit

Bij de hertoetsing in juli en september 2022 zijn drie van de vijf getoetste dossiers onvoldoende bevonden. Sinds de reguliere kantoortoetsing in maart 2020 voldeed het kwaliteitssysteem van de accountantspraktijk bij de hertoetsing dus nog steeds niet aan de eisen. Bij een (vrijwillige) controleopdracht, een samenstellingsopdracht en een NOW-verklaring heeft de accountant onvoldoende werkzaamheden gepland, de werkzaamheden niet goed uitgevoerd en geen oordeelsvormingen opgenomen in de dossiers. De accountant heeft de bevindingen niet weersproken en geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de klacht.

De accountant heeft gewezen op de gezondheidsproblemen waarmee hij en zijn assistent-accountant kampten en op de hulp die hij heeft ingeschakeld van een adviesbedrijf. De accountant ervaart het als een schoffering dat het NBA-bestuur meent dat hij zijn kantoor niet naar het gewenste niveau kan brengen.

De Accountantskamer vindt dat de accountant ernstig tekort is geschoten in de basisvoorwaarden bij het uitvoeren van de opdrachten en het vastleggen van de uitgevoerde (controle)werkzaamheden. De inschrijving van de accountant is al eerder tijdelijk doorgehaald omdat de accountantseenheid bij toetsingen in 2008 en 2014 niet voldeed aan de normen. De accountant heeft echter pas in november 2021 het adviesbedrijf ingeschakeld en vanaf februari 2022 meer intensief bij het kantoor betrokken.

Dat gezondheidsproblemen roet in het eten hebben gegooid neemt de Accountantskamer zonder meer aan, maar privé-omstandigheden ontslaan hem niet van zijn verplichtingen als accountant. Wie de accountantstitel wil blijven voeren moet maatregelen nemen als persoonlijke omstandigheden hem/haar/hen beletten om de kwaliteit van de werkzaamheden op het vereiste niveau te houden. Als dat niet lukt, moet de accountant om doorhaling in het register vragen. Het maatschappelijk verkeer moet er immers op kunnen vertrouwen dat de accountant over een voldoende functionerend kwaliteitssysteem beschikt.

Ad b Onjuiste ib- en btw-aangiften

Uit e-mailberichten die de accountant heeft overgelegd blijkt dat hij van 2012 tot en met 2019 bewust te lage btw-aangiften heeft gedaan voor het loodgieters- en dakdekkersbedrijf. Hij gaf de klant de conceptaangifte btw en vroeg vervolgens hoeveel btw het bedrijf wilde of kon afdragen. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft de accountant jarenlang meegewerkt aan het bewust doen van te lage btw-aangiften en dat is in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit.

De accountant heeft als verzachtende omstandigheid aangevoerd dat hij uit emotie heeft gehandeld en zich onder druk voelde gezet door de klant. Drie gezinnen waren afhankelijk van het inkomen uit het familiebedrijf. De accountant heeft geprobeerd de onjuiste aangiften recht te zetten met suppletie-aangiften.

Volgens de Accountantskamer blijkt uit de e-mailberichten niet van druk. De accountant en de klant bespreken de te lage btw-aangiften op een luchtige toon. Als de onderneming slechts kan voortbestaan bij de gratie van te lage btw-aangiften, dan rust op de accountant de taak correct te adviseren of zich terug te trekken in plaats van voort te modderen met frauduleuze btw-aangiften.

Bij de Klachtencommissie heeft de accountant over de inkomstenbelasting (desgevraagd) verklaard dat:

  • ook onjuiste aangiften inkomstenbelasting zijn ingediend;
  • het klagende familiebedrijf te weinig geld had om de inkomstenbelasting af te dragen;
  • dit werd opgelost door geschatte aangiften in te dienen;
  • de klagende klant aangaf dat zijn partner werkte in het familiebedrijf en dat de accountant hem erop heeft gewezen de door haar gewerkte uren bij te houden;
  • achteraf is gebleken dat de partner van de klager al heel lang niet meer in de onderneming werkte;
  • er dus ook geen recht was op zelfstandigenaftrek;
  • de accountant is uitgegaan van wat de klant tegen hem zei;
  • de accountant wel de juiste aangiften had kunnen indienen als hij in de desbetreffende jaren wellicht meer had doorgevraagd.

Op de zitting bij de Accountantskamer heeft de accountant verklaard dat de partner van de klant meewerkte in de onderneming en voldoende uren maakte om in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek. Het is bij één voorlopige aangifte voorgekomen dat de accountant ervan uitging dat de partner nog steeds voldoende uren werkte. Later is hij er achtergekomen dat dit niet klopte. Bij de definitieve aangifte inkomstenbelasting is dit gecorrigeerd.

Omdat de klagende klant dit verweer niet heeft weersproken, vindt de Accountantskamer het onvoldoende aannemelijk dat de accountant bewust meerdere onjuiste ib-aangiften heeft ingediend.

Ad c Benaderen andere klanten voor lening

In zijn verweerschrift aan de Klachtencommissie schrijft de accountant onder meer dat:

  • de accountant in de afgelopen twintig jaren heel veel voor het bedrijf van de familie heeft betekend;
  • zoon en dochter van de klant ook op de loonlijst stonden;
  • het loodgieters- en dakdekkersbedrijf altijd geldproblemen had;
  • geen enkele bank het bedrijf wilde financieren;
  • de accountant van 2011 tot en met 2015 enkele van zijn klanten heeft gevraagd geld te lenen aan het bedrijf;
  • drie klanten 72.000, 15.000, 30.000 en 180.000 euro hebben geleend, om de accountant een plezier te doen;
  • de klant begin 2021 erkende dat hij het aan de accountant te danken had dat hij de eindstreep heeft gehaald en niet failliet is gegaan.

De klant vindt dat de accountant door te bemiddelen tussen hem en zijn andere cliënten het fundamentele beginsel van objectiviteit heeft geschonden en de andere cliënten aan financiële risico’s heeft blootgesteld. De accountant erkent dat hij heeft meegewerkt aan het verkrijgen van de financiering. Het rendement voor zijn cliënten/geldschieters was echter relatief hoog en door de hypothecaire zekerheid was het risico betrekkelijk laag. Volgens de accountant heeft hij deze cliënten dus niet blootgesteld aan financiële risico’s.

Het fundamentele beginsel van objectiviteit houdt volgens de Accountantskamer in dat een accountant zich niet ongepast laat beïnvloeden. Belangenbehartiging kan de objectiviteit beïnvloeden. Bij het adviseren van en bemiddelen tussen cliënten, zoals de accountant in dit geval heeft gedaan, is onvermijdelijk sprake van belangenverstrengeling. De accountant moest de belangen van beide klanten dienen en die belangen liepen niet per se parallel.

De accountant wist dat zijn klant geen financiering van de bank kon krijgen en dat financiële problemen aanleiding gaven tot het doen van onjuiste btw-aangiften. Het risico bestond dat de accountant daardoor extra onder druk stond, waardoor hij zich de belangen van de klant te veel aantrok en de belangen van de potentiële geldschieters, die ook klanten waren van de accountant, te weinig.

Los van deze druk had de accountant vanwege de tweezijdige belangenbehartiging en de belangenverstrengeling (op grond van art. 21 VGBA) een toereikende maatregel moeten nemen om zich aan het fundamentele beginsel van objectiviteit te houden en deze moeten vastleggen in zijn dossier. Zo had hij de potentiële geldverstrekkers kunnen verwijzen naar een andere adviseur. Dat heeft hij niet gedaan.

Op de zitting bij de Accountantskamer heeft de accountant erkend dat hij zich bij het bemiddelen tussen zijn cliënten niet heeft gerealiseerd dat zijn objectiviteit werd bedreigd. Daardoor heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit.

Ad d Fysieke bedreiging om factuur

In zijn verweerschrift schrijft de accountant dat hij in staat was de klant een klap te geven, omdat diens handelen voelde als een klap in zijn gezicht. Bij de mondelinge behandeling heeft de accountant hierover (desgevraagd) gezegd dat:

  • hij zich niet voor kan stellen dat de klant zich door hem bedreigd zou hebben gevoeld; de klant hem een psychische klap gaf door over declaraties van de accountant te beginnen, omdat de accountant zich twintig jaar lang hard voor hem heeft ingezet;
  • de accountant vervolgens heeft gezegd dat hij daadwerkelijk in staat was de klant een klap te geven;
  • de klant daarop zei dat de accountant moest oppassen zelf geen klap te krijgen;
  • de accountant een dag later naar eigen zeggen zijn excuses heeft aangeboden, maar de klant zelf geen excuses wilde aanbieden voor diens gedrag.

De klant beweert desgevraagd dat de accountant geen excuses heeft aangeboden voor het gedrag dat hij als bedreigend heeft ervaren en in strijd vindt met het fundamentele beginsel van professionaliteit.

De Accountantskamer vindt het niet aannemelijk dat de klant zich werkelijk bedreigd heeft gevoeld vanwege zo’n uiting die is gedaan in het kader van een zakelijk geschil over een factuur. Vast staat wel dat de accountant zich op een manier heeft uitgelaten die in strijd is met de goede eer en stand van het beroep en dus het fundamentele beginsel van professionaliteit.

Ad e Wwft-melding en tipping-off

In het verweerschrift voor de klachtenprocedure bij de NBA staat onder meer dat:

  • de klant zichzelf verraadt door het voorstel van de accountant in te brengen en feitelijk over fraude te spreken;
  • de klant de accountant begin januari 2021 vertelde dat hij bij de verkoop van het bedrijfspand van plan was 50.000 euro contant af te rekenen en waarschijnlijk een koper had die daarmee akkoord zou gaan;
  • de accountant toen tegen hem zei: "En dan ga je mij zeker € 15.000 contant betalen";
  • de accountant hem vertelde dat dit een ongebruikelijke transactie is die hij moest melden volgens de Wwft;
  • de accountant het eigenlijk ook moest melden als de klant ervan af zou zien;
  • de accountant dit zou nalaten om de klant te sparen;
  • de accountant niet weet of de klant bij de overdracht van zijn pand uiteindelijk niet toch een deel contant heeft afgerekend.

Volgens de klant mocht de accountant niet afzien van een melding bij de FIU om hem “te sparen”. Bovendien mag de accountant de klant volgens het ‘tipping-off’-verbod niet informeren over het doen of achterwege laten van een melding bij de FIU (Wwft art. 23) .

Op de zitting bij de Accountantskamer heeft de accountant erkend dat het ging om een meldingswaardige voorgenomen transactie. De Accountantskamer onderstreept dat een instelling zowel verrichte als voorgenomen ongebruikelijke transacties moet melden (artikel 16 Wwft) en legt uit de accountant aan de hand van indicatoren kan bepalen of een transactie ongebruikelijk is (volgens Wwft art. 15 lid 1).

Een objectieve indicator is dat er met de transactie een bedrag is gemoeid van 10.000 euro of meer, dat aan of door tussenkomst van de instelling wordt betaald in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke betaalmiddelen. Volgens de subjectieve indicator is een transactie ongebruikelijk als de instelling (de accountant) aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Deze indicatoren zijn uitgewerkt in de Indicatorenlijst die hoort bij het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018.

De accountant wist dat de klant het voornemen had om bij de verkoop van onroerend goed 50.000 euro buiten de notaris om in contanten in ontvangst te nemen. Die voorgenomen transactie valt niet onder de objectieve indicator, omdat het geen betaling aan of door tussenkomst van de accountant betreft. Maar de voorgenomen transactie valt daarentegen wel onder de subjectieve indicator.

De klant wilde zijn bedrijfspand verkopen aan een derde. Een onroerende zaak wordt geleverd door inschrijving van een notariële leveringsakte in het kadaster. Op de zitting heeft de accountant erkend dat de contante betaling buiten deze leveringsakte zou worden gelaten. Daarmee bestond aanleiding om te veronderstellen dat de voorgenomen transactie verband kon houden met witwassen. De accountant heeft niet gezegd dat de klant er na zijn waarschuwing van afzag. Door een melding op grond van de subjectieve indicator achterwege te laten heeft de accountant in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Op grond van het tipping-off-verbod (Wwft art. 23 lid 1) moet de accountant een melding bij de FIU geheimhouden. Omdat de accountant geen melding heeft gedaan bij de FIU kan hem niet worden verweten dat hij het tipping-off-verbod heeft overtreden. Het is toegestaan dat de accountant de klant zegt dat een (voorgenomen) handeling of transactie onwettig is en de klant afraadt het voornemen uit te voeren (Wwft 23 lid 5). De accountant mocht de klant dus zeggen dat hij de voorgenomen contante transactie niet zou melden als de klant ervan afzag.

De accountant heeft zelf ‘voorgesteld’ dat de klant hem 15.000 euro contant zou betalen. Dat ‘voorstel’ paste bij de frustratie dat hij zijn facturen niet betaald kreeg. De Accountantskamer ziet hierin geen meldingswaardige voorgenomen ongebruikelijke transactie van de klant. Het ‘voorstel’ is namelijk niet gedaan door de klant en ook niet door hem aanvaard.

Maatregel

Doorhaling, waarbij de accountant binnen vijf jaar niet opnieuw kan worden ingeschreven.

De inschrijving van de accountant is eerder doorgehaald omdat zijn kantoor niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen. De accountant had die uitschrijvingsperiode moeten aangrijpen om belangrijke verbeteringen in zijn praktijk door te voeren. De accountant heeft daarin gefaald, zo is gebleken uit de kantoortoetsingen, waarbij in de dossiers van de accountant nog altijd ernstige tekortkomingen voorkwamen inzake de opdrachtplanning, uitvoering en documentatie. De accountant leunt voor verbetermogelijkheden sterk op de inzet van het ingeschakelde adviesbedrijf, terwijl hij zelf de kwaliteitsbepaler van het kantoor is. De Accountantskamer tilt zwaar aan het ontbreken en het niet (steeds) correct functioneren van het stelsel van kwaliteitsbeheersing, omdat zo’n stelsel de voorwaarden schept om de werkzaamheden naar behoren uit te voeren.

Verder wordt het de accountant zwaar aangerekend dat hij jarenlang opzettelijk valse btw-aangiften voor zijn klant heeft ingediend en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan btw-fraude. Bovendien heeft hij verzuimd een voorgenomen ongebruikelijke transactie te melden.

Annotatie Lex van Almelo

Een accountant-administratieconsulent staat al twintig jaar een loodgieters- en dakdekkersbedrijf bij door de jaarrekeningen samen te stellen, de vpb-, ob- en ib-aangiften te verzorgen en aanverwante diensten te verlenen. Het bedrijf kampt voortdurend met geldproblemen, waardoor ook de accountant zijn facturen niet helemaal betaald krijgt. De accountant past hier op oorspronkelijke wijze een mouw aan: hij stelt de concept-aangifte ob/btw op en vraagt de klant hoeveel deze kan betalen. Vervolgens geeft hij een te laag bedrag aan. Dit gebeurt acht jaar lang. Uiteraard is de btw-fraude in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Als het voortbestaan van een onderneming afhangt van te lage btw-aangiften, moet de accountant de klant correct adviseren of zich terugtrekken.

Vanwege de voortdurende liquiditeitsproblemen en een dreigend faillissement benadert de accountant daarentegen andere klanten met het verzoek geld te lenen aan het loodgieters- en dakdekkersbedrijf. Drie klanten lenen in totaal bijna drie ton aan het bedrijf. De eigenaar geeft achteraf toe dat de accountant zijn bedrijf gered heeft, maar dient niettemin een klacht tegen de accountant in bij de Klachtencommissie NBA (die hem gelijk geeft) en bij de Accountantskamer. De tuchtrechter is het met de geredde klant eens dat de accountant bij deze bemiddeling geen oog heeft gehad voor de belangenverstrengeling en de bedreiging voor zijn objectiviteit.

De klant toont evenmin dankbaarheid door te klagen over het nalaten van een Wwft-melding. De klant vertelde de accountant dat hij zijn bedrijfspand zou verkopen en zich buiten de notaris om 50.000 euro cash wilde laten betalen. De accountant liet de klant weten dat hij deze ongebruikelijke transactie moest melden bij de FIU, ook als de klant zijn voornemen niet zou uitvoeren. De accountant voegde eraan toe dat hij de melding achterwege zou laten om de klant te sparen. De klant diende vervolgens een klacht in wegens het niet-melden én overtreding van het tipping-off-verbod. Volgens de subjectieve indicator had de accountant aanleiding om te veronderstellen dat de voorgenomen transactie samenhing met witwassen; hij had hiervan dus inderdaad melding moeten doen. Ook van het voornemen. (De accountant wist niet of dit daadwerkelijk was uitgevoerd; gezien de klacht heeft de klant het waarschijnlijk toch niet gedaan of de klant denkt ermee weg te komen omdat het niet kan worden bewezen).

De accountant heeft het tipping-off-verbod niet overtreden, omdat hij niets heeft gemeld. Volgens de Accountantskamer is het toegestaan de klant af te raden om een (voorgenomen) handeling of transactie uit te voeren, omdat die onwettig is. De accountant mag dus zeggen dat hij een voorgenomen contante transactie niet zal melden als de klant daarvan afziet.

Los van de btw-fraude en nagelaten Wwft-melding heeft de accountant de kwaliteit van zijn dossiers en praktijk niet op orde. In 2008 en 2014 voldeed het kwaliteitsstelsel van zijn praktijk al niet aan de eisen. Daardoor werd zijn inschrijving doorgehaald met een herinschrijvingsverbod van achttien maanden. (In de hier besproken uitspraak rept de Accountantskamer abusievelijk van een tijdelijke doorhaling voor achttien maanden, wat juridisch en feitelijk iets anders is). De accountant is in 2018 opnieuw ingeschreven, waarna het bij de (her)toetsingen weer mis blijkt: in drie van de vijf getoetste dossiers waren er te weinig werkzaamheden gepland, uitgevoerd en/of vastgelegd. Daarom volgt een nieuwe doorhaling; deze keer met een herinschrijvingsverbod van vijf jaar. Dat betekent dat de accountant vijf jaar nadat de uitspraak definitief is geworden opnieuw kan proberen zich in te schrijven. Bij een tijdelijke doorhaling voor vijf jaar zou de inschrijving na vijf jaar automatisch (‘van rechtswege’) herleven.

reacties

Reageer op dit artikel

Spelregels debat

    Aanmelden nieuwsbrief

    Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

    Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.