Frauderen voor eigen gewin
Een registeraccountant, die vindt dat hij meer verdient dan hij krijgt, dupeert zijn opdrachtgever door te hoge facturen in te dienen en geld te verduisteren met nepfacturen. Een doorhaling is onvermijdelijk.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- 22/847
- Datum uitspraak:
- 28 mei 2024
- Oordeel:
- hoger beroep deels gegrond, klacht gegrond
- Maatregel:
- doorhaling met herinschrijvingsverbod van vijf i.p.v. acht jaar
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2024:371
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant verhuurt zich als controller c.q. financieel manager aan een vastgoedprojectontwikkelaar. Hij is de enige financiële man en maakt misbruik van zijn bevoegdheden door (tenminste) zeventien keer nepfacturen te betalen en het geld over te maken naar bankrekeningen van hemzelf. Ook verstuurt hij vier keer een te hoge factuur voor zijn diensten. Het gaat in totaal om zo'n 51 duizend euro, die de accountant met een kop erop terugbetaalt zodra het wordt ontdekt. Tegen de feitenonderzoekers bekent hij de feiten en zegt hij dat hij werd gedreven door hebzucht.
De projectontwikkelaar klaagt er bij de Accountantskamer over dat de accountant het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht door zichzelf met frauduleuze betalingen te verrijken en te proberen deze betalingen in de financiële administratie te verhullen. De Accountantskamer behandelt de klacht bij verstek en legt een doorhaling op, waarbij de accountant zich niet binnen acht jaar opnieuw mag inschrijven in het register. De accountant gaat in hoger beroep tegen de maatregel.
Hogerberoepsgronden
De Accountantskamer heeft:
- bij de maatregel te zwaar meegewogen dat de accountant niet aanwezig was op de zitting;
- een langere termijn, waarbinnen hij niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven, vastgesteld dan in vergelijkbare tuchtzaken is opgelegd;
- onvoldoende gewicht toegekend aan de verzachtende omstandigheden;
- te weinig meegewogen dat de accountant de laakbaarheid van zijn handelen inzag en maatregelen nam om de schade voor de projectontwikkelaar te beperken;
- verzuimd bij haar oordeel te betrekken dat de accountant ten tijde van het handelen geen tuchtrechtelijk verleden had;
- niet meegewogen dat het risico op herhaling beperkt is, zijn klanten de accountant moeten kunnen blijven inschakelen voor accountantsdiensten en de accountant gemotiveerd is om zich binnen de beroepsgroep te rehabiliteren.
Oordeel
Het hoger beroep is gegrond.
De projectontwikkelaar vindt de opgelegde maatregel passend en geboden, omdat de accountant:
- de projectontwikkelaar door zijn gedrag in ernstige mate heeft benadeeld en het vertrouwen in de beroepsgroep heeft beschaamd;
- wel inzicht heeft in zijn eigen gedrag, maar veel te laat, terwijl het niets afdoet aan het frauduleuze handelen;
- ontwijkend gedrag heeft vertoond in de procedure bij de Accountantskamer;
- op de website van zijn kantoor recentelijk nog vermeld dat hij accountantsdiensten aanbood; ook het logo van de NBA nog op die website had staan.
Ook het college vindt dat de accountant het accountantsberoep ernstig in diskrediet heeft gebracht. De doorhaling is terecht, maar de duur van de termijn waarbinnen de accountant niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven beperkt het college tot vijf jaar. Niet alleen vanwege de verzachtende omstandigheden die de Accountantskamer heeft genoemd. Maar ook omdat de accountant:
- de verduisterde 50.997,50 euro direct heeft terugbetaald;
- (zoals in hoger beroep is gebleken) ook de 30.929,87 euro van het feitenonderzoek heeft vergoed aan de projectontwikkelaar;
- op de zitting van het college heeft verklaard dat hij vond dat hij te weinig betaald kreeg;
- op zijn website geen accountantsdiensten meer aanbiedt.
De verklaring over zijn motief doet weliswaar niets af aan de ernst van de fraude, maar laat wel zien dat hij heeft gereflecteerd op zijn gedrag. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat hij in behandeling is gegaan bij een psycholoog.
Verder geeft ook eerdere rechtspraak van het college over fraudezaken aanleiding de duur van de termijn te beperken.
Maatregel
Doorhaling met een herinschrijvingsverbod van vijf jaar.
Annotatie Lex van Almelo
Een registeraccountant werkt voor een vastgoedprojectontwikkelaar. Hij misbruikt zijn bevoegdheden en maakt op basis van nepfacturen in totaal 51 duizend euro over naar bankrekeningen van hemzelf en stuurt te hoge facturen voor zijn diensten. Als de opdrachtgever dit ontdekt, betaalt de accountant dit bedrag ruimschoots terug, net als de kosten van het feitenonderzoek dat de projectontwikkelaar liet uitvoeren. Dat laatste blijkt overigens pas op de zitting bij het college, waar de accountant zijn doorhaling aanvecht. Daar vertelt hij ook dat hij de fraude pleegde, omdat hij vond dat hij meer verdiende dan hij kreeg.
Het college weegt dat in zijn voordeel mee. Niet omdat dit een rechtvaardiging zou zijn om fraude te plegen, maar omdat het getuigt van zelfreflectie. Ook de behandeling bij een psycholoog vindt het college een pluspunt. Omdat het college in vergelijking met andere fraudezaken doorhalingen met een kortere niet-herinschrijvingstermijn gepaster vindt, beperkt het die termijn tot vijf jaar in plaats van de opgelegde acht.
De uitspraak roept de vraag hoe zwaar doorhalingen zijn in andere fraudezaken. Zo legde de Accountantskamer onlangs ook een doorhaling op met een herinschrijvingsverbod van vijf jaar. Daarbij gaat het om jarenlang bewust te lage btw-aangiftes indienen voor een klant.
In mijn archief heb ik gezocht op doorhalingen. In de meeste gevallen gaat het om praktijktoetsingen, waarbij geen hoger beroep is ingesteld. Over fraudezaken in hoger beroep heb ik in mijn archief vijf uitspraken van het CBb kunnen vinden. In onderstaand overzicht zijn de uitspraken gesorteerd op de lengte van de termijn waarop de accountant zich weer mag laten inschrijven.
- Tien jaar in 2014 wegens onjuiste loonbelastingaangiften, valse facturen en de tegenwerking van de Belastingdienst bij het boekenonderzoek;
- tien jaar in 2014 wegens het verduisteren van gelden van beleggers;
- tien jaar in 2016 wegens btw-fraude en illegale hennepteelt;
- vijf jaar in 2022 wegens benadeling Belastingdienst voor bijna 2,3 ton door onjuiste belastingaangiften voor een derde, zonder daar zelf persoonlijk voordeel van te hebben;
- tweemaal drie maanden in 2017 voor de controlerend accountant van Weyl Beef wegens het niet-onderkennen van meerdere frauderisico's.
Voor zover hierin een patroon valt te ontwaren, moet de conclusie zijn dat de maatregel zwaarder uitpakt naarmate de accountant zelf meer profiteert van de fraude. Als de accountant toestaat dat de klant fraudeert, valt de maatregel lager uit. In deze zaak fraudeert de accountant voor zijn eigen gewin, maar heeft deze daar uiteindelijk geen voordeel van, omdat hij de schade na ontmaskering volledig vergoedt.
Bij frauderen voor eigen voordeel is de maximale termijn van tien jaar het uitgangspunt. Als de accountant inziet dat hij of zij fout zat en de gedupeerde volledig schadeloos stelt, is het begrijpelijk dat die termijn flink wordt bekort.
Hiermee wordt ook enigszins duidelijk wat het antwoord is op de onlangs in een reactie opgeworpen vraag wat je als accountant moet doen om zo lang mogelijk uit de beroepsgroep te worden verwijderd.