Ex-maat zwart maken in brief is onprofessioneel
Je klanten een brief sturen, waarin je schrijft dat een voormalig compagnon zich ten onrechte ziek had gemeld is bij gebrek aan feitelijke basis onprofessioneel en niet zozeer niet-integer.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- 21/856, 21/857, 21/858 en 21/896
- Datum uitspraak:
- 19 maart 2024
- Oordeel:
- hoger beroepen deels gegrond, één klacht gegrond, drie klachten ongegrond
- Maatregel:
- waarschuwing in plaats van berisping resp. driemaal geen maatregel
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2024:192, ECLI:NL:CBB:2024:193
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant (RA) is van 2017 maat van een accountantskantoor, samen met een accountant-administratieconsulent (AA) en een belastingadviseur. Vanwege een conflict zegt de RA in september 2020 de maatschapsovereenkomst op. In oktober 2020 sturen de AA en de belastingadviseur een brief naar de relaties van het oude kantoor om hen te informeren over de recente ontwikkelingen. Daarin staat onder meer dat de RA:
- zich in februari per e-mail had ziek gemeld;
- al eerder had gedreigd met een ziekmelding;
- zich ziek had gemeld vanwege een conflict met de maten;
- in oktober 2019 de samenwerking met de ondertekenaars heeft opgezegd;
- vond dat de AA en de belastingadviseur de onderneming nog datzelfde jaar moesten verlaten zodat de RA die kon voortzetten;
- het kantoor een samenwerking is aangegaan met een ander accountantskantoor en verder gaat onder de naam van het nieuwe kantoor.
De RA vraagt de AA en de andere twee partners van het nieuwe kantoor om de brief te rectificeren. Hij vindt de tekst een grove inbreuk op zijn privacy en in strijd met de gedragsregels voor accountants; hij heeft ernstige overlast ondervonden van de brief.
De partners van het andere kantoor wijzen het verzoek af en laten weten niet verantwoordelijk te zijn voor de uitlatingen die de AA en de belastingadviseur namens het oude accountantskantoor hebben rondgestuurd. De twee partners willen niet betrokken worden in het juridische conflict van de voormalige maten.
De RA klaagt erover dat:
- de AA in de brief aan de relaties van het oude kantoor misleidende en feitelijk onjuiste informatie heeft opgenomen, waardoor de registeraccountant in zijn eer en goede naam is aangetast;
- de partners van het nieuwe kantoor geen maatregel hebben getroffen om het niet-integere handelen van de AA te stoppen dan wel zich daarvan te distantiëren.
De AA en de belastingadviseur dienen een klacht in tegen de RA en klagen erover dat deze:
a. het beroep in diskrediet heeft gebracht door zich ziek te melden, terwijl hij wel in staat bleek om tweemaal geld aan zichzelf over te maken van de bankrekening van de maatschap en tijdens zijn ziekte cliënten te laten weten dat hij niet ziek was maar een conflict had binnen het kantoor;
b. niet professioneel heeft gehandeld door geen verklaring van een verzekeringsgeneeskundige te overleggen, zich niet beter te melden en niet meer voor het kantoor te werken, terwijl het de vraag is of hij ziek is/was;
c. oneerlijk en onoprecht handelt door niet de waarheid aan de rechter te vertellen tijdens een kort geding dat hij had aangespannen tegen de AA en de belastingadviseur;
d. in 2019 meer vakantie-uren heeft opgenomen dan was afgesproken en privébezoeken heeft geboekt als gewerkte uren voor de maatschap;
e. vier conceptjaarrekeningen 2019 van de maatschap heeft opgesteld die indruisen tegen het maatschapscontract;
f. een jaarrekening 2020 van het kantoor heeft opgesteld, terwijl die van 2019 nog niet is vastgesteld.
De Accountantskamer verklaart de klacht tegen de RA ongegrond en die tegen de AA en de partners van het nieuwe kantoor gegrond. De AA heeft als briefschrijver niet integer gehandeld en wordt berispt; de partners van het nieuwe kantoor worden gewaarschuwd vanwege hun passiviteit. De drie tekenen hoger beroep aan tegen de gegrondverklaring van de klacht over hen drieën; de AA en de belastingadviseur gaan in hoger beroep tegen de ongegrondverklaring van de klacht over de RA.
Hogerberoepsgronden
I Hoger beroep AA en belastingadviseur inzake klacht over RA (21/896)
- de uitspraak van de Accountantskamer bevat enkele feitelijke onjuistheden;
- klachtonderdelen a en b: de registeraccountant heeft geen verklaring van een verzekeringsgeneeskundige overgelegd, heeft de liquiditeitspositie van de maatschap in gevaar gebracht door geld van de maatschap over te boeken naar zijn eigen bankrekening en heeft na zijn ziekmelding een PR-evenement van het bedrijf van zijn familie bijgewoond;
- klachtonderdeel c: de registeraccountant is in het civiel kort geding niet eerlijk geweest over een fraudemelding die hij heeft gedaan bij de bank, die de bankrekening vervolgens blokkeerde;
- klachtonderdeel d: de registeraccountant heeft meer vakantiedagen opgenomen dan is afgesproken in de maatschapsovereenkomst en heeft zijn maten hierover niet geïnformeerd;
- klachtonderdeel e: in de conceptjaarrekeningen 2019 relevante en essentiële informatie weggelaten en opzettelijk foute informatie verstrekt.
II Hoger beroep AA over klacht tegen hem (21/856)
- de Accountantskamer baseert zich mede op een stuk dat te laat is ingediend;
- de uitspraak bevat enkele feitelijke onjuistheden;
- de Accountantskamer zegt ten onrechte dat de AA niet-integer heeft gehandeld.
III Hoger beroep partners nieuw kantoor tegen hun waarschuwing (21/857 en 21/858)
- wij hebben ons in woord noch geschrift uitgelaten over het conflict, de ziekmelding en enig ander aspect van de maatschap;
- toen wij de activa overnamen van de AA was de RA geen partner van hen, geen partner meer van de BV en ook geen maat van het nieuwe kantoor;
- wij hebben geen bemoeienis gehad met de praktijk van de maatschap of de samenwerking van de maten daarin;
- wij hebben daar ook geen onderzoek naar gedaan.
Oordeel
Het hoger beroep ad I is ongegrond; de hoger beroepen ad II en III zijn gegrond.
I Hoger beroep AA en belastingadviseur inzake klacht over RA (21/896)
De Accountantskamer moet volgens vaste jurisprudentie van het college (zie bijvoorbeeld deze en deze uitspraak) de feiten vaststellen voor zover dat dienstig is voor de beoordeling van de klacht. De AA en de belastingadviseur hebben in hoger beroep – ook desgevraagd - niet aangegeven hoe de onjuiste feiten de uiteindelijke beslissing hebben beïnvloed. Voor zover nodig heeft het college de onjuistheden in zijn uitspraak gecorrigeerd.
Ad a en b Bezigheden RA tijdens ziekte
De AA en de belastingadviseur gaan uit van de veronderstelling dat de RA zich ziek heeft gemeld vanwege een conflict met de AA en dat hij niet echt ziek was. Zij hebben dit niet concreet onderbouwd. Het college ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de ziekte en de arbeidsongeschiktheid. Dat hij tijdens zijn ziekte een PR-evenement heeft bijgewoond maakt dit niet anders. En volgens de maatschapsovereenkomst was hij bevoegd overboekingen te doen en dus maandelijks 5.000 euro over te maken naar zijn eigen bankrekening. Dat hij hierdoor de liquiditeitspositie van de maatschap in gevaar heeft gebracht, hebben de AA en de belastingadviseur niet aannemelijk gemaakt.
Ad c Fraudemelding
De RA heeft op enig moment contact opgenomen met de bank, maar hij bestrijdt dat hij daarbij een fraudemelding heeft gedaan. De AA en de belastingadviseur hebben daarom niet aannemelijk gemaakt dat de RA hierover niet de waarheid heeft gesproken tegenover de kortgedingrechter.
Ad d Opname vakantiedagen
In de kern gaat het om een verschil van inzicht over hoe de maatschapsovereenkomst moet worden uitgelegd. Zo’n meningsverschil is onvoldoende om aan te nemen dat er tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
Ad e Conceptjaarrekeningen
De Accountantskamer heeft volgens het college terecht overwogen dat de partijen door het conflict over de juiste uitleg van de maatschapsovereenkomst van mening verschillen over de juiste opstelling van de jaarrekening 2019. Dat de RA opzettelijk foutieve informatie heeft verwerkt in de concepten is niet aangetoond.
II Hoger beroep AA over klacht tegen hem (21/856)
Gedingstuk terecht beoordeeld
Op grond van artikel 14 van het Procesreglement 2015 van de Accountantskamer kunnen stukken tot tien dagen voor de zitting worden ingediend. De voorzitter kan stukken die buiten deze termijn worden ingediend toch toelaten als zij bijvoorbeeld niet te omvangrijk zijn en al bekend bij de tegenpartij. In dit geval gaat het om een brief van één pagina, met vijf kleine bijlagen, waarvan de AA een deel al kende. Voor zover het stuk al na de termijn is ingediend, dan heeft de voorzitter op goede gronden besloten dit stuk tot de gedingstukken toe te laten.
Feitelijke onjuistheden
Zie de eerste alinea van het oordeel in beslissing 21/896, hierboven.
Brief
Over de brief oordeelt het college anders dan de Accountantskamer. In de brief staat onder meer dat de RA heeft gedreigd met een ziekmelding, dat hij zich op enige tijd later daadwerkelijk ziek heeft gemeld en dat dit te maken heeft met een conflict met de andere maten. Het college vindt dit geen zakelijke weergave van de feiten over de wijzigingen op het kantoor, omdat nadrukkelijk de suggestie wordt gewekt dat de RA:
- niet ziek is, maar zich ziek heeft gemeld vanwege een conflict met de maten;
- daarmee het eerder geuite dreigement heeft uitgevoerd.
De inhoud van de brief is beschadigend en grievend voor de RA. De AA heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat de RA aan meerdere cliënten heeft verteld dat hij niet ziek was maar een conflict had met de AA. Eén verklaring van een cliënt is niet voldoende. Ook al omdat deze cliënt in een Whatsapp-bericht aan de RA heeft laten weten dat hij niet goed heeft nagedacht over het tekenen van de verklaring. Dit suggereert dat hij niet langer achter de inhoud van de verklaring staat.
Het college vindt dat de AA met zijn handelwijze het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht en in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van professionaliteit.
Anders dan de Accountantskamer vindt het college dat niet kan worden vastgesteld dat de AA door het versturen van de brief niet eerlijk en niet oprecht is geweest. Schending van het integriteitsbeginsel is een ernstig verwijt dat niet licht bewezen wordt geacht. In dit geval was er onvoldoende feitelijke grondslag om de brief te versturen, maar daarmee is nog geen sprake van niet-integer handelen.
III Hoger beroep van partners nieuw kantoor tegen hun waarschuwing (21/857 en 21/858)
Op grond van (artikel 7 lid 1 van) de VGBA moet een accountant die betrokken is bij of in verband wordt gebracht met niet-integer handelen van anderen een maatregel nemen om dit handelen te stoppen. Als die maatregel niet mogelijk is, distantieert de accountant zich van het niet-integer handelen.
Hierboven heeft het college bij II geoordeeld dat de AA niet in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit. Het verwijt dat de partners van het nieuwe kantoor in verband zijn gebracht met niet-integer handelen door de AA is daarom ongegrond. Daar komt bij dat de twee partners afdoende hebben toegelicht dat zij niet op de hoogte waren van de details van het conflict en er bewust voor hebben gekozen geen standpunt in te nemen.
Maatregel
Waarschuwing in plaats van berisping voor de AA. Voor de andere partijen: geen.
Annotatie Lex van Almelo
Een ruzie tussen een registeraccountant en een accountant-administratieconsulent, beiden voor eenderde eigenaar van een accountantskantoor, loopt uit de hand en mondt uit in modder gooien. De RA dreigt zich ziek te melden en meldt zich op een gegeven moment ook echt ziek. De AA schrijft samen met de derde kantooreigenaar een brief over de stand van zaken op het kantoor. Daarin beperkt de AA zich niet tot de overname door een ander accountantskantoor, maar suggereert hij dat de RA zich ziek heeft gemeld wegens een conflict met de andere eigenaren. De Accountantskamer vindt dat niet-integer en berispt de AA. De twee partners van het andere accountantskantoor worden gewaarschuwd, omdat zij de AA niet hebben tegengehouden c.q. zich niet hebben gedistantieerd van de onjuiste informatie in de klantenbrief.
In hoger beroep zegt het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat de lat voor integriteitsschendingen hoog ligt. Dat je dit zware verwijt met andere woorden niet te snel gegrond moet verklaren. In dit geval is te weinig belastend materiaal voor een gegrond verwijt over gebrek aan integriteit. De suggestie dat de RA ziek was, mist wel een feitelijke grondslag. De AA baseerde zich op slechts één verklaring van een cliënt, die later liet weten dat hij niet goed had nagedacht over de ondertekening van de verklaring dat de RA niet ziek was. Het versturen van de brief met de schadelijke suggestie over de voormalige maat is bij gebrek aan feitelijke basis onprofessioneel.