Tuchtrechtcoördinator OM schendt verschoningsrecht advocaat
Een FIOD-opsporingsambtenaar heeft als tuchtrechtcoördinator van het OM stukken gebruikt die onder het verschoningsrecht vallen van een advocaat. De Accountantskamer veroordeelt deze schending van de regels en de VGBA in dit geval ferm.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 23/882 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 21 december 2023
- Oordeel:
- grotendeels gegrond
- Maatregel:
- tijdelijke doorhaling voor zes maanden
- Status:
- beroep aangetekend
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2023:58
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een opsporingsambtenaar van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) is tevens coördinator tuchtrecht bij het Openbaar Ministerie. In laatstgenoemde hoedanigheid heeft hij onder andere klachten ingediend tegen drie accountants van BDO. Deze accountants werden in 2015 ingeschakeld door een advocaat van Stibbe. Zij moesten onderzoeken of:
- aan bepaalde adviesnota’s van een Box-fonds tegenprestaties ten grondslag lagen die waren gebaseerd op een overeenkomst met een tegenpartij;
- bepaalde performance fee-nota’s van dat fonds waren gebaseerd op vooraf overeengekomen percentages.
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek heeft de FIOD begin 2015 digitale gegevens gevorderd bij de externe e-mailprovider van Box. De provider heeft in totaal ongeveer twee miljoen bestanden gekopieerd en verstrekt aan de FIOD. Forensisch IT-specialisten van de FIOD hebben hiervan een werkkopie gemaakt, die FIOD-medewerkers hebben doorzocht met behulp van het softwareprogramma NUIX. Bij dit onderzoek hebben de FIOD-medewerkers ook kennisgenomen van e-mailcorrespondentie met de advocaat van Stibbe. Gezien de inhoud van deze e-mails concludeerden zij dat het verschoningsrecht van de advocaat werd misbruikt.
Tot het gaatje
In september 2015 spelen twee leden van het opsporingsteam een e-mail d.d. 30 maart 2015 door aan de FIOD-rechercheur annex OM-tuchtrechtcoördinator, die zowel jurist, als registeraccountant en accountant-administratieconsulent is (hierna: de coördinator). In deze e-mail schrijft de hoofdverdachte van Box aan een BDO-partner dat zijn advocaat heeft voorgesteld dat niet de raad van commissarissen de onderzoeksopdracht verstrekt, maar de advocaat. De accountant antwoordt dezelfde dag dat hij ‘akkoord’ is.
Bij het verstrekken van de e-mail negeren de FIOD-medewerkers de interne OM-procedure om te beoordelen of het materiaal geprivilegieerde documenten bevat die vallen onder het verschoningsrecht van de advocaat. De coördinator stuurt vrijwel direct na ontvangst een e-mail aan een officier van justitie van het Functioneel Parket (FP). De coördinator schrijft onder meer dat:
- de FP-officier in een dagbladinterview de optie noemde om een tuchtklacht in te dienen tegen een advocaat die zijn verschoningsrecht misbruikt om het strafrechtelijk onderzoek te frustreren;
- de FIOD een strafrechtelijk onderzoek heeft lopen, waarbij de verdachte eerst een accountantskantoor heeft opgedragen om intern onderzoek te doen;
- die opdracht is ingetrokken en er een advocatenkantoor tussen is geschoven;
- de FIOD een mail van de verdachte aan de accountant heeft gevonden, waarin de verdachte letterlijk schrijft dat dit gebeurt op advies van een advocaat, zodat het verschoningsrecht van toepassing wordt en de FIOD er dan tenminste niet aan kan komen als de medewerkers weer langs komen;
- het verschoningsrecht hierop niet van toepassing is, omdat het correspondentie tussen de cliënt en de accountant betreft;
- het wellicht een idee is om de landsadvocaat te vragen in hoeverre het OM hier tuchtrechtelijk een kans maakt;
- het goed lijkt dat de tuchtrechter hier voor eens en voor altijd duidelijkheid over verschaft;
- er nog meer tuchtzaken volgen als het niet mag en het tijd wordt voor een wetswijziging als de tuchtrechter deze praktijk toestaat;
- hij graag hoort hoe de FP-officier erover denkt.
De FP-officier antwoordt een half jaar later dat:
- het parketbestuur vindt dat de e-mail in dit geval geen geheimhouderinformatie meer is;
- de Nederlandse Orde van Advocaten dat met het OM eens is;
- het OM dus wil procederen tot het gaatje;
- het OM tegelijkertijd advies aan de landsadvocaat vraagt of er een tuchtklacht kan worden ingediend.
‘CC geen geheimhouderinformatie’
De coördinator verhoort ondertussen als opsporingsambtenaar onder anderen de hoofdverdachte en de BDO-partner. In november 2015 krijgt de coördinator het verzoek een feitenomschrijving te maken, die de zaaksofficier in het strafrechtelijk onderzoek gaat voorleggen aan de landsadvocaat voor advies. Bij de beschrijving stuurt de coördinator de e-mail van 30 maart 2015 mee. In de begeleidende tekst schrijft de coördinator onder meer dat:
- het accountantskantoor een onderzoek zou gaan uitvoeren in opdracht van de raad van commissarissen;
- de BDO-partner laat weten dat het advocatenkantoor heeft voorgesteld de opdracht aan het kantoor te geven, zodat kan worden gewerkt onder de bescherming van het verschoningsrecht;
- de FIOD het dan “niet mag meenemen” als zij langskomt;
- de accountant terugmailt dat hij hiermee akkoord gaat;
- het accountantskantoor de opdracht vervolgens uitvoert onder de vlag van het advocatenkantoor;
- deze mail weliswaar ook aan de advocaat is gestuurd, maar dat dit volgens de coördinator meer voor de vorm en op advies van het advocatenkantoor is gedaan dan dat het inhoudelijk gezien echt noodzakelijk is;
- de coördinator wel zal horen wat de landsadvocaat nodig acht om een eventuele tuchtzaak tot een succes te maken.
In een aanvullende e-mail schrijft de coördinator nog dat:
- het e-mailverkeer waar het om gaat allemaal in cc aan de advocaat is gestuurd;
- de twijfelaars deze uitspraak van de Hoge Raad moeten lezen;
- de Hoge Raad met zoveel woorden stelt dat mailverkeer van A naar B en in cc aan de advocaat niet onder het verschoningsrecht valt;
- de mailwisseling dus zonder meer kan worden gebruikt voor een eventueel vervolg.
Tweede e-mail
De coördinator heeft ook de hand weten te leggen op een e-mail die de hoofdverdachte op 2 april 2015 heeft gestuurd aan de accountant, waarop staat dat die is “opgesteld ten behoeve van de advocaat”, die in de cc is opgenomen. Een speciale officier van justitie, die niet bij de strafzaak is betrokken, heeft beoordeeld welke in beslag genomen digitale bestanden onder het verschoningsrecht vallen. Aanvankelijk meent hij dat zij allemaal als vermoedelijke geheimhouderinformatie moeten worden aangemerkt en daarom moeten worden vernietigd.
Op verzoek van het Functioneel Parket heeft de officier daarna 151 bestanden opnieuw beoordeeld en alsnog geconcludeerd dat een deel daarvan geen geheimhouderinformatie bevat. De geheimhoudersofficier heeft een FIOD-medewerker opgedragen het deel dat wel geheimhouderinformatie bevat te vernietigen. Als de officier dit later controleert, blijkt de coördinator toch te beschikken over de e-mails van 30 maart 2015 en 2 april 2015. De FIOD-medewerker heeft schriftelijk onder ede verklaard dat hij deze documenten eerder had verwijderd.
Tweede klacht
In april 2017 heeft de coördinator namens het OM bij de Accountantskamer een tuchtklacht ingediend tegen drie accountants van BDO, onder wie de partner uit bovengenoemde e-mails. De e-mail van 2 april 2015 is bij de klacht gevoegd. De advocaat van Box heeft een tuchtklacht tegen de coördinator ingediend, waarna de Accountantskamer (in 2021) een berisping opgelegd. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft begin 2024 nog geen beslissing geveld over het hoger beroep, dat hiertegen is ingesteld. In maart 2023 dient de advocaat een tweede klacht tegen de coördinator in.
Klacht
De coördinator heeft:
a. onrechtmatig gebruik gemaakt van geprivilegieerde stukken;
b. in een tuchtklacht tegen accountants relevante documenten achtergehouden;
c. de Accountantskamer bij de eerste klacht bewust onjuist en onvolledig geïnformeerd.
Oordeel
De klachtonderdelen a en c zijn gegrond, klachtonderdeel b is ongegrond.
Feiten in klacht niet misleidend
In zijn verweer voert de coördinator aan dat de klagende advocaat stellingen presenteert als feiten, terwijl hij weet dat de werkelijkheid anders is en daardoor de waarheidsplicht heeft geschonden. Volgens de Accountantskamer heeft een klager echter de vrijheid om in het kader van een klacht een bepaald standpunt in te nemen en een eigen interpretatie van de feiten te geven. De interpretatie mag echter niet resulteren in een misleidende voorstelling van zaken. De presentatie van de feiten is in dit geval niet misleidend.
Ad a Gebruik geprivilegieerde stukken
De klacht betreft niet het gebruik van geprivilegieerde stukken bij de indiening van de tuchtklacht tegen de drie accountants in 2017, maar het gebruik daarvan tijdens het onderzoek dat daaraan in 2015 voorafging. Deze tweede tuchtklacht tegen de coördinator gaat dus over nog niet beoordeelde feiten en is dus ontvankelijk.
Volgens de Accountantskamer was de coördinator in 2015 en in 2016 formeel wellicht geen lid van het onderzoeksteam, maar er feitelijk wel zeer nauw bij betrokken. Zo initieerde hij het tuchtrechtelijk onderzoek tegen de drie accountants en heeft hij verhoren afgenomen, waaronder het verhoor van de hoofdverdachte en de BDO-partner. Zijn kamer in het FIOD-gebouw lag tegenover de kamer van het opsporingsteam, waarin het fysieke onderzoekdossier lag. Opsporingsmedewerkers informeerden hem over de e-mailwisseling van 30 maart 2015. Aan de FP-officier schreef de coördinator hierover: “We hebben een lopend strafrechtelijk BZT-onderzoek* waar bij de verdachte eerst een groot accountantskantoor opdracht heeft gegeven om e.e.a. uit te zoeken.” Nadien kreeg de coördinator ook de beschikking over de mail van 2 april 2015.
In de eerste tuchtklacht heeft de Accountantskamer al geoordeeld dat de coördinator een grote mate van vrijheid heeft om een redelijk vermoeden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door een accountant te formuleren en onderzoeken. In zijn beroepsmatige gedragingen moet hij zich echter wel houden aan de wet- en regelgeving.
Op grond van artikel 20 VGBA (versie 2015) was hij verplicht professionele oordeelsvorming toe te passen en zich te baseren op wat een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde aanvaardbaar en toereikend vindt. In diverse uitspraken (waaronder deze) heeft de rechter vastgesteld dat in het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak fouten zijn gemaakt met de geheimhouderinformatie.
Op grond van (artikel 4 lid 1 van) het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken (hierna: het Besluit) moet de opsporingsambtenaar de officier van justitie onverwijld informeren als hij kennisneemt van mededelingen waarvan hij weet (of redelijkerwijs kan vermoeden) dat deze zijn gedaan door of aan een geheimhouder. Als opsporingsambtenaar moet de coördinator dit weten. Gezien zijn rol en positie in dit strafrechtelijk onderzoek had hij ook kunnen weten, dat bij de e-mail van 30 maart 2015 en andere informatie niet was beoordeeld of dit geprivilegieerde documenten waren. Die beoordeling was wel nodig omdat bij een deel van de documenten een advocaat was betrokken.
De coördinator heeft de e-mailwisseling desondanks in ontvangst genomen en zich vervolgens - impliciet - op het standpunt gesteld dat de mededelingen in de e-mailwisseling van 30 maart 2015 niet vielen onder het verschoningsrecht van de klagende advocaat, omdat deze alleen in de cc stond. Of dit standpunt juist was, heeft hij echter niet laten toetsen door de officier van justitie voordat hij er kennis van nam. Hij heeft die informatie meteen gebruikt in zijn contacten met het Functioneel Parket en een andere officier van justitie.
In plaats van pas op de plaats te maken, heeft hij de e-mailwisseling ook laten gebruiken door de landsadvocaat. Op basis van professionele oordeelsvorming (artikel 20 van de VGBA) had hij een bedreiging moeten onderkennen en moeten handelen in overeenstemming met artikel 21 van de VGBA (versie 2015). Hij heeft daarentegen geprobeerd de discussie over de vraag of de e-mails onder het verschoningsrecht vielen, te beslechten door te schrijven dat de twijfelaars een zeer recente uitspraak moesten lezen van de Hoge Raad, die bepaald zou hebben dat mailverkeer van A naar B en in cc aan de advocaat niet onder het verschoningsrecht valt.
Omdat de geheimhouderofficier van justitie de informatie niet had getoetst en de landsadvocaat nog geen advies had uitgebracht over de tuchtklacht heeft de coördinator het risico genomen dat er in strijd werd gehandeld met het Besluit en inbreuk werd gemaakt op het verschoningsrecht van de klagende advocaat.
De coördinator heeft het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden door zich niet te houden aan de wet- en regelgeving en (dus) aan (artikel 13 lid 1 van) de VGBA. In strijd met (artikel 16 van) de VGBA heeft hij gegevens bekendgemaakt waarvan hij het vertrouwelijke karakter kende of redelijkerwijs moest vermoeden. Hij heeft geen professionele oordeelsvorming toegepast en geen bedreiging gesignaleerd zoals bedoeld in de artikelen 20 en 21 VGBA.
Ad b Geen documenten achtergehouden
In de tuchtprocedure zijn alle partijen verplicht om de feiten die van belang zijn volledig en naar waarheid aan te voeren, zoals artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat voorschrijft voor civielrechtelijke procedures. De klager en de betrokkene moeten de stukken waarop zij een beroep doen in het geding brengen. De klager hoeft niet per se álle dossierstukken waarover deze beschikt over te leggen. Maar als een stuk van wezenlijk belang is om de gegrondheid van een tuchtklacht te beoordelen moet dat wel. Bij de klacht tegen de drie accountants heeft de coördinator geen stukken achtergehouden.
Ad c Tuchtrechter bewust onjuist en onvolledig geïnformeerd
De klagende advocaat verwijt de coördinator dat hij in de tuchtprocedure tegen de accountants ten onrechte heeft verklaard dat:
- hij geen enkele aanleiding had om te veronderstellen dat de vereiste procedures niet juist waren doorlopen;
- bevoegde OM-functionarissen hadden bepaald dat de stukken die waren ingebracht voor de tuchtklacht geen geheimhouderstukken waren;
- die klacht met de vereiste toestemming van het Parket-Generaal van het OM was ingediend;
- het OM aan een externe advocaat advies had gevraagd over het oneigenlijk gebruik van het verschoningsrecht;
- de ingebrachte stukken afkomstig waren uit het strafdossier.
Volgens vaste jurisprudentie kan een accountant (in rechte) geen standpunt innemen, dat bewust onjuist of misleidend en dus te kwader trouw blijkt of door een redelijke en goed geïnformeerde derde zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep. Over de eerste tuchtklacht tegen de coördinator heeft de Accountantskamer onder meer gezegd dat de coördinator:
- ten tijde van het indienen van de tuchtklacht mocht vertrouwen op (de beoordeling in) de hiervoor omschreven interne procedure binnen het Openbaar Ministerie;
- de ‘geheimhouderstukken’ mocht gebruiken voor de tuchtklacht;
- de latere uitspraken van rechters daarover, waarop de klagende advocaat nu wijst, op dat moment niet kon kennen;
- op dat moment dus niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de geheimhouderofficier van justitie.
De klacht over het gebruik van de e-mails van 30 maart en 2 april is nieuw. De coördinator heeft deze e-mails gebruikt zonder de regels en de interne procedure van het OM te volgen. Bij hertoetsing door de geheimhouderofficier van justitie waren deze e-mails aangemerkt als geheimhouderdocumenten en verwijderd uit een zichtmapje bij de coördinator. In zijn antwoorden op vragen van de Accountantskamer heeft de coördinator gesuggereerd dat de e-mails die hij gebruikte bij de tuchtklacht tegen de drie accountants waren getoetst en niet waren aangemerkt als geheimhouderstukken. De coördinator heeft de verwijderde geheimhouderdocumenten later echter bij de tuchtklacht gevoegd. De coördinator is dan ook niet volledig geweest in zijn antwoord en heeft de Accountantskamer niet juist voorgelicht.
Hij heeft ten onrechte gezegd dat bij de ingebrachte stukken geen geheimhouderstukken zaten en hij ervan uit mocht gaan dat hij de stukken die nog in het zichtmapje zaten mocht gebruiken. Hij kan echter niet uitleggen hoe het dan komt dat hij de e-mails bij de indiening van de tuchtklacht (nog steeds) had. Uit het proces-verbaal dat de medewerker geheimhouding ambtsedig heeft opgemaakt, blijkt dat hij de als geheimhouderinformatie aangemerkte documenten uit een zichtmapje bij de coördinator heeft gehaald. De Accountantskamer gaat ervan uit dat het proces-verbaal op waarheid berust en de twee e-mails inderdaad waren verwijderd.
De coördinator heeft de e-mail van 30 maart 2015 als bijlage aan één van de zaaksofficieren gestuurd. Daarvoor moet hij het document hebben ingescand, waarna hij zowel een fysiek als ingescand exemplaar van de e-mails had. Hij heeft het ingescande exemplaar niet verwijderd en bleef dus ook na de verwijdering van documenten beschikken over geheimhouderinformatie. Volgens de coördinator was er geen inhoudsopgave van het zichtmapje en kon hij niet nagaan wat er was ingenomen. Maar gezien zijn rol en verantwoordelijkheid behoort hij zorgvuldig met informatie om te gaan.
De Accountantskamer moet concluderen dat de coördinator blijkbaar ook elders (digitale) kopieën van deze geheimhouderstukken had en die is blijven gebruiken zonder te verifiëren dat dit geen geheimhouderstukken waren. De tuchtrechter verwerpt de verklaring dat hij:
- mocht veronderstellen dat hij geen geheimhouderstukken heeft ingebracht bij de indiening van de tuchtklacht;
- mocht vertrouwen op de beoordeling van de zaaksofficieren en parketsecretaris.
De coördinator heeft de Accountantskamer op dit punt onjuist voorgelicht en hiermee in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Dat de coördinator bewust en dus te kwader trouw een standpunt heeft ingenomen dat onjuist of misleidend was, kan de Accountantskamer niet vaststellen. Maar het standpunt is in ieder geval schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep en dus in strijd met het beginsel van professionaliteit.
Heeft de coördinator destijds ten onrechte verklaard dat de klacht tegen de drie accountants de vereiste toestemming van het Parket-Generaal van het Openbaar Ministerie had? Nee. Een medewerker van het Functioneel Parket (FP) heeft de coördinator op 11 april 2017 meegedeeld dat de Helpdesk PAG akkoord was met het indienen van de klacht. De medewerker zei er niet bij dat het FP nog moest beoordelen of het indienen voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De coördinator mocht er dus van uitgaan dat hij ongeclausuleerde toestemming had van het Parket-Generaal.
Maatregel
Tijdelijke doorhaling voor zes maanden. De coördinator heeft van het opsporingsteam, waarbij hij betrokken was, e-mails in ontvangst genomen en in strijd met de regels direct en zonder toetsing door de geheimhouderofficier van justitie gebruikt in zijn contacten met de officieren van justitie die de verdachte vervolgden. Als coördinator tuchtrecht en opsporingsambtenaar bij het Openbaar Ministerie zou hij juist doordrongen moeten zijn van het belang om zich te houden aan de wet- en regelgeving. Hij heeft in strijd met de vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gebruik gemaakt van e-mails waarvan hij wist, althans had moeten begrijpen, dat die (mogelijk) geheimhouderinformatie waren, waarvan hij geen kennis mocht nemen.
De Accountantskamer rekent het de coördinator zwaar aan dat hij het verschoningsrecht van de klagende advocaat heeft geschonden. Dat recht is van fundamenteel belang voor een goede rechtsbedeling en is er mede voor bedoeld dat een advocaat diens taak naar behoren kan vervullen. Ook al levert de coördinator een bijdrage aan de bescherming van de samenleving tegen criminaliteit en onprofessioneel handelen door accountants - hij heeft ook de verantwoordelijkheid om rechten van verdachten en hun advocaten in een tucht- of strafrechtelijk onderzoek voldoende te waarborgen.
Het is kwalijk dat hij de Accountantskamer op de zitting van de eerdere tuchtklacht tegen hem niet volledig heeft voorgelicht. Daarmee heeft hij zijn beroepsgroep in diskrediet gebracht. Ook is meegewogen dat:
- hij heeft volhard in zijn opstelling dat zijn handelen in het licht van de situatie in 2015 niet onjuist was;
- hij eerder is berispt is vanwege zijn handelen in het kader van de tuchtklacht tegen de drie accountants.
De Accountantskamer geeft de coördinator in overweging om in voorkomende gevallen het Moreel besluitvormingsmodel voor accountants te volgen.
Annotatie Lex van Almelo
Deze uitspraak is onderdeel van een geruchtmakende strafzaak, waarin het OM een flinke zeperd heeft gehaald door e-mails te gebruiken die onder het verschoningsrecht vallen van een advocaat. Nadat de rechter het OM hiervoor op de vingers heeft getikt, heeft het OM de vervolging van de verdachte vermogensbeheerder Box Consultants uiteindelijk gestaakt.
De FIOD en het OM hebben (samen met de landsadvocaat) lang het standpunt verdedigd dat informatie uit een e-mail die niet direct is gericht aan een advocaat, maar waarbij de advocaat slechts in de cc staat, niet valt onder het verschoningsrecht van de advocaat. Dat standpunt was ingegeven door het idee dat advocaten het verschoningsrecht gebruiken om bepaalde informatie achter te houden voor de opsporingsautoriteiten.
Die mogelijkheid is inderdaad de essentie van het verschoningsrecht. Het is dus geen misbruik en niet de bedoeling om zo het opsporingsonderzoek te frustreren. Maar het OM wilde “doorprocederen tot het gaatje”, zo schreef een officier van justitie, die de Accountantskamer aanhaalt.
Een markante speler in de mislukte strafzaak is de jurist, registeraccountant en accountant-administratieconsulent die opsporingsambtenaar is bij de FIOD en als tuchtrechtcoördinator bij het OM tuchtklachten indient tegen accountants. In deze zaak zat hij als rechercheur aan tafel bij verhoren, terwijl hij als tuchtrechtcoördinator aandrong op een klacht tegen de accountants van Box.
De tuchtklacht tegen drie accountants van BDO mondde uit in een waarschuwing voor twee controlerend accountants. De controlepartner werd accountant in business, trok zich terug uit de NBA-Stuurgroep Publiek Belang en overleed april 2023 aan een slepende ziekte.
Klacht tegen OM-klager
De kwestie krijgt ook een tuchtrechtelijke staart voor de coördinator die de tuchtklacht indiende tegen de accountants. De Accountantskamer legde hem een berisping op, omdat hij de vertrouwelijkheid heeft geschonden en zich onnodig grievend heeft uitgelaten over de controlepartner. De berisping is niet definitief; het College van Beroep voor het bedrijfsleven moet bij het schrijven van deze annotatie nog een oordeel vellen over het hoger beroep. De annotator vond het oordeel van de Accountantskamer over de schending van het verschoningsrecht van de advocaat overigens bedenkelijk.
In maart 2023 heeft de advocaat van Box, een partner van Zuidaskantoor Stibbe, een tweede klacht ingediend tegen de coördinator. In de uitspraak over deze nieuwe klacht komt de Accountantskamer wel met een stevig en principieel oordeel over de schending van het verschoningsrecht. De coördinator heeft vóór het indienen van de tuchtklacht twee vertrouwelijke e-mails gebruikt om andere leden van het OM en de landsadvocaat te informeren. De tuchtrechter voelt zich nu wellicht gesteund door de afkeurende oordelen van de rechtbank en het Gerechtshof over de werkwijze van het OM. Aan de andere kant zijn de feiten op zichzelf schokkend genoeg voor een ferm oordeel en een schorsing van zes maanden.
Inscannen
De FIOD en het OM hebben bij de externe e-mailprovider van Box twee miljoen e-mails in beslag genomen en die doorzocht. De klacht en het oordeel spitsen zich toe op twee e-mails, van de hoofdverdachte van Box aan de controlepartner van BDO, waarbij de advocaat van Stibbe in de cc staat. In één van de mails schrijft de verdachte dat niet de raad van commissarissen zal optreden als opdrachtgever van het nadere onderzoek - maar op voorstel van de advocaat - het advocatenkantoor. Het voordeel is dat FIOD-rechercheurs niet bij informatie kunnen die valt onder het verschoningsrecht van de advocaat. De accountant antwoordt dat hij hiermee akkoord gaat.
De coördinator ziet dit als een typisch geval van misbruik en bereidt met de e-mails een tuchtklacht voor. Hij stelt zich samen het Functioneel Parket op het standpunt dat e-mails met een cc naar de advocaat niet onder het verschoningsrecht vallen.
Degenen die daar aan twijfelen, moeten volgens hem maar een uitspraak van de Hoge Raad lezen. Die zou uitdrukkelijk zeggen dat cc’s niet onder het verschoningsrecht vallen. (Uw twijfelende annotator heeft in dat arrest niets kunnen lezen over verschoningsrecht en cc.) De coördinator gebruikt de e-mails direct, zonder het resultaat van de interne toetsingsprocedure van het OM af te wachten.
Over de tweede e-mail heeft de geheimhouderofficier van justitie gezegd dat die onder het verschoningsrecht valt en moet worden verwijderd uit het mapje met in beslag genomen informatie. Voordat een FIOD-medewerker deze afgedrukte e-mail verwijdert, maakt de coördinator er een scan van.
Door de e-mails toch te gebruiken, heeft de coördinator de regels genegeerd. Bovendien heeft hij bij de behandeling van de tuchtklacht tegen de accountants ten onrechte gezegd dat hij geen informatie had gebruikt die onder het verschoningsrecht viel.
Dat hij de tuchtrechter bewust om de tuin heeft geleid, acht de Accountantskamer niet bewezen. Wellicht omdat de kamer vindt dat hij er toen nog aan mocht twijfelen dat de mails gewoon gebruikt konden worden. De tuchtrechter raadt hem wel aan om “in voorkomende gevallen” het Morele besluitvormingsmodel van de NBA te volgen. Dus kennelijk leven er wel twijfels over zijn morele gehalte.
De uitspraak roept de vraag op hoeveel gevallen er nog voorkomen als de coördinator zijn schorsing heeft uitgezeten. Is hij nog wel de juiste persoon om andere accountants de maat te nemen?
*) BZT-onderzoek* = onderzoek van het Bijzondere Zaken Team