Tuchtrecht

Validatierapport mist deugdelijke grondslag

Een forensisch accountant onderzoekt of de internal audit-afdeling van een energieconcern de klachten van twee klokkenluiders adequaat heeft afgehandeld. Zijn ‘ja’ is ondeugdelijk gefundeerd.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
21/406
Datum uitspraak:
04 april 2023
Oordeel:
hoger beroep deels gegrond, klacht grotendeels gegrond
Maatregel:
berisping i.p.v. tijdelijke doorhaling voor drie maanden
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2023:168

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Twee werknemers van een energiebedrijf beklagen zich over het gedrag van een manager van een Duitse dochteronderneming en menen dat er tijdens de aanbesteding van de bouw van een nieuwe gasturbinecentrale ongeoorloofde contacten zijn geweest met één van de inschrijvers. De externe ombudsman van het energiebedrijf vindt dat laatstgenoemde aantijging onvoldoende is gesubstantieerd. Daarna doet de interne-auditafdeling van de Duitse onderneming onderzoek en concludeert dat er niets ontoelaatbaars is gebeurd. Het energiebedrijf probeert de twee klokkenluiders vervolgens als ‘boventallig’ te ontslaan, maar het UWV steekt daar een stokje voor.

Het energiebedrijf geeft een registeraccountant de opdracht de klachtafhandeling en de conclusie van de interne auditor te valideren: is de klacht ‘thoughtfully’ (bedachtzaam) afgehandeld? De accountant meent van wel. Ook de conclusie dat de aanbestedingsregels niet zijn overtreden, vindt hij juist, zonder dit inhoudelijk te hebben onderzocht. Het energiebedrijf publiceert een bericht op de website waarin staat dat uit intern onderzoek geen bewijs naar boven is gekomen voor overtredingen van de aanbestedingsregels. Er staat bij dat een onafhankelijk gerenommeerd accountantskantoor heeft verklaard dat die conclusie correct is.

De twee ‘klokkenluiders’ klagen er bij de Accountantskamer onder meer over dat de accountant:

b. zich niet heeft gehouden aan NBA-handreiking 1112 noch aan het onderzoeksprotocol van zijn kantoor door in de uitnodiging voor het interview niet aan te geven wat zijn opdracht was;

d. een subjectieve en onzinnige opdracht heeft aanvaard, omdat een normatief kader ontbreekt;

f. zijn medewerking heeft verleend aan onjuiste publicaties over (de uitkomsten van) zijn onderzoek;

g. in zijn rapport de feiten selectief heeft gepresenteerd;

h. de klokkenluider niet heeft gehoord;

i. onvoldoende aandacht heeft besteed aan de toepasselijke wetgeving, ten onrechte geen externe deskundige heeft ingeschakeld om te onderzoeken of er een vrijstelling bestond voor de openbare aanbestedingsplicht, de vraag of bij de aanbesteding sprake was van ongeoorloofde bevoordeling niet heeft onderzocht en beantwoord en zich in zijn rapport heeft beperkt tot de Duitse wetgeving, terwijl ook andere wetgeving van toepassing is.

De Accountantskamer verklaart bovengenoemde klachtonderdelen gegrond en legt een tijdelijke doorhaling voor drie maanden op. De accountant gaat in hoger beroep.

Hogerberoepsgronden

  1. een enkele schending van de NBA-handreiking voor persoonsgerichte onderzoeken levert nog geen tuchtrechtelijk verwijt op; het door de Accountantskamer genoemde ‘protocol’ is niet meer dan achtergrondinformatie met vrijblijvende ‘uitgangspunten’; de uitgenodigde klokkenluider wist al waarover het onderzoek en het interview zouden gaan;
  2. de in het rapport gebruikte termen ‘thoughtfully’, ‘open ends and remaining issues’ en ‘voids and flaws’ slaan niet op het toegepaste toetsingskader, maar op de conclusies; de termen houden betreffen een feitelijke vaststelling van de werkzaamheden die de internal audit-afdeling (IA) heeft uitgevoerd; het onderzoek van de accountant is een ‘process review’, waarbij de feitelijke vraag centraal stond wat de IA heeft gedaan naar aanleiding van de klachten die één van de klokkenluiders had ingediend; de accountant had nadrukkelijk niet de opdracht om de gegrondheid van deze klachten te onderzoeken;
  3. de Accountantskamer heeft ten onrechte gezegd dat de accountant afstand had moeten nemen van het webbericht, waarin zijn conclusie stond dat er geen ‘violations of law’ waren; de accountant heeft op de vraag van de voorzitter van de Accountantskamer dat de gesprekken met een andere inschrijver toch niet waren toegestaan weliswaar ja gezegd, maar dat was alleen bedoeld om te bevestigen dat het ging om een Europese aanbesteding (wat achteraf gezien niet het geval blijkt); voor nadere uitleg of nuancering kreeg hij geen gelegenheid;
  4. over klachtonderdeel f heeft de Accountantskamer ten onrechte gezegd dat in het rapport duidelijk tot uiting had moeten komen dat de accountant niet oordeelt over de vraag of de klacht inhoudelijk juist is beoordeeld; dit oordeel is een ongeoorloofde uitbreiding van de klacht;
  5. de Accountantskamer gaat er bij klachtonderdeel g ten onrechte van uit dat het overleg met de andere inschrijver niet zou zijn toegestaan en dat de accountant dit heeft erkend op de zitting;
  6. de overwegingen ten overvloede (in 4.8.9) zijn een ongeoorloofde uitbreiding van de oorspronkelijke klacht; de overwegingen zijn puur gebaseerd op de onjuiste veronderstellingen dat het overleg met de andere inschrijver niet was toegestaan en dat de accountant dit heeft erkend op de zitting;
  7. over klachtonderdeel h heeft de Accountantskamer ten onrechte gezegd dat de accountant is afgeweken van de eigen opdrachtbevestiging, terwijl niet duidelijk is waarom een eventuele afwijking tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn;
  8. de Accountantskamer heeft de klachtonderdelen g en i samengevoegd en gegrond verklaard, zonder klachtonderdeel i inhoudelijk te behandelen;
  9. de doorhaling voor de duur van drie maanden is buitensporig.

Oordeel

Het hoger beroep is (deels) gegrond voor wat betreft de hogerberoepsgronden 2, 3, 5, 7, 8 en 9. De klachtonderdelen d, h en i zijn alsnog ongegrond; de klachtonderdelen b, f en g zijn definitief gegrond.

Ad 1 Persoonsgericht onderzoek (klachtonderdeel b)

De Accountantskamer heeft het onderzoek terecht aangemerkt als een persoonsgericht onderzoek met als object het functioneren, handelen of nalaten van handelen van de IA en niet dat van één van de twee klokkenluiders. Dat de accountant die klokkenluiders niet heeft geïnformeerd over de opdracht is dus geen schending van Handreiking 1112. Toch heeft de Accountantskamer klachtonderdeel b terecht gegrond verklaard. Bij de uitnodiging voor een interview heeft de accountant een document over de procedure bij interviews meegestuurd, waarin onder meer staat dat:

  • de geïnterviewde schriftelijk (per e-mail) wordt uitgenodigd voor het interview; (of dat)
  • een gedane telefonische uitnodiging schriftelijk wordt bevestigd;
  • de uitnodiging ten minste een week vóór een interview wordt verzonden (…) zodat de betrokkene de tijd en de gelegenheid heeft om zich voor te bereiden en/of vooraf vragen te stellen;
  • de verstrekte opdracht en de gespreksonderwerpen zijn opgenomen in de uitnodiging.

De verstrekte opdracht en de gespreksonderwerpen stonden echter niet in de uitnodiging. Of de geïnterviewde langs andere weg de precieze opdracht kende, is – anders dan de Accountantskamer lijkt te vinden - niet van belang. Alleen al op grond van de verstuurde procedurebeschrijving mocht van de accountant worden verwacht dat hij de opdracht en de onderwerpen van gesprek in de uitnodiging zou opnemen. Door dit na te laten, heeft de accountant het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden.

Ad 2 Ontbrekend toetsingskader (klachtonderdeel d)

Volgens vaste jurisprudentie van het college (zie onder meer de overwegingen 3.3 en 5.3 van deze uitspraak) moet de rapportage over een persoonsgericht onderzoek helder zijn over de (aard van de) verstrekte opdracht. Uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid vloeit bovendien voort dat een accountant helder is over het oordeel dat deze velt op basis van een persoonsgericht onderzoek.

In de opdrachtbevestiging staat als doel van de opdracht “to resolve all open ends and remaining issues” na de acties die het energiebedrijf heeft ondernomen “following up on complaints by…”. Volgens paragraaf 1 van het rapport is het doel “to conduct an independent inquiry into how Vattenfall handled the complaints of …”. Volgens paragraaf 2.1 van het rapport zijn het doel en het bereik van het onderzoek “to review the handling of the complaint(s)” in het licht van de informatie en feiten die bekend waren bij de klachtbehandelaars.

De accountant had dus niet de opdracht de afgehandelde klachten inhoudelijk te beoordelen.

Voor een oordeel over de manier waarop de klachten zijn afgedaan, was het niet nodig om allereerst vast te stellen wat de IA feitelijk had gedaan naar aanleiding van de klachten. In de opdracht ligt besloten dat de accountant de leden van het IA-team zou horen over hun werkzaamheden. Daarna zou hij deze bevindingen moeten vergelijken met wat hierover is gedocumenteerd en met de informatie die derden hem verschaften.

De opdracht en het rapport bevatten geen maatstaf of specifiek toetsingskader. Op pagina 2 van het rapport verklaart de accountant dit door te wijzen op de essentie van de opdracht. En die was “a review of an internal investigative process, resulting in a report that enables the Board to understand that the internal investigation has been executed thoughtfully”. Bij gebrek aan een onderzoeksprotocol voor dit soort klachten is toetsing aan “a prescribed set of activities” niet mogelijk, maar “attest that the investigative process is executed according to standard” wél. De accountant heeft “vastgesteld dat alle materiële bevindingen gebaseerd waren op, en overeenkomen met, gedocumenteerd bewijs dat het resultaat was van activiteiten die werden uitgevoerd door de geïnterviewde personen”.

De accountant kon dus alleen maar voldoen aan de onderzoeksopdracht door de conclusies in het memo van de IA te vergelijken met zijn eigen bevindingen op grond van onderliggende documenten en interviews. Op deze basis heeft hij geconcludeerd dat zijn bevindingen overeenkwamen met die van het IA-team. Dat is een feitelijke constatering waarvoor naar haar aard geen concreet toetsingskader kan worden aangelegd.

De hogerberoepsgrond slaagt en klachtonderdeel d is ongegrond.

Ad 3 Webbericht (klachtonderdeel f)

In het bericht op de website van het energiebedrijf staat dat:

  • “Vattenfall has concluded that no such reported violations of law occurred” op basis van meerdere onderzoeken, waaronder dat van de IA-afdeling;
  • de uitkomst en kwaliteit van deze interne onderzoeken zijn gevalideerd door “a reputable independent forensic accounting firm”.

Hier staat niets anders dan dat de accountant de uitkomst van het onderzoek door het IA-team onderschrijft, namelijk dat geen van de gerapporteerde wetsovertredingen heeft plaatsgevonden. De accountant heeft echter niet onderzocht of de aanbestedingsregels zijn overtreden. Hij heeft daarover ook geen conclusies geformuleerd, omdat dat niet tot zijn opdracht behoorde. Hij had daarom niet mogen instemmen met de webtekst of zich daarvan in ieder geval moeten distantiëren. Het college is het met de Accountantskamer eens dat de accountant had behoren te voorkomen dat hij op deze manier in verband werd gebracht met misleidende informatie.

Maar in tegenstelling tot de Accountantskamer vindt het college niet dat de accountant zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding en in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit. De Accountantskamer vindt de medewerking vooral zo ernstig, omdat de accountant op de zitting zou hebben gezegd dat de besprekingen met de andere inschrijver in relatie tot het aanbestede project niet waren toegestaan.

In strijd met de huisregels van de Accountantskamer heeft de klagende klokkenluider geluidsopnamen gemaakt in de zittingszaal. Omdat niemand er bezwaar tegen heeft luistert het college de relevante passages af. Het college vindt niet dat daaruit blijkt dat de Accountantskamer de accountant onheus heeft bejegend en onvoldoende de gelegenheid heeft geboden om zich te verweren. Wel blijkt dat de accountant op de zitting inderdaad heeft verklaard dat de gesprekken met de andere inschrijver volgens hem niet waren toegestaan.

Maar daarom is zijn medewerking aan de webpublicatie nog geen gebrek aan integriteit. Uit de opname wordt namelijk niet duidelijk dat de accountant deze mening ook al had toen hij zijn rapport uitbracht. Het college vindt het van belang dat de accountant de klacht over de bespreking met de andere inschrijver niet inhoudelijk hoefde te onderzoeken, omdat hij alleen in kaart moest brengen hoe de IA-afdeling de klacht had afgehandeld. Hij is daarbij afgegaan op documenten van en interviews met het team.

Tegenover het webbericht heeft de accountant zich onvoldoende professioneel-kritisch opgesteld. Het is echter niet aannemelijk geworden dat hij:

  • informatie had waaruit bleek dat de IA-afdeling de bespreking met de andere inschrijver ontoelaatbaar vond;
  • deze informatie opzettelijk heeft achtergehouden en niet in zijn rapport heeft vermeld;
  • (stilzwijgend) de conclusie in het webbericht wilde onderschrijven.

Het college vindt daarom dat de accountant niet zozeer het fundamentele beginsel van integriteit heeft geschonden als wel dat van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Klachtonderdeel f is dus wel gegrond.

Ad 4 Minder gewenste overweging (klachtonderdeel f)

Het gaat hier om een overweging ten overvloede, die de gegrondverklaring van klachtonderdeel f niet draagt. Het college wil beklemtonen wat het al eerder heeft gezegd , namelijk dat “het minder gewenst is” dat de Accountantskamer in een overweging ten overvloede een verwijt lijkt te maken dat geen onderdeel is van de klacht en dat ook niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar is aangemerkt. Ook als het voor de accountant geen formele gevolgen heeft, kan zo’n overweging hem blijven aankleven als een verwijt dat de tuchtrechter maakt.

Ad 5 ‘Erkenning’ wetsovertreding (klachtonderdeel g)

In de ‘Management Summary and Conclusions’ van zijn rapport concludeert de accountant onder meer dat:

  • het IA-team van de groep alle aspecten van de klachten heeft onderzocht;
  • het geraamte van het IA-onderzoeksrapport maar een fractie weergeeft van alle bevindingen;
  • de bevindingen uit 2014 zijn gebaseerd op gedocumenteerde feiten die de conclusies rechtvaardigen;
  • er weliswaar discussie mogelijk is over sommige onderzoekskeuzes (zoals het niet spreken met sommige werknemers die zijn vertrokken bij de onderneming en het ontbreken van een formeel onderzoeksprotocol) maar de accountant geen ruimte ziet voor aanvullend onderzoek;
  • de onderzoekskeuzes gemotiveerd en gedocumenteerd blijken;
  • de klachten vanuit een formeel perspectief vermoedelijk beter hadden kunnen worden behandeld, met name transparanter tegenover de klager met een completer antwoord;
  • de accountant in geen enkel document aanwijzingen heeft gevonden dat de klacht niet adequaat is onderzocht.

Over het gesprek met de andere inschrijver concludeert de accountant dat:

  • uit documenten blijkt dat er inderdaad een gesprek is geweest;
  • het de vraag is of dat een probleem was;
  • bij dit onderzoek de afdeling Juridische Zaken van Vattenfall Duitsland is geconsulteerd;
  • die afdeling tegen de accountant had gezegd dat het ging om een standaard aanbesteding volgens de Duitse regels;
  • die regels deels zijn ontleend aan het EU-recht voor conventionele krachtcentrales;
  • werd aangenomen dat het project onder de uitzondering viel en de contracten werden opgemaakt op basis van het Duitse BW;
  • er geen specifieke aanbestedingsregels golden en de gesprekken met de andere inschrijver dus niet in strijd waren met enige formele Duitse wet- of regelgeving.

Het college vindt dat het oordeel dat de klacht behoorlijk is afgehandeld ondeugdelijk gefundeerd. De accountant noemt het rapport van de IA-afdeling een “skeleton report”, waarin niet alle bevindingen van het onderzoek zijn vermeld, zonder dat duidelijk is welke niet. Door niet aan te geven welke bevindingen niet in het rapport staan, laat hij ruimte voor twijfel of er nog bevindingen zijn die kunnen afdoen aan de conclusies van het rapport van de IA.

De accountant vermeldt dat de bespreking met de andere inschrijver volgens de interne auditors niet in strijd was met de Duitse wet- en regelgeving, maar gaat niet nader in op de bevinding van de IA dat:

  • deze bespreking de oorzaak was van verwarring bij het projectteam met de klokkenluiders;
  • het projectteam dit voelde als druk om de aanbesteding te beïnvloeden;
  • er wel aanleiding om daarop in te gaan, juist omdat de klokkenluiders en het energieconcern het niet eens waren over de vraag of de bespreking was toegestaan.

De accountant had daarom kritisch moeten nagaan hoe de IA-afdeling was omgegaan met deze vraag. Uit zijn rapport blijkt dat de afdeling deels steunde op een juridische analyse van de interne juridische afdeling van het concern. Hij had erop moeten wijzen dat deze analyse niet per se afkomstig was van een onafhankelijke en belangeloze partij en daaraan mogelijk conclusies moeten verbinden. Door het ontbreken van deze kritische noot mist de conclusie dat de klachten naar behoren zijn onderzocht een deugdelijke grondslag.

De accountant heeft echter niet opzettelijk informatie verzwegen in zijn rapport. De opdracht was immers niet de gegrondheid van de klacht over de besprekingen met de andere inschrijver inhoudelijk te onderzoeken. De accountant heeft geen informatie verbloemd waaruit blijkt dat de klacht volgens de IA-afdeling wel degelijk gegrond was. Wel had hij zich veel kritischer moeten opstellen, omdat niet viel uit te sluiten dat het IA-onderzoek lacunes vertoonde.

De accountant heeft in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, maar niet – zoals de Accountantskamer zei – met het fundamentele beginsel van integriteit. Het college zal de uitspraak van de Accountantskamer in zoverre vernietigen.

Ad 6 Overbodige overweging

De overweging ten overvloede heeft geen rol heeft gespeeld voor de hoogte van de maatregel en is geen dragende overweging voor de bestreden uitspraak. Het college beklemtoont ook hier dat het minder gewenst is om in een overweging ten overvloede een verwijt te maken dat geen onderdeel is van de klacht en dat ook niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar is aangemerkt. Ook zonder formele gevolgen kan zo’n overweging de accountant blijven aankleven als een verwijt dat de tuchtrechter heeft gemaakt.

Ad 7 Afwijken opdrachtbevestiging (Klachtonderdeel h)

Het verwijt dat de accountant is afgeweken van de opdrachtbevestiging vormde geen onderdeel van de oorspronkelijke klacht. Dat kon ook niet, omdat de klager de opdrachtbevestiging pas in aanloop naar de zitting van de Accountantskamer in bezit kreeg. Overigens staat in de opdrachtbevestiging dat het concept-rapport zal worden “besproken” met de klager. Het concept-rapport hoefde hem dus niet integraal te worden toegestuurd.

De klokkenluider beklaagt zich erover dat de accountant zich niet heeft gehouden aan de verplichting hoor- en wederhoor toe te passen. Ook zou hij andere personen ten onrechte niet hebben gehoord. Het gaat hier echter niet om een persoonsgericht onderzoek naar het functioneren, handelen of nalaten van de klokkenluider. Omdat die geen onderzoeksobject was, hoefde de accountant hem niet op grond van de handreiking te horen en te laten reageren op de bevindingen en conclusies van het rapport. Om dezelfde reden hoefde hij de andere personen niet te horen of uit te nodigen.

Het college heeft al eerder gezegd dat een accountantsrapport nog geen deugdelijke grondslag mist puur omdat geen hoor en wederhoor is toegepast; hoor en wederhoor is een middel om een deugdelijke grondslag te krijgen. In dit geval beschikte de onderzoeker over materiaal dat de klager zelf had verstrekt, waaronder ongeveer driehonderd pagina’s aan documentatie. Wat dat betreft is het rapport deugdelijk gefundeerd.

Ook al omdat de accountant de klager voldoende gelegenheid heeft geboden om met hem te praten. Behalve de uitnodiging voor een interview heeft de onderzoeker de klager een bericht gestuurd dat het onderzoek zou worden afgerond en dat hij had begrepen dat de klager ook niet wilde ingaan op een nieuwe uitnodiging om daaraan mee te werken. De klager heeft hierop niet gereageerd en achteraf erkend dat hij niet van plan is geweest om (alsnog) in te gaan op een uitnodiging voor een gesprek.

De onderzoeker heeft zich voldoende ingespannen om de klager zijn zienswijze te laten geven en zijn bevindingen met hem te bespreken. Klachtonderdeel h wordt alsnog ongegrond verklaard.

Ad 8 Inhoudelijke behandeling klachtonderdeel i

De Accountantskamer heeft klachtonderdeel i inderdaad niet inhoudelijk beoordeeld of besproken. In overweging 4.8.10 zegt de kamer zelfs dat “wat is aangevoerd over het memo (…), de buitenlandse wetgeving, de inschakeling van een externe deskundige (en) de verwarring bij het projectteam, (…) bij deze stand van zaken in het midden (kan) worden gelaten”. In die zin is er bij dit klachtonderdeel inderdaad sprake van een motiveringsgebrek.

Het college verklaart klachtonderdeel i alsnog ongegrond. Zoals gezegd heeft de accountant niet onderzocht of de aanbestedingsregels zijn overtreden, omdat dit niet zijn opdracht was. Het valt hem daarom niet te verwijten dat hij:

  • in zijn rapport niet is ingegaan op de vraag of sprake was van ongeoorloofde bevoordeling;
  • geen externe deskundige heeft ingeschakeld;
  • onvoldoende aandacht heeft besteed aan de toepasselijke aanbestedingswetgeving.

Maatregel

Berisping. Volgens de Accountantskamer heeft de accountant het fundamentele beginsel van integriteit geschonden. Dit zeer ernstige verwijt is uitdrukkelijk meegewogen bij het opleggen van de tijdelijke doorhaling van drie maanden. De kamer heeft de klachtonderdelen f en g weliswaar terecht gegrond verklaard, maar de accountant heeft daarbij niet in strijd gehandeld met het beginsel van integriteit, maar met dat van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Omdat de klachtonderdelen d, h en i alsnog ongegrond blijken, is een lichtere maatregel op zijn plaats.

De accountant heeft op belangrijke onderdelen van het onderzoek - met name bij de beoordeling van het onderzoek dat de internal audit-afdeling deed naar de juridische status van de bespreking met de concurrent - in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Annotatie Lex van Almelo

Twee werknemers van Nuon beweren dat een manager van een Duitse dochteronderneming tijdens de aanbesteding van de bouw van een nieuwe gasturbinecentrale heeft overlegd met één van de inschrijvers. Zulk contact zou ongeoorloofd zijn geweest volgens de aanbestedingsregels en zorgt daarom voor de nodige beroering. De werknemers klagen vergeefs bij de onderneming. De interne-auditafdeling van Vattenfall Duitsland concludeert na onderzoek dat er niets ontoelaatbaars is voorgevallen. De poging van Nuon/Vattenfall NV om de twee klokkenluiders vervolgens te ontslaan mislukt.

Kennelijk is de ceo van Vattenfall NV nog niet helemaal gerust. Hij geeft een registeraccountant de opdracht de klachtafhandeling en de conclusie van de interne-auditafdeling te valideren: is de klacht ‘thoughtfully’ (bedachtzaam) afgehandeld? De accountant meent van wel. Ook de conclusie dat de aanbestedingsregels niet zijn overtreden, vindt hij juist, zonder dit inhoudelijk te hebben onderzocht. Vattenfall publiceert een bericht op de website. Daarin staat dat intern onderzoek geen bewijs heeft opgeleverd voor overtredingen van de aanbestedingsregels en dat een onafhankelijk gerenommeerd accountantskantoor heeft verklaard dat die conclusie correct is.

De Accountantskamer vindt dat de accountant op meerdere punten niet-integer heeft gehandeld. Maar in hoger beroep is het college minder streng. Zo oordeelt het college milder over de passieve houding van de accountant tegenover het webbericht. Omdat de accountant niet heeft onderzocht of de aanbestedingsregels zijn overtreden, had hij volgens de Accountantskamer niet mogen instemmen met de webtekst of zich daarvan in ieder geval moeten distantiëren. Het college vindt ook dat de accountant had moeten voorkomen dat hij op deze manier in verband werd gebracht met misleidende informatie. Maar in tegenstelling tot de Accountantskamer vindt het college niet dat de accountant zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding. De Accountantskamer baseert dat oordeel vooral op een uitspraak die de accountant – naar eigen zeggen onder druk - deed tijdens de zitting. Zo heeft hij gezegd dat het overleg van de manager met de andere inschrijver niet was toegestaan. Uit (in strijd met de huisregels gemaakte) geluidsopnamen van de zitting blijkt niet dat de accountant dit ook al vond toen hij zijn rapport uitbracht. De accountant hoefde hierover geen inhoudelijke uitspraak te doen in zijn rapport, terwijl niet is gebleken dat hij informatie heeft achtergehouden. Daarom geeft het college hem het voordeel van de twijfel en neemt geen misleiding of schending van het integriteitsbeginsel aan. Wel vindt het college dat de accountant zich niet professioneel-kritisch genoeg heeft opgesteld tegenover het bericht.

Het oordeel dat de klacht behoorlijk is afgehandeld, mist een deugdelijke grondslag. De accountant schrijft zelf dat in het IA-onderzoeksrapport niet alle bevindingen staan, maar maakt niet duidelijk welke er ontbreken. Daardoor kunnen er twijfels rijzen over het bestaan van bevindingen die de conclusies van het IA-rapport ondergraven.

De accountant schrijft – zonder dat hij dit hoefde te onderzoeken - in zijn rapport dat de IA concludeert dat het overleg met de andere inschrijver niet in strijd was met de Duitse wet- en regelgeving. Hij had daarbij moeten vermelden dat het overleg voor verwarring bij en druk op het aanbestedingsprojectteam zorgde. Juist ook vanwege het verschil van inzicht over de geoorloofdheid van zulk overleg. In de ogen van het college heeft de accountant in zijn rapport echter geen informatie achtergehouden. Wel had hij zich veel kritischer moeten opstellen, omdat niet viel uit te sluiten dat het IA-onderzoek lacunes vertoonde. De validatie is dus een vlag op een wellicht lekkende schuit.

Wellicht strekt het de accountant tot troost dat de Accountantskamer ook wordt berispt. Zo heeft de Accountantskamer ten onrechte gezegd dat in het rapport duidelijk had moeten staan dat de accountant niet hoefde te zeggen of de klacht inhoudelijk juist is beoordeeld. Het college vindt dit, net als de accountant, een ongeoorloofde uitbreiding van de klacht en hekelt deze ‘overweging ten overvloede’. De Accountantskamer komt in dezelfde uitspraak nogmaals met zo’n overbodige overweging, dit keer over het negeren van de bedreiging voor zijn objectiviteit door zo’n beperkte opdracht te aanvaarden (zie punt 4.8.9 van de uitspraak). Ook al beïnvloeden zulke overwegingen het oordeel en de maatregel niet – zij zijn ‘minder gewenst’, omdat er toch een verwijt van de tuchtrechter aan de accountant blijft kleven, zonder dat erover is geklaagd. “Ik kan goed leven met de reprimande”, schreef de berispte accountant kort na het publiceren van de uitspraak. Ik ben benieuwd of de Accountantskamer er ook zo over denkt.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.