Assuranceverklaring verstrekt zonder tekenbevoegdheid
Een accountant-administratieconsulent leent twintig mille van een cliënt, betaalt dit te laat terug en ondertekent accountantsverklaringen, terwijl zijn kantoor hem daarvoor de bevoegdheid heeft ontnomen.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 22/882 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 17 februari 2023
- Oordeel:
- gegrond
- Maatregel:
- doorhaling met herinschrijvingsverbod van tien jaar
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2023:7
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een accountantskantoor ontslaat in november 2019 een accountant-administratieconsulent op staande voet wegens meerdere incidenten. Zo heeft de accountant twintigduizend euro geleend van een cliënt, maar dat geld veel te laat terugbetaald na hevig aandringen. Ook geeft hij verklaringen af, nadat het kantoor hem zijn interne tekenbevoegdheid heeft ontnomen en ondertekent hij een samenstellingsverklaring op naam van een argeloze collega.
Als de accountant na het ontslag elders aan de slag gaat en een klant van zijn oude kantoor bedient, dient zijn ex-werkgever een klacht tegen hem in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
a. zonder overleg met het kantoor en zonder oog voor de bedreiging van zijn objectiviteit twintigduizend euro geleend van een cliënt en de lening niet tijdig terugbetaald;
b. zonder dat hij tekenbevoegd was en in strijd met het stelsel voor het afgeven van assurance-verklaringen verklaringen afgegeven;
c. een samenstellingsverklaring bij een jaarrekening ondertekend op naam van een collega zonder dat deze collega daarvan wist;
d. na zijn ontslag een cliënt meegenomen zonder die cliënt in te lichten over zijn vertrek bij het kantoor en die cliënt op zijn privérekening laten betalen voor een assurance-verklaring, zonder dat de accountant voldeed aan de Nadere voorschriften kwaliteitssystemen (NVKS);
e. verklaringen afgegeven zonder zichtbare vastleggingen in de dossiers.
Oordeel
De klacht is gegrond.
Toelichting klacht
Volgens zijn oude kantoor heeft de accountant in augustus 2019 zonder zijn toestemming een cliënt van het kantoor gevraagd om hem twintigduizend euro te lenen. De klant heeft dit bedrag kort hierna overgemaakt naar de privérekening van de accountant. De accountant zegt toe het geleende bedrag zo spoedig mogelijk af te lossen. Als deze het bedrag eind oktober nog niet heeft terugbetaald, vraagt de klant herhaaldelijk wanneer de accountant dat dan wel denkt te doen. Medio december 2019 schrijft de klant aan de accountant dat:
- de klant een bekende heeft gesproken die in de financiële wereld werkt;
- deze ervan overtuigd is “dat er meer speelt dan een gebruikelijke vraag om tijdelijk even financieel bij te springen”;
- de klant al langer een onrustig gevoel heeft over een en ander;
- de klant een incassobureau zal inschakelen als het geld niet op 1 januari op de rekening staat.
Ondertussen heeft het accountantskantoor de (interne) tekenbevoegdheid van de accountant ingetrokken voor basis- en adviesdienstverlening en assurance-opdrachten. De accountant heeft daarna niettemin diverse (assurance-)verklaringen ondertekend namens het kantoor, onder meer bij de controle van twee subsidieverantwoordingen. Ook heeft de accountant op naam van een collega een samenstellingsverklaring afgegeven bij een jaarrekening, zonder deze collega daarover te informeren en zonder opdracht. De collega is er drie maanden later bij toeval achter gekomen en heeft hiervan vervolgens melding gemaakt bij de afdeling Compliance van het kantoor.
Na zijn ontslag op staande voet heeft de accountant volgens zijn oude kantoor een assurance-rapport afgegeven voor een cliënt van het kantoor. In dat rapport geeft de accountant een oordeel over de naleving van de wettelijke ib- en lb-regels bij het personeel van die klant over het derde kwartaal van 2019. De accountant laat zich hiervoor betalen op zijn privérekening en heeft zijn oude baas hierover niet ingelicht. Verder heeft de accountant volgens zijn oude kantoor werkzaamheden uitgevoerd zonder dat hij een kwaliteitsstelsel had en zonder die werkzaamheden vast te leggen in het (controle)dossier. Tot slot heeft hij in vier dossiers het vier-ogen-principe geschonden, aldus het oude kantoor.
De accountant verweert zich niet en erkent de aantijgingen tegenover de Accountantskamer. De geldlening heeft hij eind februari 2020 terugbetaald en naar eigen zeggen hoopt hij over niet al te lange tijd met pensioen te gaan. Gezien de erkenning en het gebrek aan verweer gaat de Accountantskamer er voor de tuchtrechtelijke beoordeling vanuit dat de verweten feiten voldoende vaststaan.
Ad a Lening
Het aangaan van een geldleningsovereenkomst met een cliënt is volgens artikel 1 VGBA een bedreiging. De accountant is door de lening financieel afhankelijk geworden van deze cliënt, maar heeft deze bedreiging niet onderkend. Dit is extra verwijtbaar, omdat het voor werknemers van het kantoor verboden is zonder voorafgaande toestemming zakelijke relaties aan te gaan met derden.
In strijd met artikel 21 van de VGBA heeft de accountant verzuimd een toereikende maatregel te treffen en hierdoor in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Bovendien heeft hij het accountantsberoep in diskrediet gebracht door het bedrag niet tijdig terug te betalen. Daardoor heeft hij ook in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van professionaliteit.
Ad b Afgifte verklaringen
In strijd met de regels van zijn kantoor heeft de accountant verklaringen afgegeven zonder dat hij daarvoor bevoegd was. Hij was persoonlijk wel certificeringsbevoegd, maar volgens de Accountantskamer moet een accountant zich op grond van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet alleen houden aan de wet- en regelgeving, maar ook aan de interne regels van zijn kantoor.
Door namens het kantoor verklaringen te ondertekenen en af te geven zonder interne tekenbevoegdheid heeft de accountant in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Ad c Samenstellingsverklaring
Door een samenstellingsverklaring op naam van een collega af te geven, zonder deze collega daarover te informeren, heeft de accountant niet eerlijk en oprecht gehandeld. De accountant heeft dit pas toegegeven nadat de collega het zelf had ontdekt. De accountant heeft hierdoor in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit.
Ad d Klant meegenomen
Na het ontslag heeft de accountant een cliënt van zijn oude kantoor meegenomen en deze diensten verleend zonder te voldoen aan de NVKS. Hij heeft de cliënt niet verteld dat hij vertrokken was bij het kantoor en de cliënt daardoor de mogelijkheid ontnomen te kiezen voor de accountant dan wel het vertrouwde kantoor. Voor de werkzaamheden heeft de accountant zich laten betalen op zijn privérekening en daardoor zijn oude kantoor financieel benadeeld. Aldus heeft de accountant niet eerlijk en niet oprecht en dus in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit.
De werkzaamheden betreffen het opstellen van een assurance-rapport en dus een opdracht, waarop (volgens artikel 2) de NVKS van toepassing is. Na zijn ontslag beschikte de accountant echter niet over een kwaliteitssysteem dat voldeed aan de eisen van de NVKS. De NVKS is een wettelijk voorschrift dat is vastgesteld op grond van artikel 24 van de VGBA. De accountant heeft bij een professionele dienst dus niet de relevante wet- en regelgeving toegepast en daarmee in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Ad e Geen vastleggingen
De accountant heeft meermaals niets vastgelegd in controledossiers, die hij behandelde. Alvorens verklaringen af te geven in deze dossiers heeft hij geen collega laten meelezen. Daardoor heeft hij de professionele diensten niet nauwgezet uitgevoerd. Hij heeft hiermee in strijd gehandeld met artikel 13 lid 2 VGBA en het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Maatregel
Doorhaling met een herinschrijvingsverbod van tien jaar. De accountant heeft bij herhaling in ernstige mate in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van professionaliteit, integriteit, objectiviteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en het vertrouwen in het accountantsberoep op zeer ernstige wijze geschaad. In de beroepsgroep is geen plaats voor accountants die op zo grove wijze in strijd handelen met de fundamentele beginselen. Van omstandigheden die aanleiding zouden kunnen vormen om een minder ingrijpende maatregel op te leggen is de Accountantskamer niet gebleken. Omdat de accountant het laakbare van zijn handelen niet inziet is de kans groot dat hij zich opnieuw zal bezondigen aan ernstige feiten. De Accountantskamer wil voorkomen dat de accountant nog als accountant werkt mocht hij in hoger beroep gaan. Vanwege zwaarwegende openbare belangen wordt de uitspraak daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaard (op basis van artikel 48 lid 1 Wtra).
Annotatie Lex van Almelo
Een accountant-administratieconsulent, die tegen de tuchtrechter zegt dat hij hoopt over niet al te lange tijd met pensioen te gaan, maakt aan het einde van zijn loopbaan enkele vreemde sprongen. Zo leent hij twintig mille van een cliënt en betaalt dit bedrag veel te laat terug, nadat de cliënt heeft gedreigd een incassobureau in te schakelen. De accountant wordt op staande voet ontslagen, nadat hij wegens eerdere incidenten al geen stukken meer mocht tekenen namens het kantoor. Iets waarvan de accountant zich geen lor aantrekt. Hij geeft zelfs een samenstellingsverklaring af op naam van een collega, die daar drie maanden later toevallig achterkomt. Na zijn ontslag werkt de accountant voor een klant van zijn oude kantoor en laat deze klant (die niets van het vertrek bij het kantoor weet) hiervoor betalen op zijn privérekening. En zo deugt er nog meer niet bij deze rotte appel, die volgens de tuchtrechter niet in het beroep thuis hoort. Daarom wordt diens inschrijving doorgehaald (met de maximale termijn waarbinnen herinschrijving niet mag) en wordt die maatregel ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard; ofwel: de doorhaling is alvast effectief – of de accountant nu wel of niet in hoger beroep gaat.
Dat hij in hoger beroep gaat, is niet ondenkbaar, omdat hij volgens de Accountantskamer niet inziet dat hij laakbaar heeft gehandeld. Daar staat tegenover dat de accountant de feiten erkent en in hoger beroep hooguit mag hopen op een kortere niet-herinschrijvingstermijn. Maar omdat hij snakt naar zijn pensioen heeft hij in dit opzicht weinig te winnen.
Het oordeel van de Accountantskamer is moeilijk verrassend te noemen. Als er een les uit te trekken valt, is het misschien dat een accountant zich op grond van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet alleen moet houden aan de wet- en regelgeving, maar ook aan de interne regels van zijn kantoor.