Voorbehoud in deskundigenrapport toch duidelijk genoeg
Een registeraccountant stelt voor de rechtbank een deskundigenrapport op ten behoeve van de afwikkeling van een echtscheidingsprocedure. In hoger beroep vindt de tuchtrechter dat de accountant duidelijk genoeg is over de wél beschikbare informatie.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 21/176
- Datum uitspraak:
- 12 december 2023
- Oordeel:
- hoger beroep gegrond, klacht ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2023:694
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een man heeft via zijn persoonlijke bv aandelen in een vennootschap, die in 2014 is gefuseerd met een accountantskantoor. De man en zijn vrouw raken verwikkeld in een echtscheiding. Over de verdeling van het huwelijksvermogen en de hoogte van de alimentatie lopen diverse civiele procedures.
De rechtbank benoemt een deskundige die onder meer moet beantwoorden:
- wat de waarde van de aandelen van de persoonlijke bv is op 31 maart 2014;
- wat de gevolgen voor de vennootschap zijn als de man de helft van de waarde van de aandelen, die hij moet uitkeren aan de vrouw, leent van de persoonlijke bv;
- welke opmerkingen de deskundige verder nog van belang acht voor de nog te nemen beslissing.
De vrouw en de man sturen de deskundige diverse stukken toe. De man stuurt de deskundige echter niet alle gevraagde informatie. Uiteindelijk stelt de deskundige een concept-rapport op aan de hand van de stukken die hij wél heeft. Hij stuurt het concept-rapport naar de scheidende echtelieden om de zaak in beweging te krijgen.
Naar aanleiding van de inhoudelijke reacties van beide partijen nodigt de accountant hen uit voor een bespreking. Als hij de rechtbank hierover informeert, laat de rechter weten dat de deskundige het onderzoek moet afronden, ongeacht de uitkomst van het gesprek. Daarin wordt afgesproken welke stukken de man alsnog moet aanleveren. Begin april 2018 stuurt de deskundige het definitieve rapport naar de rechtbank.
De vrouw is niet tevreden met het definitieve rapport en klaagt er bij de Accountantskamer onder meer over dat de deskundige:
b. diverse (onjuiste) conclusies heeft getrokken zonder te beschikken over de onderliggende informatie.
De Accountantskamer verklaart klachtonderdeel b deels gegrond en legt een waarschuwing op; de rest van de klacht is ongegrond.
Volgens de Accountantskamer heeft de gerechtelijke deskundige zijn conclusie gebaseerd op de beëindigingsovereenkomst van het gefuseerde accountantskantoor met de persoonlijke bv. Hoewel die overeenkomst ontbreekt bij de gedingstukken heeft de deskundige die overeenkomst wel gehad. De gerechtelijke deskundige heeft daaruit geconcludeerd dat de man geen bonus- en beëindigingsvergoeding heeft ontvangen.
De vrouw ontdekt later echter bankafschriften en andere stukken, waaruit blijkt dat de persoonlijke bv of haar ex in privé een retentiebonus ontving. Omdat de gerechtelijk deskundige niet alle informatie over de overdracht had, heeft hij volgens de Accountantskamer niet kunnen concluderen dat dit het enige bedrag is dat voor de overdracht is betaald. Hij had zijn conclusie over de vergoeding minder stellig moeten formuleren en daarbij het voorbehoud moeten maken dat hij niet beschikte over de overdrachtsdocumentatie. De deskundige heeft weliswaar een algemene disclaimer opgenomen, maar die is hiervoor onvoldoende.
De deskundige gaat tegen dit oordeel in hoger beroep.
Hogerberoepsgronden
De Accountantskamer heeft klachtonderdeel b ten onrechte deels gegrond verklaard.
Oordeel
Het hoger beroep is gegrond, klachtonderdeel b is ongegrond.
De deskundige voert aan dat hij het rapport heeft opgesteld volgens de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken. Volgens artikel 4.4 van de code moet de deskundige de beperkingen van de gebruikte onderzoeksmethoden vermelden. In zijn definitieve rapport heeft de deskundige geschreven dat hij geen accountantscontrole op het cijfermateriaal of een fraudeonderzoek heeft uitgevoerd.
Volgens de deskundige blijkt uit zijn opdracht dat hij zich uitsluitend moest richten op de vragen die de rechtbank stelt. Uit het definitieve rapport blijkt dat hij zich daartoe ook heeft beperkt. De deskundige heeft op basis van de beëindigingsovereenkomst vastgesteld dat:
- de man noch zijn persoonlijke bv recht had op enige bonusvergoeding, ontslagvergoeding, opzegtermijnvergoeding of andere beëindigingsvergoeding;
- alle afspraken die tussen partijen waren gemaakt, volledig waren opgenomen in de beëindigingsovereenkomst.
Volgens de deskundige kon hij er dus vanuit gaan dat:
- de beëindigingsovereenkomst de gehele transactie omvatte;
- de man geen recht had op aanvullende betalingen, zoals zakelijke goodwill;
- de aangeleverde stukken juist waren;
- er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de overgelegde stukken (overdrachtsprijs, bankafschrift en jaarrekening van de persoonlijke bv), omdat die naadloos op elkaar aansloten.
De deskundige vindt daarom dat de Accountantskamer ten onrechte meent dat het opnemen van een “algemene disclaimer” onvoldoende is. In het rapport staat dat hij niet alle gevraagde informatie heeft ontvangen. Daarbij noemde hij met name de jaarrekening 2015 van het kantoor, waarmee de beeïndigingsovereenkomst was gesloten.
De deskundige heeft wel gedacht aan de mogelijkheid van een vergoeding voor bijvoorbeeld zakelijke goodwill. Maar omdat uit de toegestuurde overeenkomst bleek dat de afspraken “fully and correctly” waren opgenomen in de toegestuurde beëindigingsovereenkomst, zag de deskundige geen reden voor een specifiek een voorbehoud over een eventuele extra vergoeding. Het voorbehoud dat wel in het rapport staat, was dus toereikend.
De deskundige beklemtoont dat hij tijdens zijn onderzoek de genoemde bankafschriften niet heeft gezien. Dat is geen ramp, want volgens de Leidraad voor deskundigen in civiele zaken bestaan er diverse mechanismen om informatie achteraf te corrigeren. Zo kunnen partijen fouten aan de orde stellen of (vrijwel altijd) in hoger beroep of cassatie gaan.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven wijst er om te beginnen op dat een tuchtrechtelijke procedure niet bedoeld is om de inhoud of totstandkoming van een deskundigenbericht voor een civielrechtelijke procedure opnieuw en integraal te onderzoeken. Het college heeft al eerder gezegd dat alleen moet worden beoordeeld of de accountant bij het opstellen het rapport in strijd heeft gehandeld met de beroeps- en gedragsregels. Daaronder valt het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Het college vindt dat de deskundige niet onzorgvuldig is geweest toen hij rapporteerde dat er geen bonus en beëindigingsvergoeding zou worden betaald. In de inleiding van het rapport staat dat het onderzoek zeer lang heeft geduurd, omdat hij:
- de gevraagde informatie laat of helemaal niet ontving;
- op het moment van rapporteren nog steeds niet alle stukken had ontvangen;
- niet langer kon wachten op met name de jaarrekening 2015 van de persoonlijke bv, omdat de rechtbank een rapport wilde op basis van de informatie waarover de deskundige wel beschikte.
In tegenstelling tot de Accountantskamer vindt het college dat:
- uit het rapport duidelijk wordt dat de deskundige niet beschikte over alle gegevens die hij had willen hebben, omdat de man niet voldoende meewerkte;
- in het rapport geen stellige conclusie is geformuleerd over de vergoeding voor de overdracht van de aandelen; de deskundige heeft gerapporteerd wat hij heeft waargenomen, namelijk dat in de beëindigingsovereenkomst niets is opgenomen over een bonus of beëindigingsvergoeding.
De deskundige heeft wel het bankafschrift met de ontvangen 222.653,88 euro vergeleken met de 308.442,42 dollar die de overnemer van de aandelen noemt als aankoopprijs. Verder is het van belang dat de deskundige:
- de partijen op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken en dat hij het concept-rapport met hen heeft besproken;
- het rapport heeft geschreven voor de rechtbank in het kader van de financiële afwikkeling van een echtscheiding;
- per se moest rapporteren terwijl de rechtbank wist dat het niet soepel liep met het leveren van de gevraagde stukken.
Dit alles getuigt niet van onzorgvuldigheid van de kant van de deskundige.
Maatregel
Geen.
Annotatie Lex van Almelo
Een accountant moet als gerechtelijk deskundige in het kader van een echtscheidingsprocedure vaststellen wat de ex-echtgenoot heeft overgehouden aan de verkoop van zijn aandelen in een accountantskantoor. De deskundige vraagt herhaaldelijk om de benodigde informatie, maar de man stuurt cruciale documentatie laat of helemaal niet op. Onder druk van de rechtbank brengt de accountant zijn rapport uit. Daarin staat onder meer dat de deskundige in de verkregen informatie niets heeft aangetroffen dat wijst op méér vergoedingen dan alleen de koopprijs van de aandelen. De ex-vrouw stuit later echter op bankafschriften en andere stukken, waaruit blijkt dat haar ex ook een retentiebonus heeft ontvangen.
Omdat de rechtbank geen controle-opdracht heeft gegeven, mag de accountant er als gerechtelijk deskundige van uitgaan dat de ontvangen informatie juist is. De vraag is hoe duidelijk hij was over ontbrekende informatie. Volgens de Accountantskamer was de deskundige op dit punt niet zorgvuldig genoeg. Het college beoordeelt de feiten in hoger beroep anders en ziet geen onzorgvuldigheid.
Volgens het college staat in de inleiding van het rapport duidelijk dat de deskundige op het moment van rapporteren nog steeds niet alle gevraagde stukken had ontvangen, omdat de man niet voldoende meewerkte. En in de ogen van het college trekt de deskundige geen stellige conclusie, maar rapporteert deze alleen wat hij heeft waargenomen.
Verder heeft de deskundige het bankafschrift met de ontvangen 222.653,88 euro vergeleken met de 308.442,42 dollar die de overnemer had betaald voor de aandelen. In het voordeel van de deskundige weegt het college bovendien mee dat hij de man en de vrouw goed heeft geïnformeerd en van de rechtbank het rapport snel moest uitbrengen.