Fraudesignalen laten zitten, Wwft-melding terecht
Een registeraccountant meldt terecht ongebruikelijke transacties bij de Oekraïense dochter van een controlecliënt, maar onderzocht de signalen van mogelijke fraude ten onrechte niet.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 21/1533 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 25 maart 2022
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- deels vernietigd, CBb 22/762 en 22/763, 3 september 2024
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2022:11, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een internationale houthandel heeft dochtervennootschappen en deelnemingen in onder meer Nederland, België en Oekraïne. Een registeraccountant controleert als groepsaccountant de geconsolideerde jaarrekening van de holding sinds 2014. De jaarrekening van de vestiging in Oekraïne wordt gecontroleerd door de lokale accountant.
Een kantoorgenoot van de registeraccountant legt in december 2018 een werkbezoek af aan de 51%-deelneming van de holding in Oekraïne. Hij bezoekt deze Ltd in het kader van de interimcontrole 2018, samen met het hoofd van de financiële afdeling van de holding. Ter voorbereiding van het bezoek instrueert de kantoorgenoot de lokale accountant om enkele werkzaamheden uit te voeren. De kantoorgenoot controleert de voorraden bij twee locaties van de Ltd.
Een week na het bezoek presenteert de groepsaccountant een managementletter aan de holding met de bevindingen van het werkbezoek aan Oekraïne. Zo zijn er afwijkingen geconstateerd in de houtvoorraad. Volgens de groepsaccountant zijn het bestaan en de waardering van activa, die op een Russisch-talige lijst staan, nog onvoldoende gecontroleerd. De geplande werkzaamheden van de lokale accountant zullen echter voldoende geschikte controle-informatie opleveren. In de managementletter staat verder dat tijdens het werkbezoek uitgebreid is gesproken over de manier van zaken doen in Oekraïne en de normen en waarden aldaar. Omdat de Oekraïense cijfers worden opgenomen in de Nederlandse consolidatie zijn de Nederlandse controlestandaarden van toepassing zijn. Op basis daarvan moet de accountant in haar oordeel betrekken dat:
- volgens het lokale management contante betalingen worden gedaan aan Oekraïense ambtenaren van het ministerie van Bosbouw (inkoop hout), de Belastingdienst (btw) en de douane (export);
- deze contante bedragen worden verdeeld onder de werknemers van deze instanties;
- zowel in 2017 als in 2018 materiele investeringen contant worden betaald, zonder dat daar een factuur aan ten grondslag ligt;
- deze investeringen niet zijn opgenomen in de officiële cijfers die de Oekraïense accountant controleert;
- personeelsleden in Oekraïne volgens het bedrijf zwart worden uitbetaald in contanten ter aanvulling van het officiële loon;
- het verschil tussen de rekening-courantvordering in de administratie van de holding en de rekening-courantschuld in de officiële cijfers van de Oekraïense entiteit per eind 2017 ongeveer zes ton was;
- dit verschil veroorzaakt wordt door betalingen aan verbonden partijen, zowel bedrijven in Oekraïne als natuurlijke personen in Turkije;
- het verschil in 2018 naar verwachting is opgelopen;
- het verschil een indicatie is voor de hoeveelheid onofficiële contante betalingen in Oekraïne;
- dit volgens de holding niet kan worden teruggedraaid of op een andere manier worden aangepakt;
- het accountantskantoor het bedrijf verzoekt zo spoedig mogelijk te gaan voldoen aan (lokale) wet- en regelgeving.
De groepsaccountant houdt het management van de holding in de managementletter voor dat zij een controleverklaring van oordeelonthouding moet afgeven, omdat “wij materieel en diepgaande onzekerheden constateren die niet weggenomen kunnen worden door middel van aanvullende controlewerkzaamheden”.
In januari 2019 meldt de compliance-medewerker van het kantoor een ongebruikelijke transactie bij FIU-Nederland. In de omschrijving vermeldt de medewerker dat:
- de holding hoofdzakelijk financier is van de Ltd in Oekraïne;
- de holding de enige afnemer is van de vloeren die de Ltd produceert;
- de Nederlandse controlestandaarden van toepassing zijn aangezien de Oekraïense cijfers worden opgenomen in de Nederlandse consolidatie;
- de accountant daarom de eerder genoemde bevindingen betrekt in zijn/haar oordeel en moet melden aan de bevoegde autoriteiten.
Aan de eerder genoemde bevindingen voegt de medewerker toe dat:
- natuurlijke personen in Turkije volgens het lokale management de contante bedragen naar Oekraïne brengen;
- de lokale winstbelastingen, omzetbelasting en loonbelasting vermoedelijk niet juist en volledig worden afgedragen, nu een deel van de omzet, de investeringen en de loonkosten niet in de lokale administratie worden verantwoord.
Verder meldt een bank bij de FIU dat een dochtermaatschappij van de holding geld overboekt naar de particuliere rekening van één van de aandeelhouders van de Ltd in Turkije.
In een reactie op de managementletter merkt de holding op dat:
- de betalingen aan de Oekraïense belastingdienst en douane moeten worden aangemerkt als anti-treiterbetalingen (facilitation payments);
- er geen betalingen zijn gedaan zonder factuur;
- de raad van commissarissen, het management en de accountant in Oekraïne zijn ingelicht;
- er bij de RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) nog een melding van integriteitsschending moet worden gedaan.
In april 2019 bespreekt de groepsaccountant het accountantsverslag met de holding. Aan dit verslag is een concept-controleverklaring met oordeelonthouding gehecht. Er moeten namelijk nog enkele openstaande punten worden afgewerkt voordat de accountant een controleverklaring kan afgeven. Een half jaar later kondigt de groepsaccountant echter een ‘werkstop’ af, omdat de holding meerdere facturen niet heeft betaald. In december bevestigt de accountant dat zij de controleopdracht 2018 niet zal afronden vanwege de niet-betaalde facturen en het faillissement van een belangrijk groepsonderdeel van de holding.
Klacht
- De accountant heeft er door haar handelen voor gezorgd dat het accountantskantoor ten onrechte een FIU-melding heeft gedaan en daarmee haar geheimhoudingsplicht geschonden.
- De FIU-melding is op onjuiste feiten gebaseerd.
- De accountant heeft onvoldoende opgetreden naar aanleiding van de opgevangen signalen tijdens het werkbezoek in Oekraïne.
- De accountant is onduidelijk geweest over haar eigen verantwoordelijkheid inzake de controle van de jaarrekening 2018.
Oordeel
De klachtonderdelen 1, 2 en 4 zijn ongegrond, klachtonderdeel 3 is gegrond.
Ad 1 en 2 Melding FIU
Volgens de houthandel was het kantoor van de accountant niet verplicht om een FIU-melding te doen, omdat:
- de Oekraïense Ltd geen cliënt is van het accountantskantoor;
- de vermeende ongebruikelijke transacties geen verband houden met Nederland;
- er feitelijk geen sprake is geweest van meldingsplichtige ongebruikelijke transacties.
Het bedrijf wordt vanwege de gemelde transacties verdacht van omkoping van overheidsfunctionarissen. Daarom houden die transacties geen verband met witwassen of het financieren van terrorisme. Los daarvan vindt de houthandel de melding op vijf punten inhoudelijk onjuist. De houthandel vindt verder dat de accountant ten onrechte vertrouwelijke bedrijfsgegevens heeft gedeeld met de compliancemedewerker.
De Accountantskamer geeft aan dat een ongebruikelijke transactie volgens de Wwft onverwijld moet worden gemeld bij de FIU, zodra een instelling daarvan kennis heeft genomen. De instelling hoeft niet per se concrete aanwijzingen te hebben voor witwassen of het financieren van terrorisme. Iedere ongebruikelijke transactie moet worden gemeld, zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven al vaker heeft gezegd (zoals hier).
De meldplicht berust bij de instelling, niet bij de individuele beroepsuitoefenaar. De accountant heeft zelf geen melding gedaan van een ongebruikelijke transactie bij de FIU. Zij heeft de transactie intern gemeld bij de afdeling Compliance, zoals de NBA-handreiking 1124 (versie juni 2014) adviseert en artikel 20a van de Wwft suggereert. De Accountantskamer moet vaststellen of accountant voor deze interne melding een voldoende zorgvuldig heeft afgewogen of een transactie moet worden beschouwd als ongebruikelijk. De accountant is wel degelijk tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor een interne melding, want zonder die melding had het kantoor geen externe melding gedaan bij FIU-Nederland.
De accountant moet volgens het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid alle gegevens of inlichtingen geheim houden waarvan zij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden. In bepaalde gevallen kan of moet vertrouwelijke informatie echter aan derden worden verstrekt. Bijvoorbeeld bij een MOT-melding volgens artikel 16 van de Wwft. De vraag is dus of het accountantskantoor, en in het verlengde daarvan de accountant, een ongebruikelijke transactie moest melden.
Ja, er gold een formele meldplicht. Volgens de Memorie van Toelichting bij artikel 16 van de Wwft geldt die meldplicht niet als de instelling kennis heeft genomen van de feiten en omstandigheden in het kader van de dienstverlening die buiten de reikwijdte van de Wwft valt; ofwel: bij niet-Wwft-plichtige diensten of vrijgestelde werkzaamheden. Het kantoor hoeft ook niets te melden als het gaat om transacties waar noch de instelling noch de cliënt bij betrokken is. Het moet dus gaan om handelingen door de cliënt of door een derde ten behoeve van de cliënt. Er hoeft geen direct of causaal verband te bestaan tussen de ongebruikelijke transactie en de werkzaamheden van de instelling. De wettelijke meldingsplicht bestaat ook als het kantoor weet heeft van de transactie.
In dit geval is de Ltd weliswaar geen cliënt van de accountant, maar weet de accountant van de ongebruikelijke transacties, omdat zij bij de controle van de geconsolideerde jaarrekening een rekening-courantverschil heeft geconstateerd en daarover vragen heeft gesteld. Alleen al daarom is de meldplicht van de instelling geactiveerd en moest de accountant dus informatie over de houthandel delen met de compliance-afdeling.
En ja, er gold ook een materiële meldingsplicht. In de ontvangen signalen mocht de accountant aanleiding zien om te veronderstellen dat sprake is van meldingsplichtige ongebruikelijke transacties. Er was namelijk (mogelijk) sprake van:
- contante betalingen zonder onderliggende factuur;
- rechtstreekse contante betalingen aan overheidsfunctionarissen;
- contante betaling van (aanvullend) loon;
- ondeugdelijk verantwoording hiervan in de boeken van Ltd.
Volgens Handreiking 1124 heeft de accountant bij haar oordeelsvorming geen actieve onderzoeksplicht en geen duidelijk bewijs noch een ‘deugdelijke grondslag’ nodig voor het oordeel dat gemeld moet worden. De wetgever heeft het namelijk aan de FIU overgelaten om te beoordelen of een gemelde ongebruikelijke transactie verdacht is. In de Memorie van Toelichting van de Wwft staat hierover dat:
- het ongebruikelijke karakter van de transactie centraal staat bij de melding;
- de Nederlandse meldingsplicht in dit opzicht verschilt van systemen waarin het verdachte karakter van een transactie voorop staat;
- de keuze hiervoor is ingegeven door de gedachte dat het meldpunt beter dan de instellingen kan bepalen of een transactie verdacht is en ter kennis moet worden gebracht van opsporingsinstanties;
- het meldpunt beschikt namelijk over meer expertise en kan de melding vergelijken met andere ontvangen meldingen of toetsen aan politiegegevens en andere gegevensbronnen.
Bovendien heeft het bedrijf tijdens het werkbezoek aan de kantoorgenoot van de groepsaccountant gezegd dat men in Oekraïne ‘anders’ zaken doet. Zo schrijft een vertegenwoordiger van de holding in een e-mailbericht dat “BTW niet zomaar binnen komt”. Ook heeft zij erkend dat er facilitation payments werden gedaan. Ook facilitation payments moeten worden geëvalueerd in het kader van de Wwft, zo stelt Handreiking 1137. Dat het OM het doen van facilitation payments niet vervolgt als die voldoen aan de factoren uit het vervolgingsbeleid, wil niet zeggen dat deze facilitation payments geen ongebruikelijke transacties zijn.
Kortom, de meldingsplicht van de Wwft heft de geheimhoudingsplicht van artikel 16 van de VGBA op.
Klachtonderdelen 3 Fraudesignalen
Volgens de houthandel heeft de accountant onvoldoende (aanvullende) onderzoekswerkzaamheden uitgevoerd bij de jaarrekeningcontrole van de holding. Volgens de Accountantskamer was er voldoende aanleiding om ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU, voornamelijk vanwege de contante betalingen die niet zichtbaar zijn in de administratie van de Ltd. Daarin schuilen bovendien signalen van fraude en overtredingen van de lokale wet- en regelgeving.
De controle moet ertoe leiden dat de accountant met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft. De accountant moet:
- beoordelen of de financiële verslaggeving aanvaardbaar is;
- op basis van de kennis van de klant en de omgeving de risico’s inschatten dat er een materiële afwijking zit in de jaarrekening (Standaard 315);
- rekening houden met het risico van fraude (Standaard 240);
- rekening houden met het risico dat de onderneming zich niet aan wet- en regelgeving heeft gehouden (Standaard 250);
- bij een groepscontrole ook Standaard 600
Als de accountant stuit op aanwijzingen voor fraude en/of overtreding van wet- en regelgeving moet zij/hij:
- het management en de met governance belaste personen van de cliënt informeren over de aanwijzingen voor fraude en over de noodzaak van nader onderzoek;
- het onderzoek richten op de eventuele afwijking van materieel belang ten gevolge van fraude (Standaard 240.37);
- evalueren welke gevolgen de afwijking heeft voor andere aspecten van de controle, met name de betrouwbaarheid van de bevestigingen van het management (Standaard 240.35);
- de inschatting van de risico's op een materiële afwijking ten gevolge van fraude herevalueren;
- (her)evalueren welk effect van fraude heeft op de aard, timing en omvang van controlewerkzaamheden om op de ingeschatte risico’s in te spelen;
- de controle-informatie heroverwegen en daarbij letten op mogelijke samenspanning van werknemers, management of derden (Standaard 240.36);
- bij een opsporingsambtenaar een melding doen van een redelijk vermoeden van fraude die van materieel belang is voor de financiële verantwoording van de controlecliënt (artikel 26 lid 2 Wta);
- zo’n melding achterwege laten als de controlecliënt de fraude redresseert en een onderbouwd plan opstelt om een dergelijke kwestie in de toekomst te vermijden (artikel 37 Bta).
De holding was de enige afnemer van de producten van de Ltd; beiden hadden een rekening-courantverhouding. De administraties van de twee entiteiten moeten dus volledig op elkaar afgestemd zijn. De accountant heeft echter een verschil geconstateerd, dat eind 2018 was opgelopen tot negen ton. Dit bedrag stond in de administratie van de holding onder de uitgaven, maar was door de Ltd niet met de juiste tegenboekingen opgenomen in de lokale administratie. Voor de accountant was duidelijk geworden dat die negen ton werden gebruikt om allerhande kostenposten contant te betalen. De Ltd heeft de kostenposten niet verantwoord in haar administratie en de kostensoorten niet gerubriceerd.
Een accountant moet op passende wijze inspelen op signalen of vermoedens van fraude die zij/hij tijdens de controle identificeert. De groepsaccountant heeft de fraudesignalen uit Oekraïne en de bevindingen aldaar niet voldoende (zichtbaar) opgevolgd, want:
- er is geen nader onderzoek gedaan naar de aanwijzingen respectievelijk vermoedens van fraude en naar de mogelijkheid om de contante betalingen alsnog te verantwoorden;
- er zijn significante aangelegenheden geconstateerd, maar zij heeft die niet besproken met de lokale accountant (zoals Standaard 600.42 voorschrijft);
- zij heeft geen kritische vragen gesteld aan het (lokale) management;
- zij heeft te snel geconcludeerd dat de rekening-courantverschillen c.q. contante betalingen niet opgehelderd konden worden;
- zij heeft miskend hoe belangrijk het is de fraude te identificeren en (de omvang daarvan) in te schatten.
De accountant beweert zonder nadere onderbouwing, dat de lokale accountant haar geen informatie verschafte. Als dit al zo is, had zij moeten proberen langs andere weg extra informatie te vergaren en de aanvullende werkzaamheden uit te voeren die de Standaarden 240 en 250 voorschrijven.
De Accountantskamer is het niet eens met de accountant dat zij een voldoende adequaat stappenplan heeft opgesteld voor de houthandel om de fraude te redresseren. In het plan ontbreken met name de maatregelen om dergelijke kwesties te voorkomen. De accountant had erop moeten aandringen dat het bedrijf zou vastleggen hoe het de geldstromen vanuit een Nederlandse entiteit kon volgen vanaf de bron tot de uiteindelijk begunstigden. Zij is de fraudemeldingsplicht niet nagekomen, zodat klachtonderdeel 3 gegrond is.
Klachtonderdeel 4 Voortzetting controle-opdracht
Gezien de niet-geredresseerde fraude was de accountant volgens de klagende holding niet duidelijk genoeg over haar verantwoordelijkheid bij de controle van de jaarrekening. De Accountantskamer vindt dit verwijt los staan van klachtonderdeel 3 en ongegrond.
De groepsaccountant heeft in de managementletter uiteengezet dat er materiële en diepgaande onzekerheden bestonden ten aanzien van de waardering en volledigheid van de materiële vaste activa en ten aanzien van de juistheid van de kosten en de onderverdeling in kostencategorieën. Zij heeft erop gewezen dat een verklaring van oordeelonthouding voor de hand lag, omdat aanvullende controlewerkzaamheden de onzekerheden niet weg konden nemen. Daarna heeft zij de controle-opdracht voortgezet met het controleteam. Dit blijkt uit diverse verzoeken aan de holding om aanvullende informatie.
Uit een e-mailbericht van februari 2019 en uit de managementletter van april 2019 wordt duidelijk dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) moet worden ingelicht over de bevindingen in Oekraïne vanwege de dreiging dat de RVO-financiering moet worden terugbetaald. In september 2019 laat de directeur van de holding aan de accountant weten dat de RVO is geïnformeerd. Vervolgens stuurt de accountant aan op een afspraak om de afwikkeling van de controle-opdracht te bespreken. Die afspraak komt er niet. Kort daarna schort de accountant haar werkzaamheden op omdat haar facturen niet worden betaald. Al met al kun je dus niet zeggen dat zij onduidelijk is geweest over de uitvoering van de controle-opdracht en haar rol daarbij.
Maatregel
Berisping. De accountant heeft terecht een melding gedaan bij de FIU, maar in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid door niet de gevolgen van de fraude vast te stellen en te snel te concluderen dat het onmogelijk was om nader te onderzoeken waaraan de contante betalingen zijn besteed.
Annotatie Lex van Almelo
Een registeraccountant controleert als groepsaccountant de geconsolideerde jaarrekening van een internationale houthandel met vestigingen in onder meer Nederland, België en Oekraïne. Bij een werkbezoek in Oekraïne blijkt dat contante betalingen worden gedaan aan personeelsleden (aanvulling op het loon), aan Oekraïense ambtenaren (anti-treitergeld) en dat materiële investeringen contant worden betaald zonder onderliggende factuur. Een en ander leidt in de boeken van de holding respectievelijk de Oekraïense deelneming tot een verschil van ongeveer zes ton dat een jaar later oploopt tot negen ton. Volgens de houthandel valt hier niets aan te doen en het lokale management zegt: zo gaat dat hier nu eenmaal. De groepsaccountant vraagt het bedrijf zo snel mogelijk de lokale wetten en regels te gaan volgen en doet een interne melding bij de compliance officer van het kantoor. Deze doet een melding bij de FIU-Nederland. De groepsaccountant kondigt een oordeelonthouding aan bij de directie van de holding. Maar zover komt het niet. Eind 2019 stopt zij haar werkzaamheden, omdat de klant haar rekeningen niet betaalt en omdat een belangrijk groepsonderdeel failliet gaat.
De klant klaagt er vervolgens over dat het kantoor dankzij de groepsaccountant ten onrechte een Wwft-melding heeft gedaan, daarbij vertrouwelijke gegevens heeft gedeeld en onvoldoende heeft opgetreden naar aanleiding van de signalen van corruptie.
De Accountantskamer zegt: hoewel de meldplicht tegenwoordig ligt bij het kantoor kan de individuele accountant tuchtrechtelijk worden aangesproken op de belangenafweging die voorafgaat aan de interne melding. Als de transactie vermoedelijk ongebruikelijk is, kan er van schending van de geheimhoudingsplicht geen sprake zijn.
Volgens de houthandel is de Wwft niet van toepassing, omdat de Oekraïense vestiging geen klant was van het kantoor en dit soort contante betalingen nu eenmaal de gebruikelijke manier van zaken doen is in Oekraïne. De Accountantskamer oordeelt dat de accountant een vermoeden had. Zij wist nu eenmaal van de ongebruikelijke transacties, had een rekening-courantverschil geconstateerd en heeft daarover vragen gesteld aan het management. De tuchtrechter herhaalt de staande rechtspraak dat een accountant bij een vermoeden al moet melden en geen bewijs, deugdelijke grondslag of concrete aanwijzing hoeft te hebben voor de ongebruikelijkheid. De contante betalingen en de ondeugdelijke verantwoording in de boeken rechtvaardigen zo’n vermoeden in dit geval zonder meer.
Voordat een accountant intern meldt, moet deze dus zorgvuldig afwegen of het vermoeden van ongebruikelijkheid gerechtvaardigd is, want anders riskeert zij/hij een tuchtrechtelijke maatregel. In dit geval is het maar goed dat de accountant en het kantoor hebben gemeld, want de FIU kreeg ook een melding van een bank. De kans dat het BFT het kantoor een boete had opgelegd voor het niet-melden was dus niet denkbeeldig.
De accountant meldde dus terecht, maar gaat onderuit omdat zij te weinig opvolging heeft gegeven aan de signalen van fraude en corruptie. Weliswaar heeft zij de directie gezegd dat het Oekraïense bedrijf zich zo snel mogelijk moest houden aan de lokale wet- en regelgeving. Maar zij wist dat het verschil in de boekhouding van de lokale entiteit en de holding door de contante betalingen eind 2019 negen ton bedroeg. Zij heeft echter geen nader onderzoek ingesteld naar de precieze besteding (zoals Standaard 240 en 250 voorschrijven), geen kritische vragen gesteld aan de directie, geen significante aangelegenheden geconstateerd en geen stappenplan opgesteld om de fraude te redresseren. Zij heeft zich er te gemakkelijk bij neergelegd dat de lokale accountant haar geen informatie gaf en de controle-opdracht pas teruggegeven toen de houthandel de facturen niet betaalde. Als contante betalingen gebruikelijk zijn in het land zelf, maar je die naar Nederlandse maatstaven ongebruikelijk genoeg vindt om die te melden bij de FIU, moet je daar ook de controlewerkzaamheden op afstemmen en de opdracht teruggeven als de directie de fraude of corruptie niet redresseert. Dus niet doorgaan en pas stoppen als de factuur niet wordt betaald.