Directeur zet rechter op het verkeerde been
Een accountant-administratieconsulent, die directeur is van een franchise-organisatie, komt in een gerechtelijke procedure met ongefundeerde conclusies over de waarde van een klantenportefeuille.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 21/265 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 21 januari 2022
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2022:3
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een accountant-administratieconsulent is directrice van een franchise-organisatie. Vijf franchisenemers hebben van juli 2016 tot november 2017 een maatschap die is aangesloten bij de franchise-organisatie. Na ontbinding van de maatschap gaan drie maten elders op eigen benen verder, terwijl de twee overige maten hun activiteiten bij de franchise-organisatie voortzetten. Bij de ontvlechting van de maatschap krijgen de voormalige maten ruzie over de waardering van de klantenportefeuille.
De vijf proberen het geschil op te lossen met een bindend adviseur. In maart 2019 concludeert deze dat hij niet alle gevraagde informatie heeft ontvangen en daardoor geen eindrapport kan uitbrengen over de waardering van de onderneming van de ontbonden maatschap. Het blijft daarom bij een concept-rapport, waarin de waarde wordt vastgesteld op 70 procent van de omzet in de periode 1 januari 2017 tot en met 10 november 2017, wat neerkomt op een bedrag van 149.800 euro. In het concept-rapport staat onder meer:
“Conform de bestaande franchiseovereenkomst bedraagt de waardering bij beëindiging van de franchiseovereenkomst (peiljaar 2011-2014) 100% x omzet afgelopen 12 maanden. Dit achten wij echter niet reëel voor de onderhavige casus en hiermee hebben wij derhalve geen rekening gehouden.”
De naam van accountant komt meerdere keren voor in het concept-rapport. Zo heeft zij volgens het concept-rapport informatie aan de bindend adviseur gegeven en is het concept-rapport aan haar verstrekt ter informatie.
De drie voormalige franchisenemers hebben de twee andere oud-maten in de loop van 2020 gedagvaard voor de Rechtbank Oost-Brabant in verband met de eindafrekening (waaronder de waardering van de klantenportefeuille). In deze procedure overleggen zij een brief die de directrice heeft geschreven aan hun advocaat en heeft ondertekend met haar AA-titel. Daarin schrijft zij dat:
- de marktprijs voor een klantenportefeuille van een aangesloten vestiging 100 procent van de omzet bedraagt;
- dit de conclusie is na de verkoop van de klantenportefeuille van een filiaal in een andere plaats;
- dit filiaal na gezondheidsklachten van de franchisenemer in december 2018 binnen drie maanden is verdeeld en binnen vier maanden aan vier verschillende kopers is verkocht;
- elke koper 100 procent van de omzet heeft betaald.
Franchisenemers moeten de regeling voor de overdracht van de franchiseklanten ondertekenen, die hoort bij de franchise-overeenkomst met de organisatie. Onder het kopje ‘Financiële afwikkeling’ staat in de regeling onder meer dat:
- de franchisenemer, die bij beëindiging van de overeenkomst de dienstverlening op overeenkomstige werkwijze wil voortzetten, een eenmalige vergoeding van 50.000 euro exclusief btw moet betalen aan de organisatie, bovenop het deel van de klantenwaarde;
- het bestand aan Klanten en Bijna-Klanten wordt gewaardeerd tegen een marktwaarde in het economisch verkeer die op dat moment reëel wordt geacht;
- de marktwaarde voor deze dienstverlening in 2014 is vastgesteld op 100 procent van de jaaromzet over de laatste twaalf maanden.
De twee ondernemers die doorgaan bij franchise-organisatie dienen een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
a. met haar verklaring in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van professionaliteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, omdat zij geen onderzoek heeft gedaan naar de kwaliteit van de omzet en het verdienvermogen van het referentiekantoor, zij haar waardeoordeel heeft gebaseerd op slechts één vergelijking en een verdere onderbouwing van haar waardering ontbreekt, terwijl zij het concept-rapport van de bindend adviseur kende, waarin de waarde op 70 procent van de omzet is vastgesteld;
b. in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van integriteit en objectiviteit, omdat zij belang heeft bij een zo hoog mogelijke waardebepaling van de klantenportefeuille.
Oordeel
Klachtonderdeel a is gegrond en klachtonderdeel b ongegrond.
Ad a Ongefundeerde verklaring
De accountant vindt dat haar handelen niet onder het tuchtrecht valt omdat het niet gaat om een betaalde opdracht, maar een verzoek om informatie. De advocaat van de twee ondernemers wilde de koopovereenkomsten van de portefeuille van het referentiekantoor niet overleggen aan de rechtbank en wilde alleen informatie over de marktwaarde. De accountant heeft naar eigen zeggen geen algemeen oordeel gegeven over de marktwaarde van een franchisefiliaal.
Dat zij niet is betaald voor haar brief doet er volgens de Accountantskamer niet toe. Een accountant is op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep voor haar of zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak. Dit wetsartikel maakt geen onderscheid tussen betaalde en onbetaalde dienstverlening. De brief valt onder de beroepsuitoefening van de accountant, die daarop tuchtrechtelijk kan worden aangesproken.
De accountant heeft op de zitting gezegd dat zij wist dat de voormalige leden van de maatschap een gerechtelijke procedure voerden. Zij wist of behoorde te weten dat haar brief in die procedure zou worden overgelegd. Zij schrijft zelf ook in haar verweerschrift dat de advocaat van de tegenpartij van de klagers alleen informatie over de marktwaarde in de procedure wilde inbrengen en de koopovereenkomsten van de portefeuille niet. De directrice voegt hieraan toe: “Dat heb ik toegelicht in productie 1 van de klager”.
Uit de vaste rechtspraak van de Accountantskamer volgt dat een accountant, die weet of behoort te weten dat haar of zijn rapport in een gerechtelijke procedure zal worden overgelegd, ervoor moet zorgen dat haar of zijn rapport de waarheidsvinding door de rechter niet belemmert. Van een belemmering is sprake als:
- de inhoud van het rapport onjuist of onvolledig is;
- de bevindingen of conclusies van het rapport een deugdelijke grondslag ontberen;
- of het rapport ten onrechte geen duidelijke voorbehouden of beperkingen bevat.
Deze regel geldt ook voor de brief van de accountant, omdat zij daarin een standpunt heeft ingenomen over de marktprijs van een klantenportefeuille en zij de brief in haar hoedanigheid van accountant-administratieconsulent heeft ondertekend. De brief belemmert de waarheidsvinding door de rechter. In de brief schrijft de accountant dat ‘de conclusie’ is, dat de marktprijs voor ‘een’ klantenportefeuille van een aangesloten vestiging 100 procent van de omzet bedraagt. Deze conclusie is zo geformuleerd dat die geldt voor de marktprijs van alle klantenportefeuilles van een franchisefiliaal, hoewel die conclusie berust op de verkoop van slechts één klantenportefeuille.
De accountant heeft dus op basis van slechts één geval een uitspraak gedaan over alle klantenportefeuilles. Volgens de regeling van de franchise-organisatie is de marktwaarde van het klantenbestand 100 procent van de jaaromzet. Daar staat bij dat die “100% wordt behaald bij een tevreden klant, waar de werkzaamheden up-to-date zijn en aan de kwaliteitsnormen voldoen.” Dit uitgangspunt ontbreekt in de brief van de accountant.
De bindend adviseur heeft daarentegen de waarde van de klantenportefeuille in kwestie in zijn concept-rapport gemotiveerd vastgesteld op 70 procent van de omzet. Dat had de accountant moeten meewegen of tenminste moeten vermelden. Nu heeft zij een te stellige uitspraak gedaan over de marktprijs. Het woord conclusie had zij daarbij niet mogen gebruiken, omdat zij daarmee een zekerheid suggereert die niet op een deugdelijke grondslag berust. In de brief heeft zij de beperkingen van haar onderzoek en haar conclusie niet vermeld, hoewel zij dat volgens artikel 15 van de VGBA wel had moeten doen.
Als de accountant Handreiking 1127 (Opdrachten uitgevoerd ter ondersteuning bij (potentiële) geschillen) had gevolgd, had zij in paragraaf 4.5 kunnen lezen dat wordt geadviseerd het volgende op te nemen in een brief, verklaring of rapport:
- de reikwijdte van de opdracht;
- de uitgevoerde werkzaamheden;
- de uitkomsten;
- de eventuele beperkingen in die uitkomsten.
Door dit niet te doen, heeft de accountant het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet nageleefd.
Ad b Persoonlijk belang
Maar deed zij dat om er persoonlijk beter van te worden? Volgens de klagers moeten franchisenemers, die bij het einde van de franchise-overeenkomst de klantenportefeuille willen meenemen, een derde van de marktwaarde van die portefeuille betalen aan de franchise-organisatie en dus feitelijk aan de accountant. Als de rechtbank zou zeggen dat de marktwaarde van de klantenportefeuille 100 procent van de omzet is in plaats van een lager percentage dan levert dat haar een financieel voordeel op.
De accountant bestrijdt dat haar integriteit en objectiviteit in geding zijn en de Accountantskamer vindt dat de twee franchisenemers niet hebben onderbouwd dat dit wél zo is. De aangehaalde regeling is alleen van toepassing op franchisenemer die de overeenkomst beëindigen en de bestaande klanten willen meenemen.
De twee klagers zijn echter franchisenemers gebleven. Zij hebben dus geen klanten meegenomen en hoeven dus niet af te rekenen met de accountant. De accountant heeft daarom geen persoonlijk belang bij de waardering van hun klantenportefeuille. Of de waarde hoog of laag uitvalt, maakt voor haar in dit geval geen verschil.
Maatregel
Berisping. Op de zitting heeft de accountant niet laten blijken dat zij inziet dat haar handelen in strijd is met wat een goed accountant betaamt. De accountant heeft zelfs verklaard het in een voorkomend geval op dezelfde manier te zullen doen, om ‘klare wijn’ te schenken. Zij heeft bewust, maar ten onrechte, afstand genomen van alle voorbehouden die de bindend adviseur op het punt van de waardering heeft gemaakt. De directrice onderkent niet dat zij ook als accountant in business moet voldoen aan de toepasselijke regelgeving. Het staat haar niet vrij om daarvan naar eigen inzicht af te wijken.
Annotatie Lex van Almelo
Een accountant in business is directeur van een franchise-organisatie, waarbij verschillende ondernemingen in diverse plaatsen zijn aangesloten. Eén van de aangesloten vestigingen wordt geëxploiteerd door een maatschap met vijf maten. Nog geen anderhalf jaar na aanvang valt de maatschap uit elkaar. Drie maten gaan op eigen houtje verder, twee andere gaan door als franchisenemer.
Over hoe de maatschap financieel moet worden afgewikkeld, verschillen de meningen. Met name de waardering van de klantenportefeuille staat ter discussie. Volgens de franchise-overeenkomst is de waarde 100 procent van de omzet in de afgelopen twaalf maanden. Een bindend adviseur vindt dit echter niet reëel en komt in dit geval op 70 procent. Hij schrijft dat in een concept-rapport, dat niet definitief wordt, omdat hij niet alle gewenste informatie krijgt.
Vervolgens bestoken de voormalige maten elkaar in een procedure bij de rechtbank. In die procedure overleggen de drie ex-franchisenemers een brief van de directrice, die op 100 procent komt. Zij geeft aan welk bedrag bij een ander filiaal is betaald, maakt daarbij geen enkel voorbehoud en ondertekent de brief als AA.
Dat zij persoonlijk belang had bij de 100 procent in plaats van 70 procent hebben de klagers niet aannemelijk gemaakt. De Accountantskamer struikelt er wel over dat zij met haar verklaring de rechterlijk waarheidsvinding belemmerde door op basis van één voorbeeld zonder enig voorbehoud een ‘conclusie’ te trekken. Gezien de beperkingen van haar onderzoek, is alleen al het woord ‘conclusie’ te stellig.
De Accountantskamer raadt in dit soort gevallen aan Handreiking 1127 (Opdrachten uitgevoerd ter ondersteuning bij (potentiële) geschillen) te raadplegen. In paragraaf 4.5 wordt geadviseerd de reikwijdte van de opdracht, de uitgevoerde werkzaamheden, de uitkomsten en de eventuele beperkingen in die uitkomsten te vermelden.
De accountant in business komt er niet met een waarschuwing van af. Het wordt een berisping omdat zij niet lijkt in te zien dat zij zich moet houden aan de regels voor accountants. Bovendien zei zij op de zitting dat zij een volgende keer precies hetzelfde zou doen.