Tuchtrecht

Contante omkoopbetalingen niet gecontroleerd

Een componentaccountant van Econosto Mideast en grootmoeder Eriks wordt berispt, omdat hij zijn ogen dicht hield voor contante betalingen hoewel hij daarvoor was gewaarschuwd. Zijn kantoorgenoot, die overgrootmoeder SHV Holdings controleerde, deed wat een groepsaccountant behoort te doen.

Accountantskamer

Zaaknummers:
17/920, 17/925, 18/718 en 18/719 Wtra AK
Datum uitspraak:
17 juni 2020
Oordeel:
deels gegrond
Maatregel:
berisping resp. geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2020:41, ECLI:NL:TACAKN:2020:42

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

In februari 2017 komt NRC Handelsblad met drie artikelen over de betaling van ‘third party commissions’ door SHV-achterkleindochter Econosto Mideast. De krant suggereert dat de accountants het betalen van steekpenningen hielpen “begraven onder een dikke laag zand”. De journalisten noemen met name een accountant, die sinds 2015 toezichthouder bij de AFM was (en in mei 2019 zou overlijden). SOBI dient een klacht in tegen deze en zes andere registeraccountants.

In 2018 verklaart de Accountantskamer de klacht tegen de zeven registeraccountants ongegrond. Volgens de tuchtrechter hebben alleen controlerend accountants een meldplicht. SOBI heeft niet aangetoond dat de aangeklaagde accountants wisten van de betalingen. Alleen wijzen op krantenartikelen is daarvoor niet voldoende.

Mammoet Salvage, een andere kleindochter van SHV Holdings, heeft een andere accountant van PwC die rapporteert aan de SHV-groepsaccountant. Bij het opruimen van een scheepswrak in Irak komt Mammoet Salvage met een eenmansconsultancybedrijfje overeen zeven ton te betalen, zonder dat duidelijk is welke diensten het bedrijfje hiervoor zou verlenen.

De AFM ziet in de krantenartikelen aanleiding om zelf onderzoek in te stellen. De toezichthouder dient vervolgens een klacht in tegen de twee registeraccountants die tussen 2010 en 2014 de jaarrekeningen hebben goedgekeurd van Econosto Mideast bv, moeder Econosto nv, grootmoeder Eriks nv respectievelijk overgrootmoeder SHV Holdings nv. Ook SOBI dient een klacht in tegen deze twee accountants.

Klacht

SOBI (17/920 en 17/925 Wtra AK)

De accountants hebben:

  • jarenlang geweten van de omkopingsfraude bij Econosto Mideast, maar nagelaten de fraudes van de SHV-dochter te melden aan de bevoegde autoriteiten;
  • het belang van de klant zwaarder laten wegen dan hun integriteit.

AFM (18/718 en 18/719 Wtra AK)

De groepsaccountant van SHV Holdings heeft:

a. bij de wettelijke controles van de boekjaren 2012-2014:

  • nagelaten voldoende geschikte controle-informatie te verkrijgen over de contante commissiebetalingen;
  • ten onrechte nagelaten de risico’s van een afwijking van materieel belang als gevolg van fraude te identificeren en in te schatten;
  • niet ingespeeld op fraude en geen passende maatregelen getroffen;
  • de accountant van Eriks onvoldoende instructies gegeven, de uitgevoerde controlewerkzaamheden onvoldoende geëvalueerd en niet aangegeven welke nadere aanvullende controlewerkzaamheden deze moest uitvoeren;
  • onvoldoende controlewerkzaamheden uitgevoerd hoewel er voldoende reden bestond om te vermoeden dat de wet- en regelgeving niet werd nageleefd;
  • geen professioneel-kritische instelling gehad toen hij in februari 2014 vragen kreeg over eerdere commissiebetalingen.

b. bij de wettelijke controle van SHV over 2014 onvoldoende controle-informatie vergaard over de commissiebetalingen door:

  • geen controlewerkzaamheden te verrichten naar de naleving van wet- en regelgeving bij commissiebetalingen;
  • als groepsaccountant niet de externe accountant van het Mammoet-groepsonderdeel te instrueren.

De componentaccountant van Econosto Mideast/Eriks heeft:

a. bij de controle van Econosto Mideast (2011-2014) en van Eriks (2013 en 2014) onvoldoende geschikte controle-informatie vergaard over:

  • de contante commissiebetalingen en hierbij geen frauderisico geïdentificeerd;
  • als groepsaccountant onvoldoende instructies gegeven, de uitgevoerde controlewerkzaamheden onvoldoende geëvalueerd en niet aangegeven welke nadere aanvullende controlewerkzaamheden moesten worden uitgevoerd;
  • onvoldoende controlewerkzaamheden verricht om inzicht te krijgen in de aard van de contante commissiebetalingen, de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden en de mogelijke gevolgen van een wetsovertreding voor het financiële overzicht;

b. niet voldaan aan de verplichting om fraude van materieel belang te melden aan een opsporingsambtenaar.

Oordeel

De klacht van SOBI is ongegrond; van de klacht van de AFM is onderdeel a met betrekking tot de componentaccountant gegrond en de rest ongegrond.

SOBI

SOBI heeft haar klacht onderbouwd met drie krantenartikelen uit NRC Handelsblad. SOBI wijst met name op een memo van 3 februari 2010 van een directielid van Econosto nv, dat zou worden genoemd in één van de krantenartikelen. Daarin zou staan dat de accountant het bedrijf al twee maanden eerder had gewaarschuwd dat de betaling van commissies zou kunnen worden beschouwd als omkoping. Volgens SOBI heeft PwC een afschrift van dit memo ontvangen. SOBI heeft echter noch het memo noch de krantenartikelen overgelegd.

Volgens de Accountantskamer heeft SOBI onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de twee accountants wisten van mogelijk frauduleuze gedragingen van Econosto Mideast. Het is ook te weinig om de accountants te dwingen het memo of enig ander stuk over te leggen. De accountants doen terecht een beroep op hun geheimhoudingsplicht uit de toenmalige VGC en huidige VGBA. Maar zelfs als de controlerend accountant van de holding wist van de vermeende fraude hoefde hij die niet te melden. Deze meldplicht gold destijds onder voorwaarden alleen voor de controlerend accountant van Econosto Mideast en dat was deze accountant niet.

Wat beide controlerend accountants betreft: SOBI heeft totaal niet aannemelijk gemaakt dat zij de fraude niet hebben gemeld aan de bevoegde autoriteiten. En volgens paragraaf 3.5 van de Wwft moet een accountant geheimhouding betrachten over een melding bij de FIU-Nederland. Het zou in strijd zijn met de eisen van een goede tuchtprocesorde als je met een zogenaamde fishing expedition een accountant door een onvoldoende gefundeerde klacht zou kunnen dwingen de geheimhoudingsplicht te doorbreken bij zijn verweer.

AFM

Accountant Econosto Mideast/Eriks

Ad a Controle-informatie

Volgens de AFM waren er voldoende signalen voor de accountant om in actie te komen naar aanleiding van contante commissiebetalingen. Maar volgens de accountant waren de contante commissiebetalingen aan derden beëindigd. Wel waren er risico’s verbonden aan de contante betalingen aan het personeel. Dat waren echter geen frauderisico’s, maar interne controlerisico’s.

Volgens de Accountantskamer maakte de accountant elk boekjaar een valse start door ervan uit te gaan dat het issue van de contante betalingen aan derden was opgelost. Het uitgangspunt voor ieder controlejaar moet echter zijn dat je je als accountant afvraagt of er een risico op fraude bestaat. Dat risico kan zich immers ieder jaar opnieuw voor doen, ook als een eerdere controle is afgerond. Juist in de genoemde controlejaren waren er bij de te controleren rechtspersonen voldoende concrete aanwijzingen om bijzondere aandacht te besteden aan de frauderisico’s.

De accountant wist dat er in het verleden contante betalingen waren gedaan aan derden nadat de controller van Econosto en een collega van PwC Dubai hem daarop eind 2010 hadden gewezen. Twee collega’s van PwC Dubai wezen de controlerend accountant respectievelijk het controleteam er eind 2011 en begin 2012 op dat contante betalingen nog steeds voorkwamen. Ook in maart 2014 en februari 2015 kreeg de accountant te horen dat de praktijk van contante betalingen aan derden nog steeds bestond. Omdat de controlepartner wist dat commissiebetalingen in het Midden-Oosten gebruikelijk zijn, had hij zich meer moeten verdiepen in de aard van deze contante betalingen.

Een voorganger had de contante betalingen bij Econosto Mideast in het controledossier van SHV Holdings 2009 een “critical matter” genoemd vanwege het risico op fraude en omkoping. Ook bij de kick-off meeting inzake de controle van Eriks (in 2010), waarbij de controlepartner aanwezig was, is het risico op fraude in verband met deze contante betalingen besproken. Bovendien komt uit de letters of representation van Econosto Mideast 2012 en 2013 naar voren dat in beide jaren contante betalingen werden gedaan aan “various distributors and sales agents” bij wijze van “sales incentives”. Er waren dus heel wat signalen dat Econosto Mideast nog steeds contante betalingen deed bij wijze van sales incentives, zonder dat de controlerend accountant daar zicht op had.

De communicatie tussen de accountant en de ondernemingsleiding voldeed niet aan Standaard 260 en 265. De accountant heeft op de zitting gezegd dat hij de twee letters of representation niet heeft gelezen, terwijl daaruit blijkt de controle-informatie inconsistent was. De LOR’s zaten wel in het dossier; de accountant had er kennis van moeten nemen. Temeer omdat de accountant naar eigen zeggen nooit de groepsonderdelen in het buitenland heeft bezocht. Volgens Standaard 500.11 had de accountant in ieder geval iets moeten doen met de tegenstrijdige controle-informatie. Door dat na te laten heeft hij de controle met onvoldoende diepgang uitgevoerd. Daarbij komt dat deze accountant eerder had geadviseerd de betalingen voortaan via de bank te laten lopen. De accountant heeft ten onrechte aangenomen dat zijn advies was opgevolgd en dit niet verder onderzocht.

De accountant moet ervoor zorgen dat hij voldoende geschikte controle-informatie heeft om te kunnen concluderen dat de jaarrekening vrij is van materiële afwijkingen ten gevolge van fouten of fraude. Een groepsaccountant kan daarvoor volgens Standaard 600 gebruik maken van het werk van andere accountants. De groepsaccountant bepaalt aan de hand van een risico-inschatting wat en hoeveel hij moet doen. Daarbij moet hij Standaard 315 volgen. Daarin staat ook wanneer sprake is van een significant risico en dat de accountant bij de inschatting geen rekening mag houden met de aanwezige interne-beheersingsmaatregelen.

Volgens Standaard 240 is een risico op een materiële afwijking als gevolg van fraude altijd een significant risico. De accountant mag dan dus géén rekening houden met de interne-beheersingsmaatregelen die dat risico zouden kunnen beperken. Met andere woorden, als een frauderisico wordt geïdentificeerd, dan moeten ‘alle registers open’. De accountant moet dan inzicht krijgen in de interne-beheersingsmaatregelen van de desbetreffende entiteit en gegevensgerichte controles moeten uitvoeren die specifiek inspelen op dat risico. Als de aanpak van een significant risico slechts bestaat uit gegevensgerichte controles dan moet de accountant bijvoorbeeld extra detailcontroles uitvoeren. De accountant moet dus specifieke (‘toegespitste’) werkzaamheden uitvoeren om vast te stellen of dat risico zich heeft gemanifesteerd. Hij mag daarbij alleen steunen op de interne beheersing als hij de desbetreffende interne-beheersingsmaatregelen heeft getest en ‘effectief’ heeft bevonden.

Standaard 240 gaat vooral over het ontdekken van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude. In deze Standaard staat echter ook dat (met name) werknemersfraude vaak met kleine bedragen wordt gepleegd. In andere Standaarden, zoals Standaard 530, staat hoe je de aard en oorzaak van de aangetroffen afwijkingen moet onderzoeken om vast te stellen of het gaat om een fout dan wel opzet. Omdat fraude zich gedurende meerdere jaren kan voordoen, moet de accountant niet alleen kijken naar de mogelijke omvang op jaarbasis. Een professioneel-kritische instelling dwingt de accountant rekening te houden met het mogelijke cumulatieve effect van de fraude op het eigen vermogen van de entiteit. Dit effect kan immers een veelvoud zijn van de mogelijke omvang van de fraude die op jaarbasis niet als materieel wordt beschouwd. Zo kan de fraude in één boekjaar wel degelijk leiden tot een afwijking die cumulatief van materieel belang is.

Volgens Standaard 320 moet je onder bepaalde omstandigheden het effect evalueren dat afwijkingen onder het materialiteitsniveau hebben op de financiële overzichten van niet-gecorrigeerde afwijkingen. Daarbij moet je dan niet alleen kijken naar de omvang, maar ook naar de aard van niet-gecorrigeerde afwijkingen.

In dit geval heeft de accountant niet zozeer zijn ogen gesloten voor de contante betalingen, maar ze niet open gedaan. Door onvoldoende inzicht te verkrijgen in de onderdelen van de groep die hij controleerde heeft de accountant de Standaarden 600.17 en 600.18 genegeerd en in strijd gehandeld met Standaard 500.6 door niet die controle-informatie te verzamelen die zijn conclusies rechtvaardigen. Verder heeft hij in strijd met Standaard 240.24 geen frauderisico geïdentificeerd.

Ad b Fraudemelding

De controle van de commissiebetalingen schiet weliswaar tekort, maar daarmee is nog niet aannemelijk geworden dat de accountant een fraude van materieel belang moest vermoeden. Daarom is evenmin aannemelijk geworden dat hij zijn wettelijke meldplicht heeft verzaakt.

Accountant SHV Holdings

Ad a Betalingen niet materieel

Econosto Mideast is één van de vele ‘achterkleindochters’ van SHV Holdings. In 2012 en 2014 bedroegen de netto omzet twintig respectievelijk vijftien miljard euro en het balanstotaal ultimo 2012 en 2014 ruim tien miljard respectievelijk twaalf miljard euro. Gezien de controlematerialiteit was het bedrag van de contante betalingen bij Econosto Mideast zeer gering. De groepsaccountant van de holding beschouwde Econosto Mideast als een niet-significant groepsonderdeel, omdat de netto jaaromzet over 2012 een kleine vijftig miljoen bedroeg bij een balanstotaal van veertig miljoen. Voor niet-significante groepsonderdelen kan de groepsaccountant op basis van Standaard 600.28 volstaan met cijferanalyses op groepsniveau.

De accountant wist eind 2009 van de contante betalingen bij Econosto Mideast. Deze zijn in april 2012 besproken op de ‘scope meeting’. Fraude en corruptie zijn onderdeel geweest van de uitgevoerde controles, het Board Report en de besprekingen met het SHV-management, maar die waren niet specifiek gericht op de situatie bij Econosto Mideast. Eerder had de AFM in het kader van haar reguliere toetsing specifiek beoordeeld of het controledossier voldeed aan Standaard 600. Dat onderzoek leverde geen aanwijzingen op dat de ‘scoping’ van de controle van de SHV-groepsjaarrekening tekortschoot. De accountant mocht zich hierdoor gesterkt voelen in zijn opvatting dat de contante betalingen op groepsniveau geen frauderisicofactor waren voor SHV als groep.

Bij de controle 2014 heeft de accountant deze betalingen nader onderzocht naar aanleiding van het early warning report van Eriks nv voor 2014. Hiermee heeft hij in overeenstemming met Standaard 600.42 gehandeld. De accountant heeft vervolgens geconcludeerd dat aanvullende controlewerkzaamheden niet nodig waren. In het licht van de controlematerialiteit van SHV was die conclusie aanvaardbaar.

De accountant mocht op basis van de informatie die hij had ontvangen van de (groeps)accountant van Eriks en Econosto Mideast aannemen dat het probleem met de contante betalingen aan derden was opgelost en dat hij er bij de controle 2014 van SHV Holdings geen aandacht meer aan hoefde te besteden. In februari 2014 heeft hij expliciet nagevraagd of de aanbevolen ‘anti bribery procedure’ bij Econosto Mideast was opgevolgd en kreeg toen de bevestiging dat dit zo was. In de gegeven omstandigheden was dit voldoende.

Ad b Mammoet Salvage

Volgens het contract zou Mammoet Salvage zonder duidelijke tegenprestatie zeven ton betalen aan een eenmansconsultancybedrijf. De accountant heeft dit onder meer besproken met een ‘legal expert’ van SHV. Verder heeft hij de accountant van Eriks/Econosto Mideast geïnstrueerd extra toe te zien op de naleving van lokale wet- en regelgeving. De SHV-accountant vond dat de interne beheersing bij SHV in 2013 op dit onderdeel tekortschoot. Een en ander is intern geëvalueerd met het fraudepanel van PwC en begin 2014 heeft dit panel laten weten dat het zich kon vinden in de aanpak van de groepsaccountant. Bij zijn controle in 2014 heeft hij vastgesteld dat het management de aanbevelingen die hij had gedaan, had opgevolgd. Hij vond het niet noodzakelijk hier verder naar te kijken.

Volgens Standaard 600.42 en 600.43 moet de groepsaccountant significante aangelegenheden, die aan de orde komen bij de evaluatie van de controle van een groepsonderdeel, bespreken met de accountant van het groepsonderdeel, met het management van het groepsonderdeel of met het management op groepsniveau. Als hij concludeert dat de accountant van het groepsonderdeel onvoldoende heeft gedaan, moet hij zelf aanvullende werkzaamheden uitvoeren of laten uitvoeren door de accountant(s) van het groepsonderdeel.

De SHV-groepsaccountant heeft het SHV-management uitdrukkelijk aanbevolen zulke betalingen te verbieden en te onderzoeken of die indruisen tegen de Britse en Nederlandse wet- en regelgeving. Na onderzoek en overleg met onder andere SHV-juristen en een extern advocatenkantoor is het contract met de consultant aangepast. De raad van bestuur en de president-commissaris van SHV hebben de Mammoet-directie op het matje geroepen na een gesprek met de groepsaccountant. Uiteindelijk heeft Mammoet de zeven ton (nog steeds) niet betaald.

Los van de vraag of de commissiebetalingen nu wel of geen significante aangelegenheid waren voor de controle van de groepsjaarrekening heeft de SHV-groepsaccountant voldoende gedaan door:

  • de controlewerkzaamheden met betrekking tot de commissiebetalingen te bespreken met de accountant van het groepsonderdeel;
  • advies in te winnen bij het fraudepanel van zijn kantoor;
  • in overeenstemming met dat advies te rapporteren aan het management op groepsniveau;
  • bij de controle 2014 op basis van de rapportage van de accountant van het groepsonderdeel vast te stellen dat het management zijn aanbevelingen had opgevolgd.

Maatregel

Berisping voor de componentaccountant van Eriks/Econosto Mideast. Enerzijds heeft de accountant zich bij signalen van mogelijke fraude en wetsovertredingen schuldig gemaakt aan wegkijken en daardoor onvoldoende vakbekwaam en zorgvuldig gehandeld. Anderzijds is niet gebleken dat de jaarrekeningen die hij goedkeurde niet voldeden aan het wettelijk inzichtsvereiste.

Annotatie Lex van Almelo

NRC Handelsblad kwam begin 2017 met drie artikelen over het betalen van (contante) steekpenningen door Econosto Mideast, een achterkleindochter van SHV Holdings nv en een kleindochter van Eriks nv. Pieter Lakeman vond die berichten voldoende voor een klacht tegen negen accountants, onder wie een later overleden accountant. Deze was niet alleen verbonden aan het kantoor van de controlerend accountants, maar ook toezichthouder bij de AFM. Alleen al daarom moest de AFM nader onderzoek instellen.

De Accountantskamer heeft de klachten gesplitst. In 2018 verklaarde de tuchtrechter de klachten tegen de zeven accountants ongegrond, omdat SOBI alleen maar wapperde met de krantenartikelen en de klachten niet nader onderbouwde. SOBI ving kort daarna om dezelfde reden bot met een klacht tegen de accountant van De Facultatieve. Bij de hier besproken klacht tegen de controlerend accountants van Econosto Mideast/Eriks respectievelijk van SHV Holdings gebeurt hetzelfde.

De Accountantskamer suggereert dat de SOBI-klacht een fishing expedition is, ofwel een poging om de accountants in een tuchtprocedure informatie te ontlokken die later in een civiele procedure van pas zal komen. De Accountantskamer vindt zulk gehengel in strijd met de goede procesorde en wijst op de geheimhoudingsplicht uit de VGC/VGBA respectievelijk Wwft: een accountant mag niet zeggen dat hij/zij een melding heeft gedaan. Misschien wordt het tijd dat de 78-jarige accountancywaakhond Lakeman met pensioen gaat.

De AFM heeft haar klacht na een grondig onderzoek beter onderbouwd. Het onderzoek wordt extreem breed uitgemeten onder de vaststaande feiten. Kennelijk heeft de oud-voorzitter van de Accountantskamer in zijn laatste tuchtrechtuitspraak tot uitdrukking willen brengen hoeveel signalen van mogelijke fraude en omkoping er waren die de accountant van Econosto/Eriks heeft genegeerd. De enorme feitenbrij maakt de uitspraak er echter niet toegankelijker op.

De accountant van Econosto/Eriks heeft het management ooit aanbevolen contante betalingen – of die nu worden gedaan aan derden of aan personeel – via de bank te laten verlopen. Hij heeft echter niet onderzocht of die aanbevelingen zijn opgevolgd. En hoewel hij van onder anderen zijn kantoorgenoten ter plaatse herhaaldelijk te horen had gekregen dat er nog steeds contante betalingen werden gedaan, heeft hij de interne beheersing tegen (omkoop)fraude niet nader getest en geen aanvullende controlewerkzaamheden uitgevoerd of laten uitvoeren. De Accountantskamer vindt niet dat de accountant de ogen heeft gesloten voor de betalingen – “hij heeft ze niet eens open gedaan”. Je zou met een variant op NRC Handelsblad ook kunnen zeggen dat de accountant zijn kop in een dikke laag zand heeft gestoken.

Op holding-niveau heeft het accountantskantoor het beter gedaan, vindt de Accountantskamer. Het bedrag van de contante betalingen bij Econosto Mideast was gezien de controlematerialiteit zeer gering en het groepsonderdeel was volgens de cijferanalyses niet-significant. Volgens een eerder (periodiek) onderzoek van de AFM voldeed het controledossier aan Standaard 600, zodat de accountant er vanuit mocht gaan dat de contante betalingen op groepsniveau inderdaad geen frauderisicofactor waren voor SHV als groep. Ook na latere waarschuwingen kon hij aanvullende controlewerkzaamheden achterwege laten, omdat de bedragen beneden de materialiteitsgrens van de SHV-groep vielen. Bovendien had de (groeps)accountant van Eriks en Econosto Mideast hem gezegd dat:

  • het probleem met de contante betalingen aan derden was opgelost;
  • de SHV-accountant er bij de controle 2014 van SHV Holdings dus geen aandacht meer aan hoefde te besteden;
  • de aanbevolen ‘anti bribery procedure’ bij Econosto Mideast was opgevolgd.

De SHV-groepsaccountant heeft een stokje gestoken voor de overeengekomen smeergeldbetaling door Mammoet. Het ging om zeven ton voor een consultant die hier onduidelijke diensten tegenover zou zetten. De accountant heeft:

  • de controlewerkzaamheden en de commissiebetalingen besproken met de accountant van het groepsonderdeel;
  • advies ingewonnen bij het fraudepanel van zijn kantoor;
  • in lijn met dat advies gerapporteerd aan het management op groepsniveau;
  • op basis van de rapportage van de accountant van het groepsonderdeel vastgesteld dat het management zijn aanbevelingen had opgevolgd.

De SHV-groepsaccountant heeft in beide gevallen voldoende gedaan, vindt de Accountantskamer. En dat roept vragen op. Bij een voorgenomen uitbetaling van zeven ton door achterkleindochter Mammoet Salvage zit hij er bovenop, maar bij de niet-materiële contante betalingen door Econosto Mideast vertrouwt hij op de blinde accountant van het groepsonderdeel. En het is alletwee in orde. Je kunt je afvragen of hij na alle waarschuwingen ook niet meer had moeten doorpakken in het eerste geval. En of de tuchtrechter met dit oordeel wel een duidelijk signaal afgeeft.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.