Compagnon Roger Lips oneerlijk en onoprecht
Een voormalig compagnon van de van faillissementsfraude verdachte Roger Lips sjoemelde met zijn salarisspecificatie en liet onbevoegd 23 mille uitbetalen aan een bedrijf dat hij met zijn vrouw bestuurde.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 19/658 en 19/2025 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 10 februari 2020
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- bevestigd, CBb 20 april 2021, 20/312 en 20/313
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2020:12, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant in business emigreert in 2014 naar Dubai, waar hij in contact komt met de Nederlandse vastgoedhandelaar Roger Lips. De twee richten in 2016 Berkeley Capital op, een onderneming naar het recht van het Dubai International Financial Centre (DIFC). Dit financiële centrum heeft binnen Dubai een eigen rechtssysteem, een eigen toezichthouder en een eigen ondernemingsregister.
Berkeley levert financiële diensten en de accountant is de bestuurder, samen met een medewerker van het bedrijf en deels samen met zijn echtgenote c.q. Roger Lips. Uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst met Berkeley heeft de accountant aanspraak op een maandsalaris van 100 duizend dirham (25 duizend euro). In 2017 wordt nog een andere DIFC-onderneming opgericht met dezelfde aandeelhouders en ubo’s, die het kantoor deelt met Berkeley.
Berkeley Capital kampt begin 2018 met cashflowproblemen en in de loop van dat jaar ontstaan er spanningen tussen de accountant en Lips. In oktober 2018 doet de accountant namens de twee ondernemingen bij de politie van Dubai aangifte van inbraak in het kantoor van Berkeley en de gelieerde onderneming. In de aangifte staat onder meer dat:
- de accountant op 9 oktober 2018 om een uur of 17:00 het kantoor binnen ging om financiële dossiers te bekijken;
- hij daar ruim een maand niet was geweest, omdat hij het druk had met andere activiteiten;
- de pandbeheerder vertelde dat mensen stukken uit het kantoor hadden gehaald;
- de accountant de beheerder vroeg om met het hem mee te gaan naar het kantoor;
- de accountant ontdekte dat drie belangrijke dossiers uit de financiële administratie waren verdwenen, samen met twee servers en vier harddisks;
- meneer Lips belangrijke bestanden, zoals paspoortkopieën en bestanden voor een belangrijk project, had gewist van de cloud server back-up.
Op 11 oktober 2018 probeert een medewerker van een bedrijf van Lips bij een bank een cheque te verzilveren van ongeveer 2,7 miljoen dirham (6,8 ton). Daarop staat een handtekening die lijkt op die van de accountant. De bank betaalt niet uit, omdat er onvoldoende saldo staat op de rekening van Berkeley. De bank neemt daarna contact op met de accountant, die aangifte doet bij de politie. In deze aangifte staat onder meer dat de accountant:
- nooit een cheque voor dat bedrag heeft uitgeschreven aan dit bedrijf van Lips en zeker niet op de dag dat hij aangifte deed tegen Lips wegens diefstal;
- vermoedt dat Lips ook het chequeboek heeft gestolen en een valse cheque heeft uitgeschreven;
- de enige is met tekenbevoegdheid, maar deze cheque niet heeft uitgeschreven;
- deze cheque zal worden teruggestuurd wegens ontoereikend saldo.
Op 12 oktober 2018 vertrekt de accountant uit Dubai en laat de bank de tegoeden op de bankrekeningen van Berkeley bevriezen. Op 16 december 2018 veroordeelt een rechtbank in Dubai de accountant bij verstek tot een gevangenisstraf van twee jaar wegens het uitgeven van een ongedekte cheque.
Twee dagen voor zijn vertrek stuurt de accountant Berkeley zijn ontslagbrief als directeur. Als reden noemt hij de kwaadaardige en schadelijke activiteiten van Lips, waarvoor hij niet verantwoordelijk wil zijn. De accountant blokkeert het e-mailaccountant van Lips bij Berkeley.
Berkeley is partij in een geschil dat wordt behandeld door het London Court of International Arbitration (LCIA). Het LCIA laat de accountant en Lips medio oktober per e-mail weten dat Berkeley dankzij de arbitrage 27.370,93 pond terugkrijgt, met de vraag op welke rekening dat bedrag kan worden gestort. De accountant geeft aan dat het LCIA dit bedrag kan overmaken naar de bankrekening van de gelieerde onderneming, waarvan hij en zijn vrouw bestuurder zijn. De accountant stuurt een cc van deze e-mail naar het e-mailadres van Lips bij Berkeley. Het bedrag wordt overgemaakt naar de aangegeven bankrekening.
Berkeley en Roger Lips dienen een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
a. een strafbaar feit gepleegd door het afgeven van een ongedekte cheque;
b. ten onrechte gelden van Berkeley laten uitbetalen aan een gelieerde onderneming, waarvan hij en zijn echtgenote bestuurder waren;
c. zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en oplichting door het verstrekken van valse salarisspecificaties aan banken;
d. hetzij na zijn ontslag als bestuurder van Berkeley onbevoegd handelingen verricht namens Berkeley, hetzij zijn ontslagbrief geantedateerd.
Oordeel
De klachtonderdelen b en c zijn gegrond; klachtonderdeel a is ongegrond en klachtonderdeel d wordt niet inhoudelijk behandeld.
Ontvankelijkheid
Berkeley en Lips hebben de klacht ingediend op 9 april 2019. De accountant heeft een uittreksel overgelegd uit het register van het DIFC, waaruit blijkt dat Berkeley per 30 september 2019 is ontbonden. Voor de ontvankelijkheid van een klacht van een rechtspersoon maakt het niet uit of deze rechtspersoon bij de behandeling van de klacht op de zitting nog bestaat.
Volgens de Wet tuchtrechtspraak accountants (artikel 22 lid 1) kan een ieder die een overtreding van de beroepsregels vermoedt een klacht indienen bij de Accountantskamer. De klager hoeft geen belanghebbende (meer) te zijn bij de behandeling van de klacht. Een rechtspersoon die een klacht indient, moet daadwerkelijk bestaan op het moment dat een bevoegd vertegenwoordiger de klacht indient.
Wanneer de rechtspersoon die de klacht heeft ingediend niet langer bestaat, vervalt de klacht niet. Het eind van de klagende rechtspersoon is niet hetzelfde als het intrekken van de klacht (zie artikel 30 Wtra). Zo’n intrekking vereist immers een actieve handeling van de klagende partij en vooronderstelt dus dat deze bestaat. Maar daarvan is hier geen sprake. Lips was bevoegd om een klacht in te dienen namens Berkeley. Nadat de accountant vertrok als bestuurder van Berkeley bleef Lips over als enig bestuurder.
Ad a Ongedekte cheque
De accountant en Lips hebben een fundamenteel ander verhaal over wat is voorgevallen bij de poging de cheque te verzilveren. Aan de hand van de stukken en wat op de zitting naar voren is gebracht, kan de Accountantskamer niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat de accountant inderdaad de handtekening heeft gezet op de cheque die is aangeboden aan de bank. Daardoor kan niet worden vastgesteld of de accountant klachtwaardig heeft gehandeld.
Ad b Gelden op eigen rekening
De accountant heeft zijn ontslag als ‘director’ op 10 oktober 2018 ingediend, maar dit pas op 14 maart 2019 gemeld aan de registrar van het DIFC. Op grond van de Articles of Association van Berkeley had het ontslag per 10 oktober 2018 interne werking binnen de onderneming. De accountant was vanaf dat moment niet langer bevoegd om Berkeley als bestuurder te vertegenwoordigen. Wel heeft hij het LCIA gemaild dat het de 27.370,93 pond (23 duizend euro) voor Berkeley kon overmaken naar bankrekening van de gelieerde onderneming die hij en zijn vrouw bestuurden.
In het contact met het LCIA heeft hij ten onrechte de indruk gewekt dat hij bevoegd was om Berkeley te vertegenwoordigen. Door van zijn mail aan het LCIA een cc te sturen aan Lips’ Berkeley-e-mailadres heeft de accountant de indruk versterkt dat hij handelde in overeenstemming met de wensen van het bestuur. Terwijl hij nota bene wist dat dit e-mailadres niet langer in gebruik was.
Volgens de accountant heeft hij gewoon op de knop ‘reply to all’ gedrukt. Maar dat is geen geldig excuus en laat onverlet dat hij Berkeley niet rechtsgeldig vertegenwoordigde. Dat de gelieerde onderneming de voorschotten voor de arbitrageprocedure voor Berkeley had betaald, is – als het al klopt - geen rechtvaardiging. Ook is het niet relevant of:
- de bankrekeningen van Berkeley wel of niet waren geblokkeerd;
- de gelieerde onderneming niets meer verschuldigd was aan Berkeley;
- de gelieerde onderneming en Berkeley in een groep waren verbonden met dezelfde aandeelhouders en ubo’s.
De accountant heeft zich in het contact met het LCIA namelijk voorgedaan als bestuurder en vertegenwoordiger van Berkeley, terwijl hij dat niet (meer) was. Ook heeft hij de indruk gewekt dat hij zijn ‘medebestuurder’ in de communicatie betrok hoewel hij zelf geen bestuurder meer was en hij wist dat het e-mailadres in de cc niet bereikbaar was. Hij heeft daarom niet eerlijk en niet oprecht gehandeld, dus in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit.
Ad c Valsheid
Als bestuurder en managing director van Berkeley had de accountant aanspraak op een maandsalaris van 100 duizend dirham (25 duizend euro) en Berkeley maakte maandelijks 130 duizend dirham over op zijn bankrekening: de 100 duizend voor hem zelf en 30 duizend voor zijn echtgenote.
In juni 2017 is met medeweten van de accountant namens Berkeley een verklaring verstrekt aan de bank voor een lening, waarmee de accountant een auto kon aanschaffen. Zijn echtgenote heeft de verklaring ondertekend namens Berkeley. In de verklaring wordt bevestigd dat:
- de accountant sinds 1 mei 2016 in de organisatie is aangesteld als managing director;
- hij maandelijks 130 duizend dirham krijgt via het ‘Wage Protection System’ op zijn persoonlijke rekening bij een andere bank;
- deze verklaring is verstrekt op verzoek van de managing director en de onderneming niet verantwoordelijk is voor welke verplichting dan ook.
Op de zitting heeft de accountant gezegd dat in deze verklaring zijn maandsalaris en dat van zijn echtgenote samen zijn genomen, omdat het systeem van de bank een uitsplitsing in twee salarissen niet toeliet. Volgens de accountant was zijn eigen salaris voldoende voor de lening, maar in Dubai wordt veelal gewerkt met afvinklijstjes, waarin de situatie van hem en zijn echtgenote niet paste. Het samenvoegen van beide salarissen was een praktische oplossing voor dit probleem.
Volgens de Accountantskamer is de onware verklaring opgesteld met instemming van de accountant, die destijds bestuurder was van Berkeley. Hij is hiermee niet eerlijk en niet oprecht geweest. Dat hij nooit de intentie heeft gehad om hiermee anderen te benadelen, maar alleen een praktische oplossing heeft gezocht, doet er niet toe.
Maatregel
Berisping. De accountant heeft niet eerlijk, niet oprecht en in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit. De eerder opgelegde maatregelen omdat hij geen PE-punten heeft geregistreerd, spelen geen rol omdat die een heel ander soort vergrijp betreffen.
Annotatie Lex van Almelo
Een ieder mag een klacht indienen tegen een ingeschreven accountant. Ook als de klager geen belang heeft bij de zaak of als die een rechtspersoon is, die na het indienen van de klacht is ontbonden. Je kunt je dan wel afvragen of het tuchtrecht bedoeld is voor een klacht tegen de voormalige zakenpartner van iemand die in de strafkamer van dezelfde rechtbank wordt berecht wegens verdenking van faillissementsfraude. Maar ook dan is het antwoord dat “een ieder…”.
De inhoudelijke beoordeling van de zaak roept vraagtekens op. Op 16 december 2018 veroordeelt een rechtbank in Dubai de accountant bij verstek tot een gevangenisstraf van twee jaar wegens het uitgeven van een ongedekte cheque. Volgens de Accountantskamer botsen de versies van de accountant en de klager, die elkaar beschuldigen, zozeer dat de kamer niet kan vaststellen dat de accountant hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De twee jaar cel die de strafrechter in Dubai oplegde, is kennelijk niet voldoende om de balans van de twijfel te laten omslaan in het nadeel van de accountant. Enige toelichting op dit punt was welkom geweest.
De Accountantskamer tilt zwaar aan het jokken van de accountant tegenover het London Court of International Arbitration en tegenover de bank die een lening verstrekte. Tegen het arbitragehof deed de accountant alsof hij nog mocht optreden namens de onderneming waarvan hij geen bestuurder meer was. Als er al schade was, bedroeg die maximaal 23 duizend euro. Tegenover de bank poetste hij zijn salaris met 30 procent op ten behoeve van de autolening, die hij naar eigen zeggen ook wel had gekregen als hij alleen zijn eigen salaris had ingevuld in plaats van hem en dat van zijn vrouw. Dat de bank hierdoor schade leed is niet aannemelijk, althans niet uit de uitspraak op te maken. De tuchtrechter tilt echter zwaar aan de valsheid en vindt die oneerlijk en onoprecht.
Dat is het natuurlijk ook. Maar daar staat tegenover dat de accountant tweemaal aangifte heeft gedaan tegenover de politie wegens diefstal door de klager. Twijfelt de Accountantskamer dan aan het waarheidsgehalte van deze aangiften? Dat zou te begrijpen zijn als de kamer waarde hecht aan de strafrechtelijke veroordeling door de rechtbank van Dubai. Maar dat doet de tuchtrechter juist niet bij de klacht over de vervalste cheque. Per saldo rest het signaal dat je je tegenover banken, arbitragehoven en andere partijen eerlijk en oprecht moet zijn.
Dit moddergevecht tussen de twee oud-compagnons eindigt in het voordeel van Lips, die als verdachte van faillissementsfraude wellicht een tik op de neus krijgt van de strafkamer in Zwolle.