Controle ontvangen provisie onvoldoende
Twee registeraccountants hebben de jaarrekeningen van vermogensbeheerder Box Consultants niet kritisch genoeg gecontroleerd en onvoldoende onderzocht of Box niet tóch provisies ontving.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- 18/1853 en 18/1854
- Datum uitspraak:
- 10 december 2019
- Oordeel:
- hoger beroep accountants deels gegrond; hoger beroep OM ongegrond
- Maatregel:
- waarschuwing i.p.v. berisping
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2019:656
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Twee registeraccountants uit Eindhoven controleren de jaarrekeningen van vermogensbeheerder Box Consultants. Box laat zich in teksten op haar website voorstaan op haar onafhankelijkheid. In de beschrijving van haar werkwijze zegt zij uitsluitend inkomsten te hebben uit de vergoedingen die de klanten betalen. Box laat haar oordeel dus niet beïnvloeden door provisies die beleggingsfondsen betalen.
Eén van de registeraccountants gaf goedkeurende verklaringen af over de boekjaren 2010 en 2011. Samen keurden zij de jaarrekeningen over 2012, 2013 en 2014 goed, waarbij de tweede accountant de leider van het controleteam was (hierna verder: de controleleider respectievelijk de controlerend accountant).
In 2009 toetst de toezichthouder of Box zich houdt aan de beschreven werkwijze en of de vermogensbeheerder inderdaad alleen inkomsten heeft uit fees die de cliënten betalen. De twee accountants bevestigen deze vragen schriftelijk.
In de balans 2011 is een bedrag van 4,7 ton gepassiveerd uit hoofde van ‘retrocessies’. Dat zijn provisies die beleggingsfondsen betalen aan bijvoorbeeld vermogensbeheerders en adviseurs. Van 2012 tot en met 2014 worden de ontvangen retrocessies en andere vergoedingen als omzet geboekt in de post Fund Advice. Het gaat in totaal om ruim 2,5 miljoen euro en gemiddeld 10,3 procent van de omzet. Volgens de Box-directie is de vermogensbeheerder contractueel niet verplicht deze inkomsten door te betalen aan de klanten.
Bij een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke fraude wordt een doorzoeking gehouden bij Box. De controlerend accountant spreekt met de directie en de president-commissaris van Box over een intern onderzoek. Daarin moet worden vastgesteld of:
- bepaalde adviesnota’s van de Nederlandse Box-dochter waren gebaseerd op afspraken over tegenprestaties;
- bij bepaalde performance fees percentages waren afgesproken.
Een accountant van het Eindhovense kantoor krijgt de onderzoeksopdracht. Niet van de raad van commissarissen, maar van de advocaat van Box, zodat het onderzoek onder diens verschoningsrecht valt. Hoewel de advocaat formeel de opdrachtgever is, moet de onderzoeker rapporteren aan de president-commissaris van Box. De onderzoekend accountant bespreekt met onder anderen de Box-directie of de opdracht moet worden uitgebreid tot een “eventuele andere onderbouwing van de hiervoor bedoelde adviesnota’s”.
In een strafrechtelijk onderzoek wordt de controlerend accountant verhoord. Daarbij wordt hem gevraagd of:
- de verklaring die hij gaat afleggen is geregisseerd door anderen dan zijn eigen advocaat;
- hij de advocate van de vermogensbeheerder kent;
- hij contact heeft gehad met de vermogensbeheerder over het strafrechtelijk onderzoek;
- hij wel eens heeft gehoord van retrocessies, incentive fees, retourprovisies et cetera en wat die termen betekenen;
- wat de activiteiten zijn van de Nederlandse dochter van de vermogensbeheerder, waarmee die haar geld verdient en of de dochter retrocessies ontvangt.
De accountant antwoordt vaak met “nee” of “geen idee”. De FIOD is niet geamuseerd en het Openbaar Ministerie dient een klacht in tegen de controlerend accountant, tegen de controleleider en tegen de onderzoekend accountant. De Accountantskamer verklaart de klacht tegen de eerste twee gegrond en legt hun een berisping op. Zowel het OM als de berispte accountants gaan in hoger beroep.
Beroepsgronden
Accountants
Het OM heeft zijn klacht ten onrechte gebaseerd op geheimhouderinformatie. De Accountantskamer heeft ten onrechte:
- bij de beoordeling van de klacht stukken gebruikt die het OM pas na de zitting heeft ingebracht;
- gezegd dat de accountants de post Fund Advice te oppervlakkig en te weinig professioneel-kritisch hebben gecontroleerd;
- gezegd dat de controlerend accountant tijdens het getuigenverhoor niet vakbekwaam en onzorgvuldig heeft geantwoord.
Openbaar Ministerie
De Accountantskamer had moeten oordelen dat de controlerend accountant tijdens het getuigenverhoor niet integer was door niet adequaat te antwoorden.
Oordeel
De hoger beroepen van de accountants zijn deels gegrond; het hoger beroep van het OM is ongegrond.
Deuren open
De accountants hebben het college gevraagd om de zaak met gesloten deuren te behandelen, omdat een openbare behandeling de belangen van met name de controlerend accountant ernstig zou schaden. De media leggen namelijk steeds een verband tussen de tuchtklacht en de strafzaak tegen de bestuurders van Box Consultants, terwijl de accountants niet bij die strafzaak betrokken zijn.
Het college vindt de vrees voor onevenwichtige verslaggeving in de media en reputatieschade niet opwegen tegen het grote belang van openbare behandeling van accountantstuchtzaken.
Post Fund Advice
Het college is het met de Accountantskamer eens dat de accountants de geconsolideerde jaarrekeningen 2010-2014 niet professioneel-kritisch genoeg hebben gecontroleerd. Mede op basis van rapportages en de verantwoording in voorgaande jaren wisten zij dat Box feitelijk anders omging met de ontvangen retrocessies dan Box op de website deed voorkomen. Desondanks hebben zij niet nader onderzocht of de retrocessies juist waren verantwoord in de jaarrekeningen.
Zij hebben ook niet meer controle-informatie verzameld om bijvoorbeeld vast te kunnen stellen of het ging om een feitelijke verplichting als bedoeld in Richtlijnen voor de jaarverslaggeving kleine rechtspersonen B10.101 en B10.105. Bij zo’n verplichting kunnen de ontvangen retrocessies niet ten gunste van het resultaat worden gebracht.
Alleen al hierom hadden de accountants de retrocessies als significant controlerisico moeten aanmerken. Uit nader onderzoek zou namelijk kunnen blijken dat cliënten ten onrechte niet betaald kregen. De accountants zijn er bij de controle te lichtvaardig van uitgegaan dat de opvatting van het Box-bestuur juist was. Om deze conclusie te trekken hoeft de tuchtrechter, anders dan de accountants menen, niet per se vast te stellen dat het inderdaad gaat om een feitelijke verplichting.
Vertrouwelijke informatie
De accountants hebben niet aannemelijk gemaakt dat het OM de klacht ten onrechte heeft gebaseerd op geheimhouderinformatie. Zo is de brief die het OM gebruikte geen geheimhouderstuk, terwijl iedereen het Handboek AO van Box kan lezen op de website van Box dan wel via het internetarchief. Zo’n handboek behoort ook tot de normale controle-informatie.
Mistig getuigenverhoor
Volgens de Accountantskamer heeft de controlerend accountant zich met zijn korte antwoorden tijdens het getuigenverhoor niet steeds gehouden aan het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Toen de FIOD hem vroeg naar contact met zijn cliënt over het strafrechtelijk onderzoek was het voor de accountant niet duidelijk over welk strafrechtelijk onderzoek het eigenlijk ging. Maar in plaats van twijfels te uiten bij de vraag heeft hij inadequate antwoorden gegeven. Van een gebrek aan integriteit getuigen die antwoorden echter niet in de ogen van de Accountantskamer.
Volgens de accountant had de Accountantskamer ervan uit moeten gaan dat hij geen motief had om te “liegen tijdens het verhoor” en geen reden had Box de hand boven het hoofd te houden. Daarom vindt hij het oordeel onjuist en onredelijk. De verhorende FIOD-ambtenaar is zelf ook accountant en had duidelijker moeten zijn over de inhoud van het onderzoek en in zijn vragen. Het valt de verhorende accountant aan te rekenen dat hij dit heeft nagelaten. De Accountantskamer had verder rekening moeten houden met de context van het verhoor en moeten meewegen dat:
- de accountant zich op advies van zijn advocaat niet inhoudelijk op het verhoor had voorbereid;
- de opstelling van de verhorend ambtenaar leidde tot enige terughoudendheid;
- het proces-verbaal geen getrouwe weergave is van wat er tijdens het verhoor is gebeurd;
- de accountant geen dossiers kon raadplegen;
- de accountant heeft aangeboden dat op een later moment te doen;
- de vraag en het antwoord niet (zo) belangrijk waren voor het strafrechtelijk onderzoek;
- de accountant heeft meegewerkt aan het onderzoek;
- zijn antwoorden eerder getuigen van voorzichtigheid dan van onwilligheid of leugens;
- hij niet heeft geweigerd vragen te beantwoorden;
- hij zich niet op zijn verschoningsrecht heeft beroepen.
Verder heeft de Accountantskamer ten onrechte gesuggereerd dat de accountant het strafrechtelijk onderzoek wilde frustreren of andere niet-integere motieven had.
Het OM vindt het oordeel van de Accountantskamer niet consistent. De kamer heeft feiten en omstandigheden die wijzen op jokken niet juist gewogen.
Het college vindt niet dat de accountant tijdens het getuigenverhoor openlijk had moeten twijfelen over het strafrechtelijk onderzoek waarop de vragensteller doelde. Je kunt ook niet zomaar zeggen dat iemand die als getuige wordt gehoord in een strafrechtelijk onderzoek moet zorgen dat hij de betekenis en de strekking van de gestelde vragen begrijpt voordat hij die beantwoordt. Ook niet als die een accountant is die zich moet houden aan de fundamentele beginselen.
De ondervragers hebben de regie over het getuigenverhoor en zij zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de bewijsvergaring. Daarom moeten zij bepalen:
- hoe de vragen in de gegeven omstandigheden het best kunnen worden gesteld;
- beslissen of de getuige nader moet worden bevraagd als hij een vraag niet bevredigend beantwoordt.
Uit het proces-verbaal van het getuigenverhoor maakt het college op dat de opsporingsambtenaren bij aanvang van het verhoor over de aanleiding alleen maar hebben gezegd dat er “een strafrechtelijk onderzoek” loopt tegen Box en enkele betrokkenen. Vervolgens hebben zij gevraagd of de accountant:
- met die betrokkenen contact heeft gehad over “het strafrechtelijk onderzoek”;
- enig idee heeft waar “het onderzoek” over gaat;
- dat onderzoek heeft besproken met de klant.
De ondervragers hebben de accountant echter niets verteld over de inhoud van het onderzoek, zodat deze niet wist waar het over ging. Dat maakt een goede voorbereiding voor het verhoor volgens het college “erg lastig”. Omdat de vragenstellers de accountant in onzekerheid lieten over het onderzoek valt het hem niet aan te rekenen dat hij op zijn hoede was en enige reserve aan de dag heeft gelegd. Dit komt voor rekening van de verhorende opsporingsambtenaren, die zo nodig hadden moeten doorvragen.
Daarom vindt het college het verwijt onterecht dat de accountant niet steeds het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Ook is niet gebleken dat de accountant de vragen opzettelijk niet naar waarheid heeft beantwoord.
Het college vindt het “niet voorstelbaar, zo niet ongeloofwaardig” dat de verhorende opsporingsambtenaren de accountant niet nader konden bevragen door diens houding en manier van antwoorden. De verhorende ambtenaren hadden de accountant bijvoorbeeld kunnen vertellen wat de term retrocessie betekent en hem vervolgvragen kunnen stellen.
Maatregel
Waarschuwing. De controlerend accountant en de controleleider hebben bij diverse jaarrekeningen de verantwoording van de ontvangen retrocessies onvoldoende professioneel-kritisch gecontroleerd. Vanwege hun blanco tuchtblad en de ongegronde klacht over de houding als getuige is een waarschuwing passender dan de berisping die de Accountantskamer oplegde.
Annotatie Lex van Almelo
De accountants hebben ook in hoger beroep vergeefs geprobeerd hun zaak te laten behandelen achter gesloten deuren om de reputatieschade te beperken. De ironie is dat één van hen in september dit jaar een interview gaf aan Het Financieele Dagblad. En dat verklaart dan misschien weer dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven in het persbericht over deze uitspraak twee keer de naam noemt van de klant wier jaarrekeningen zij goedkeurden: Box.
Het college vindt net als de Accountantskamer dat de accountants meer vragen hadden moeten stellen over de ontvangen provisies, terwijl Box tegen cliënten beweerde dat zij die niet ontving. Maar een berisping is daarvoor te zwaar. Temeer omdat één van de accountants terecht de hakken in het zand zette toen hij als getuige werd gehoord zonder dat hij precies wist waarom.
Het oordeel van het college over dat verhoor lijkt een blamage voor de FIOD en het OM: eerst onduidelijke vragen stellen over het strafrechtelijk onderzoek, dan jengelen dat de accountant zo voorzichtig antwoordt dat je geen vervolgvragen meer kunt stellen en vervolgens blijven jammeren dat de accountant dus niet integer was.
Volgens het college hebben de ondervragers de regie over het verhoor en de vragen. Zij hadden de accountant kunnen uitleggen wat retrocessies zijn en daarna kunnen doorvragen. Dat hebben zij niet gedaan.
In de uitspraak van de Accountantskamer staat onder punt 2.15: “Vraag verbalisanten: Bent u bekend met de termen: performance fees, incentive fees, retourprovisies, bestandsvergoedingen, distributievergoedingen, rebates, reallowances, remittance fees, trailer fees, referral fees en retrocessies? Zo ja wat houden deze termen in?” De accountant antwoordt in zeven regels wat performance fees zijn en voegt eraan toe dat de rest van de termen hem “helemaal niks” zegt. Daarna stellen de ‘verbalisanten’ een vraag over een ander onderwerp.
Volgens het college heeft de accountant geen onwaarheden gesproken en is het “erg lastig” om je goed voor te bereiden op een getuigenverhoor als je niet weet om welk strafrechtelijk onderzoek het gaat. De accountant zelf gaf een andere reden voor zijn gebrek aan inhoudelijke voorbereiding: dit had zijn advocaat hem geadviseerd. Dat het OM de weinig coöperatieve houding van de accountant dan ziet als obstructie is te begrijpen.