Klagers kunnen niet vragen om herziening
In beginsel kunnen partijen in een tuchtprocedure niet vragen om herziening van een definitieve uitspraak. Onder bijzondere omstandigheden kan de op de vingers getikte accountant daar echter wel om vragen.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 19/1961, 19/1962 en 19/1963 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 22 november 2019
- Oordeel:
- verzoek niet-ontvankelijk
- Maatregel:
- n.v.t.
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2019:77
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
De gemeente Rotterdam splitst in 2008 de functie van de directeur Uitvoering WWB van de dienst SoZaWe in een vaste aanstelling voor 13 uur per week en een tijdelijke aanstelling voor 27 uur per week. Beide functies lopen af per 1 januari 2012, waarna voor de vaste aanstelling een vervolg mogelijk is. De directeur heeft hiernaast een eigen onderneming – Expertisz - die onder andere films maakt over vacatures.
In 2009 mag de directeur 8 uur per week besteden aan de onderneming zonder dat de inkomsten daaruit worden verrekend. Vanaf 2010 wordt de tijdelijke aanstelling teruggebracht tot 19 uur “dan wel naar rato als de omvang en werktijden wijzigen”. De reis- en autokostenvergoeding zal worden aangepast aan de arbeidsduur. De directeur mag met Expertisz geen klussen doen voor de gemeente en het samenwerkingsverband van de sociale diensten van de vier grote gemeenten.
Expertisz declareert via tussenstations bedragen bij SoZaWe en Divosa (de Vereniging van gemeentelijke directeuren in het sociaal domein). Soms direct op instructie van de directeur, die de declaraties goedkeurt als budgethouder van een programmabureau en jeugdwerkloosheidsproject.
De SoZaWe-directie (tegenwoordig: Cluster Werk en Inkomen) draagt KPMG Advisory op de declaraties te onderzoeken. De accountants stellen vast dat de tussenstations in 2010 en 2011 8,5 ton hebben gedeclareerd bij SoZaWe en Divosa, waarvoor de bedrijven volgens KPMG “geen gebleken prestatie” hebben geleverd. De facturen komen ten laste van de budgetten waarvan de directeur budgethouder was. Een bedrag van 37.605 euro is twee keer betaald op basis van verschillende facturen. De SoZaWe-directeur, de baas van de WWB-uitvoeringsdirecteur, wist niets van de declaraties.
De accountants schrijven verder in hun rapport onder meer dat:
- de directeur/ondernemer transparant had moeten zijn over de declaraties;
- dus direct aan de gemeente en Divosa had moeten declareren, voor zover er tenminste prestaties waren geleverd;
- Expertisz nog meer heeft gedeclareerd, maar bij die facturen in het ergste geval onduidelijk is wat daarvoor is geleverd.
De directeur/ondernemer wordt ontslagen. Het Gerechtshof Den Haag bepaalt in 2017 onder meer dat Expertisz en de persoonlijke holding van de ontslagen directeur (Workfair) de gemeente Rotterdam maximaal 746.373,95 euro moeten betalen. De ontslagen directeur heeft dan al een klacht tegen de accountants ingediend, die de Accountantskamer in april 2018 ongegrond verklaart. De ontslagen directeur gaat in hoger beroep. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het hoger beroep ongegrond.
Ondertussen heeft de ontslagen directeur een nieuwe klacht ingediend tegen de accountants. De Accountantskamer verklaart deze klacht niet-ontvankelijk respectievelijk ongegrond.
Een derde klacht van de ontslagen directeur wordt eind 2018 niet-ontvankelijk verklaard. De klager vraagt de Accountantskamer om laatstgenoemde beslissing te herzien.
Oordeel
Het verzoek is niet-ontvankelijk.
De Wet tuchtrechtspraak accountants bepaalt in artikel 39 lid 1 dat de voorzitter de zaak zonder zitting kan afdoen als hij of zij een klacht kennelijk niet-ontvankelijk vindt dan wel kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht. De Wtra mist de mogelijkheid om te vragen om herziening van een onherroepelijke uitspraak. Zo’n verzoek is dus in beginsel niet mogelijk.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in 2017 wel gezegd dat de algemene beginselen van behoorlijk (tucht)procesrecht met zich meebrengen dat je in bijzondere gevallen toch kunt vragen om herziening. Voor de toepassing van dit bijzondere rechtsmiddel wordt aansluiting gezocht bij de regeling van de Wet BIG (artikel 52) en het Tuchtrechtbesluit BIG (artikel 23).
Dit komt erop neer dat alleen de accountant over wie is geklaagd herziening kan verzoeken, mits er een maatregel is opgelegd. In 2018 heeft het college gezegd dat de klager zo’n verzoek niet kan indienen. Het verzoek van de ontslagen directeur is dus niet-ontvankelijk.
EVRM/Grondrechtenhandvest
De ontslagen directeur beroept zich vergeefs op het recht op een eerlijk proces uit artikel 6 van het EVRM en het recht op een doeltreffende voorziening van een onpartijdig gerecht uit artikel 47 van het EU-Handvest van de Grondrechten. Volgens hem komen die bepalingen erop neer dat ook de oorspronkelijke klager om herziening moet kunnen vragen.
De voorzitter van de Accountantskamer zegt dat het accountantstuchtrecht vooral bedoeld is om in het algemeen belang een goede beroepsuitoefening te bevorderen. Voor een beroep op artikel 6 van het EVRM moet het gaan om:
- een procedure waarin burgerlijke rechten en verplichtingen worden vastgesteld (de civielrechtelijke poot van artikel 6 EVRM);
- of een procedure waarin de gegrondheid van een strafvervolging wordt vastgesteld (de strafrechtelijke poot van artikel 6 EVRM).
In 2017 heeft het CBb gezegd dat de strafrechtelijke poot van artikel 6 EVRM niet van toepassing is, gezien de karakteristieken van het Nederlandse accountantstuchtrecht en de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Voor wat betreft de civielrechtelijke poot van artikel 6 EVRM volgt de voorzitter van de Accountantskamer het oordeel van de Hoge Raad uit 2019 en de onderdelen 3.9-3.11 van de conclusie van de plaatsvervangend procureur-generaal. Die komen erop neer dat bij een verzoek tot heropening van een tuchtzaak geen burgerlijke rechten en verplichtingen worden vastgesteld. Volgens de voorzitter van de Accountantskamer is de civielrechtelijke poot dus niet van toepassing.
Daarbij maakt het niet uit dat de verzoeker wellicht belang heeft bij herziening van de beslissing om ‘zijn’ zaak vervolgens te kunnen voorleggen aan de civiele rechter. De ontslagen directeur kan gewoon geen succesvol beroep doen op artikel 6 EVRM. En omdat in artikel 47 van het EU-grondrechtenhandvest niet méér rechten staan dan in artikel 6 EVRM kijkt de voorzitter van de Accountantskamer daar verder niet naar.
Annotatie Lex van Almelo
In de tuchtrechtspraak wint de aanhouder niet altijd, want het houdt een keer op. Je kunt in hoger beroep gaan tegen een uitspraak van de Accountantskamer. En als het College van Beroep voor het bedrijfsleven dan gesproken heeft, is de uitspraak definitief. Je kunt nog wel een nieuwe klacht indienen, maar die moet dan wel tijdig worden ingediend en gaan over feiten waarover nog geen definitief oordeel is geveld.
In dit geval heeft de klager deze gewone rechtsmiddelen al benut. Om zijn gelijk te halen trekt hij nu een bijzonder rechtsmiddel uit de kast: het herzieningsverzoek. Volgens de Wtra kun je zo’n verzoek niet indienen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft echter gezegd dat de accountant aan wie een maatregel is opgelegd in bijzondere gevallen toch om herziening kan vragen, maar klagers niet.
Een beroep op het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en op het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie haalt niets uit. Op het handvest niet, omdat het volgens de voorzitter van de Accountantskamer geen verdergaande rechten toekent dan het EVRM. (De voorzitter had ook kunnen zeggen dat het handvest alleen geldt voor EU-recht en EU-instellingen.) En op het EVRM niet omdat het bij de beslissing over de heropening van een tuchtrechtprocedure niet gaat over de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen dan wel de vaststelling van de gegrondheid van de strafvervolging.
Dat de strafrechtelijke poot van het eerlijk proces – de zogenoemde 'criminal charge' – niet van toepassing is op wettelijk accountantstuchtrecht heeft de tuchtrechter overigens al vaker gezegd. Nieuw is dat de civiele poot van dit EVRM-grondrecht (vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen) ook niet geldt. In ieder geval niet als een klager een zaak heropend wil zien, omdat zijn klacht terzijde wordt geschoven.
Je zou als vuistregel kunnen aanhouden dat grondrechten zijn bedoeld voor beklaagde accountants en niet voor klagers. Wie een klacht indient, moet zijn verwijten onderbouwen met belastend materiaal. De grondrechten zijn niet bedoeld voor klagers die na drie keer misschieten ineens de juiste ammunitie menen te hebben.