Feiten in proces-verbaal niet onjuist
Een registeraccountant schrijft als buitengewoon opsporingsambtenaar geen onjuiste dingen over een ondernemer die verdacht wordt van faillissementsfraude.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- 18/74
- Datum uitspraak:
- 04 december 2018
- Oordeel:
- beroep ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2018:650
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant doet in een rechercheteam strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke faillissementsfraude door een ondernemer. Op basis van het onderzoek stelt zij een proces-verbaal van verdenking op. De accountant vermoedt dat de ondernemer andere schuldeisers voor 2,8 miljoen euro benadeelt door de helft van de aandelen die een SA heeft in een gelieerde Ltd. te verkopen en dan het faillissement aan te vragen.
Dat vermoeden ontstaat met name ook op basis van afgetapte telefoongesprekken. Daaruit blijkt dat de ondernemer de opbrengst van de aandelenverkoop wilde gebruiken om de achtergestelde leningen van broers als eerste terug te betalen, zonder dat daar een geldige civielrechtelijke basis voor was. De ondernemer heeft op de zitting bevestigd dat het inderdaad de bedoeling was die leningen af te lossen met de 2,8 miljoen euro.
De officier van justitie heeft zijn buitenlandse collega’s op de hoogte gesteld van de verdenking en de bevoegde autoriteiten gevraagd mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek. In dit zogenoemde rechtshulpverzoek staat onder meer dat:
- de bv van de ondernemer aanvankelijk de verkochte aandelen bezat;
- de ondernemer de aandelen die zijn bv had in de Ltd. voor één euro had verkocht aan een SA, waarvan hij feitelijk de directeur was;
- de ondernemer daarna het faillissement van zijn bv heeft aangevraagd.
De ondernemer dient een klacht tegen de accountant in bij Accountantskamer, die de klacht ongegrond verklaart. Gezien de aard van het onderzoek, de positie van de accountant als opsporingsambtenaar en de strafrechtelijke rechtswaarborgen voor een verdachte kan het strafrechtelijk standpunt van de accountant/opsporingsambtenaar alleen tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn als de accountant jokt, haar of zijn lezers misleidt of het accountantsberoep in diskrediet brengt. Daar is in dit geval geen sprake van.
De ondernemer gaat in hoger beroep.
Beroepsgronden
- de Accountantskamer heeft een onjuiste toetsingsmaatstaf gehanteerd;
- in het proces-verbaal had moeten staan dat de verkochte aandelen niet behoorden tot de boedel van de Ltd. en de opbrengst daarom niet in de bv van de ondernemer viel;
- de accountant ten onrechte in het proces-verbaal heeft geconcludeerd dat de feiten een strafrechtelijke verdenking rechtvaardigden;
- de Accountantskamer in zijn uitspraak de naam van de eigenaar van het 50 procents-belang verkeerd had.
Oordeel
Het hoger beroep is ongegrond.
Ad 1 Toetsingsmaatstaf
In eerdere uitspraken, zoals deze, heeft het college over een accountant die optrad als gerechtelijk deskundige gezegd dat een tuchtrechtelijke procedure niet bedoeld is om opnieuw en integraal te onderzoeken of het deskundigenbericht dat de accountant had opgesteld voor een civielrechtelijke procedure wel deugt. De tuchtrechter moet beoordelen of de accountant in strijd heeft gehandeld met de gedrags- en beroepsregels.
Volgens het college geldt een soortgelijke maatstaf voor de accountant die als buitengewoon opsporingsambtenaar een proces-verbaal van verdenking opstelt dat gebruikt zal worden in een strafrechtelijke onderzoeksprocedure. De tuchtrechter moet dus toetsen of de accountant in strijd heeft gehandeld met de gedrags- en beroepsregels. De tuchtrechter moet dat niet (uiterst) terughoudend doen, zoals de Accountantskamer zei, maar volledig.
Of de (strafrechtelijke) conclusie over de verdenking van een poging tot bedrieglijke bankbreuk terecht is getrokken, kan het college echter niet beoordelen.
De Accountantskamer heeft dus inderdaad een onjuiste toetsingsmaatstaf gehanteerd, maar daarom is de klacht nog niet gegrond. Integendeel.
Ad 2 Foutloos proces-verbaal
In het proces-verbaal staan geen feitelijke onjuistheden en de ondernemer heeft dit op de zitting erkend. De verdenking is niet gebaseerd op de gedachte dat de aandelen in de Ltd. behoorden tot de boedel van de bv van de ondernemer, maar bijvoorbeeld ook op de inhoud van de tapverslagen. Daaruit bleek dat de ondernemer de opbrengst van de aandelenverkoop wilde gebruiken om de (achtergestelde) schulden af te betalen die zijn bv had aan de entiteiten van de broers.
Op de zitting bij de Accountantskamer zei de ondernemer dat hij die schulden op basis van een ‘gentleman’s agreement’ wilde aflossen met de opbrengst van de aandelenverkoop. Of de opbrengsten uit de verkoop van de aandelen wel of niet behoorden tot de boedel van de failliete bv werd toen nog nader onderzocht. Het college is met de Accountantskamer eens dat de accountant hierover geen onjuiste informatie in het proces-verbaal heeft gezet. Zij heeft immers vermeld dat deze aandelen vanaf 2011 in het bezit waren van de SA. De ondernemer heeft dus niet onderbouwd dat de accountant in de fout is gegaan.
Ad 3 Al dan niet terechte verdenking
Het college gaat niet over de vraag of zij in het proces-verbaal terecht heeft geconcludeerd dat de ondernemer werd verdacht van strafbare feiten of haar bevindingen zo’n verdenking konden rechtvaardigen.
Ad 4 Andere eigenaar
In de uitspraak van de Accountantskamer staat “dat het de voorkeur had verdiend als betrokkene in het proces-verbaal duidelijker had aangegeven dat nader onderzoek nodig was naar de juistheid van de aanname” dat het 50 procents-belang in de Ltd. daadwerkelijk toebehoorde aan de SA, terwijl er de bv had moeten staan in plaats van SA. Volgens het college maakt dit niet uit voor het terechte oordeel dat de accountant in deze geen tuchtrechtelijk verwijt treft.
Maatregel
Geen.
Annotatie Lex van Almelo
Voor de lezer van de uitspraken van het college en de Accountantskamer is het lastig om grip te krijgen op de feiten. Was er nu wel of niet sprake van faillissementsfraude? Afgetapte telefoongesprekken rechtvaardigden in ieder geval de verdenking. En de registeraccountant uit het opsporingsteam heeft niets in het proces-verbaal genoteerd dat niet waar is.
Als de ondernemer bonafide was, dan heeft hij met deze uitkomst geen genoegdoening. Maar helaas worden er ook nogal eens klachten ingediend die een strategisch doel dienen in een andere procedure: een bouwsteen uit een aanklacht of pleidooi loswrikken. Meestal gaat het dan om een civielrechtelijke procedure; in dit geval om een strafrechtelijke. Als de klacht een strategisch doel dient, wordt de accountant flink op (advocaat)kosten gejaagd door de klager, die voor zeventig euro een tuchtrechtprocedure kan voeren. In dit geval zal de politie de kosten voor de accountant vermoedelijk vergoeden. Maar accountants die partner zijn van een klein bureau moeten flink bloeden, ook als zij gelijk krijgen.
Deze uitspraak is vooral van belang om een formeel-juridische reden: hoe moet de tuchtrechter het werk beoordelen van een accountant die optreedt als (bijzonder) opsporingsambtenaar of gerechtelijk deskundige? De Accountantskamer vindt: terughoudend. Maar volgens het college moet de tuchtrechter ten volle toetsen of de accountant zich aan haar of zijn gedrags- en beroepsregels heeft gehouden. Onjuiste feiten in een proces-verbaal of deskundigenbericht zetten, mag dus niet. Maar dat heeft de accountant, zoals gezegd, niet gedaan.