Goedkeuring bij De Facultatieve niet onjuist
SOBI heeft niet aangetoond dat de controlerend accountant van crematieconcern De Facultatieve ten onrechte goedkeurende verklaringen heeft afgegeven en ten onrechte geen Wwft-melding zou hebben gedaan.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 17/1063 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 29 januari 2018
- Oordeel:
- grotendeels niet-ontvankelijk, voor de rest ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- bevestigd, CBb 18 december 2018, 18/355
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2018:4, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant geeft een goedkeurende verklaring af bij de jaarrekening 2012 van Beheermaatschappij De Facultatieve bv (BMF) en Facultatieve Groep (FG) bv.* De enig aandeelhouder van BMF is de Vereniging voor Facultatieve Crematie. De vereniging verkoopt deze aandelen voor 12,5 miljoen euro aan de nieuw opgerichte FG bv; de aandelen zijn op 31 december 2012 geleverd. De bestuurder van BMF is volgens de jaarrekening 2012 tevens adviseur en gecommitteerde van het verenigingsbestuur. Na de aandelenverkoop wordt hij aandeelhouder van de groep.
Volgens de toelichting op de jaarrekening 2012 van BMF is het eigen vermogen per 31 december bijna tien miljoen euro minder dan het jaar daarvoor. Uit het mutatieoverzicht komt onder meer naar voren dat er twaalf miljoen euro dividend is uitgekeerd.
In de toelichting op de balans van de groep staat onder meer dat:
- de groep op 31 december 2012 100 procent van de aandelen in BMF heeft verworven;
- de aankoopprijs van deze aandelen 12,5 miljoen euro was;
- de reële waarde van de activa en passiva op dat moment euro 31.533.288 euro bedroeg;
- de aandelentransactie daarom resulteerde in een negatieve goodwill van 19.033.288 euro;
- de negatieve goodwill in de komende zestien jaar (het gewogen gemiddelde van de resterende afschrijvingstermijn van de afschrijfbare activa) zou vrijvallen ten gunste van het resultaat;
- deze vrijval duidelijk zal worden gemaakt met een aparte regel in de verlies- en winstrekening.
De Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI) dient een klacht in tegen de accountant.
Klacht
De accountant heeft:
a. ten onrechte goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij de jaarrekening 2012 van BFM en de groep en er daardoor aan meegewerkt dat de betaalde koopprijs van de aandelen een schijn van redelijkheid kregen;
b. nagelaten de aandelentransactie te melden aan de Financial Intelligence Unit (FIU).
Oordeel
De klacht is deels niet-ontvankelijk en voor de rest ongegrond.
Ontvankelijkheid
SOBI is pas op de zitting gekomen met verwijten over:
- de rol die de accountant zou hebben gespeeld bij de aandelentransactie;
- de tegenstrijdige belangen die de accountant zou hebben gediend;
- de onvolledige en onjuiste uitvoering van de controlewerkzaamheden voor de jaarrekening 2012 van de vereniging.
Deze verwijten zijn zo laat naar voren gebracht dat de accountant geen gelegenheid heeft gehad om zijn verweer tegen deze klachten voor te bereiden en zijn verdediging daarop in te richten. De Accountantskamer ziet niet in waarom SOBI haar klacht niet eerder had kunnen aanvullen en uitbreiden. Dat had SOBI bijvoorbeeld kunnen doen in de brief die zij elf dagen voor de zitting stuurde aan de Accountantskamer. Nu verhinderen de eisen van een goede procesorde dat deze nieuwe klachtonderdelen inhoudelijk worden besproken. De Accountantskamer beperkt zich verder tot de verwijten die SOBI wel tijdig heeft ingediend.
Ad a
Volgens de accountant is de mutatie in het eigen vermogen van BMF volledig toegelicht. Het gaat om een dividenduitkering en een post omrekeningverschillen die voortvloeien uit bedrijfsactiviteiten in niet-Eurolanden. De dividenduitkering is gebaseerd op een geldig aandeelhoudersbesluit en moest op grond van (paragraaf 240.403 van) de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving ten laste worden gebracht van het vermogen.
De accountant voert verder aan dat het eigen vermogen in de jaarrekening 2012 van de groep niet rechtstreeks is gemuteerd. De 19.033.288 euro waarop SOBI wijst, slaat op de verwerking van de negatieve goodwill in verband met de aankoop van de aandelen van BMF. Deze negatieve goodwill is in de (geconsolideerde) balans echter niet opgenomen in het eigen vermogen maar staat daar in als passiefpost, die volgens de toelichting op de (geconsolideerde) balans van de groep in zestien jaar zal vrijvallen ten gunste van het resultaat.
De Accountantskamer vindt dat de accountant de summiere feiten en omstandigheden die SOBI heeft aangedragen op steekhoudende en onweersproken wijze heeft weerlegd. SOBI heeft niet aannemelijk gemaakt dat de accountant ten onrechte goedkeurende controleverklaringen heeft afgegeven bij de jaarrekeningen 2012 van BMF en de groep. Dat de accountant de betaalde koopprijs van de aandelen een schijn van redelijkheid zou hebben gegeven en heeft meegewerkt aan “het verhullen van oplichting” is onvoldoende onderbouwd.
Ad b
SOBI heeft dit verwijt niet onderbouwd. Op grond van paragraaf 3.5 van de Wwft mag de accountant niets tegen derden zeggen over het wel of niet doen van meldingen. Als de accountant al een Wwft-melding had moeten doen, heeft SOBI geen flard van bewijs geleverd dat de accountant geen melding heeft gedaan. Nu de Wwft de accountant geheimhouding voorschrijft, zou het indruisen tegen de eisen van een goede tuchtprocesorde dat iemand hem of haar zou kunnen dwingen de geheimhoudingsplicht te doorbreken door een (niet met feiten onderbouwde) tuchtklacht in te dienen. Dat zou feitelijk neerkomen op een zogenoemde fishing expedition.
Maatregel
Geen.
Annotatie Lex van Almelo
De geur die om deze aandelentransactie hing, was giftig genoeg om de verkiezing van BMF-bestuurder Henry Keizer tot VVD-voorzitter te verhinderen. De journalisten van Follow the Money, die er een nominatie voor Journalist van het Jaar aan overhielden, suggereerden dat Keizer de aandelen op een koopje zou hebben gekregen en zichzelf heeft verrijkt ten koste van de vereniging. De journalisten plaatsten ook grote vraagtekens bij de rol van de accountant.
Die vraagtekens zijn met deze uitspraak helaas niet helemaal verdwenen. SOBI diende een substantieel deel van de klacht zo laat in, dat de Accountantskamer die fatsoenhalve niet in behandeling kon nemen. De rest van de klacht is feitelijk mager onderbouwd en volgens de Accountantskamer steekhoudend en onweersproken weerlegd door de accountant, die zei dat het ging om een rechtmatige dividenduitkering, omrekeningverschillen en de verwerking van de negatieve goodwill.
SOBI heeft direct aangekondigd in hoger beroep te gaan. De kans op succes is daar gering. In hoger beroep kun je het alleen hebben over zaken die je in eerste instantie tijdig hebt aangedragen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven zal kijken of de Accountantskamer het te elfder ure aangedragen materiaal terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Zo ja, dan blijft een groot deel van het accountantswerk opnieuw onbesproken.
De klacht over het niet-melden van een ongebruikelijke transactie zal waarschijnlijk ook in hoger beroep stranden. Nog los van de opdracht om aan te tonen dat een transactie ongebruikelijk is, zul je aannemelijk moeten maken dat de accountant inderdaad geen Wwft-melding heeft gedaan. Pas dan mag de accountant daarover bij de tuchtrechter het zwijgen verbreken. Wanneer je geen periodiek toetser, toezichthouder of openbare aanklager bent en dus geen toegang hebt tot het accountantsdossier is het praktisch onmogelijk om aan te tonen dat een Wwft-melding is uitgebleven.
*) De uitspraak van de Accountantskamer is geanonimiseerd; door nieuwsberichten is echter algemeen bekend om welke partijen het gaat.