Onderhanden werk onjuist gewaardeerd
Een accountant-administratieconsulent, die tevens register valuator is, past in werkelijkheid andere waarderingsgrondslagen toe bij het samenstellen dan hij had aangekondigd. Bovendien had hij onvoldoende informatie.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 15/1869 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 28 augustus 2017
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2017:55
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Sinds 2006 stelt een accountant-administratieconsulent de jaarrekeningen samen van vijf besloten vennootschappen die actief zijn in de scheeps- en jachtbouw. In de loop van 2010 krijgt het kantoor van de accountant de opdracht om vóór 1 januari 2011 een bedrijfshal juridisch/fiscaal in te brengen in één van de groepsvennootschappen. Het kantoor haalt de deadline niet. De groep stelt het kantoor aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade. In augustus 2012 schikken beide partijen de zaak met een vaststellingsovereenkomst.
Kort daarna geeft de accountant een samenstellingsverklaring af bij de jaarrekening 2011 van één van de groeps-bv’s. De voorraden grond- en hulpstoffen en handelsgoederen zou hij volgens de opdrachtbevestiging waarderen tegen verkrijgingsprijs of lagere netto-opbrengstwaarde, waarvoor hij de voorraden individueel zou beoordelen.
De post onderhanden projecten zou hij waarderen tegen vervaardigingsprijs, vermeerderd met de winst of verminderd met de voorzienbare verliezen. Onder de vervaardigingsprijs verstaat hij de directe productiekosten en de overige kosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de vervaardiging, met een opslag voor indirecte kosten. Voor de winst van een project zou hij kijken naar de verhouding tussen de bestede kosten en de totale kosten die naar verwachting worden besteed aan het project.
De termijnen die zijn gedeclareerd voor de onderhanden projecten zou hij aftrekken van de onderhanden projecten. Een eventueel negatief saldo onderhanden projecten zou hij volgens de afgesproken grondslagen scharen onder de kortlopende schulden. In de praktijk doet de accountant het anders. Om te komen tot de verkoopprijs van een project (bijvoorbeeld een jacht), neemt hij de prijs waartegen de groeps-bv inkoopt bij een andere groeps-bv met 10 procent.
De registercontroller van de groep verstrekt de accountant een opgave van de nog te factureren omzet voor alle projecten van de hele groep. Daarin staat volgens de accountant duidelijk dat bij alle projecten achteraf wordt gefactureerd. De accountant vindt de opgave niet onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend. Aan de hand van deze opgave berekent hij de post onderhanden werk bij de vennootschap op ongeveer 802.000 euro. In 2010 volgde hij dezelfde methode. Naar aanleiding van de tuchtklacht zegt hij later dat hij niet wist dat er vooruit was gefactureerd, omdat hij daarover niet was geïnformeerd.
De groeps-bv wordt op eigen verzoek failliet verklaard. De advocaat van de groep laat een externe controller de werkzaamheden onderzoeken die de accountant heeft uitgevoerd voor het samenstellen de jaarrekening 2011 van de groeps-bv, in samenhang bezien met de overige vennootschappen van de groep. De advocaat stuurt het kantoor een memo met de onderzoeksbevindingen - “vooruitlopende op een eventuele gezamenlijke bespreking dan wel civielrechtelijke procedure”.
Volgens het memo is de waardering van de post voorraad gebaseerd op een stelpost zonder deugdelijke onderbouwing. De controller vindt de stelpost van 350.000 euro te hoog, omdat er weinig cash was. “Aangezien er niet is geteld, is niet te bepalen hoe hoog deze positie is.”
De controller constateert verder dat de accountant in werkelijkheid andere waarderingsgrondslagen heeft gehanteerd voor het onderhanden werk, waardoor een significante fout is ontstaan bij deze post. In plaats van 802.463 euro positief zou die post 401.746 euro negatief moeten zijn.
De dga van de groep dient een klacht in tegen de accountant RV.
Klacht
De accountant heeft:
a. bij het samenstellen van de jaarrekening van de groeps-bv een onjuiste waarderingsgrondslag gehanteerd voor de post onderhanden werk;
b. de waarde van de balanspost ‘voorraad’ te hoog gesteld;
c. de opdracht om een bedrijfshal uiterlijk vóór 2011 juridisch/fiscaal in te brengen niet tijdig uitgevoerd.
Oordeel
Klachtonderdeel a is gegrond en klachtonderdeel b is ongegrond. Klachtonderdeel c is niet-ontvankelijk, omdat dit te laat is ingediend.
Ad b
De klagers staven dit klachtonderdeel met een verwijzing naar een passage uit het memo. Uit die passage blijkt niet duidelijk waarom de controller vindt dat de waarde van de post voorraden te hoog is gesteld. Dat de voorraad niet is geteld, is op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de voorraad te hoog is gewaardeerd. Mede gezien het gemotiveerde verweer van de accountant heeft de dga dit verwijt onvoldoende onderbouwd.
Ad a
Uitgaande van de beschreven grondslag voor de waardering van de onderhanden projecten had de accountant moeten bezien of hij van de registercontroller van de groep voldoende en adequate gegevens aangereikt kreeg om de lopende projecten ultimo 2011 te waarderen. Hij moest daarvoor per project gegevens hebben over de directe productiekosten, de overige kosten die je direct kon toerekenen aan de vervaardiging, de opslag voor indirecte kosten en de bedragen van de termijnen die waren gedeclareerd tot aan de balansdatum. Met name op dit laatste punt was hij onvoldoende geïnformeerd.
De accountant had moeten constateren dat de gegevens onvolledig waren en volgens paragraaf 13 en 14 van de oude NVCOS 4410 nadere informatie moeten vragen aan de controller of directie van de bv. Door dit na te laten heeft hij ondeskundig en onzorgvuldig gehandeld.
Maatregel
Berisping. De accountant kent de belangrijkste regels voor het samenstellen van jaarrekeningen onvoldoende en heeft onvoldoende inzicht in de inrichting van een administratie.