Tuchtrecht

Ondeugdelijk onderzoek, misbruik gegevens en hardleersheid

Een registeraccountant en een accountant-administratieconsulent krijgen in hoger beroep een zwaardere douw, omdat zij nog steeds niet inzien dat zij hun bevindingen niet mochten baseren op een prognose en vertrouwelijke gegevens niet mochten gebruiken.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
AWB 15/359
Datum uitspraak:
18 januari 2017
Oordeel:
beroep ongegrond / klacht gegrond
Maatregel:
tijdelijke doorhaling voor 3 maanden
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2017:19

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een particuliere woonzorginstelling huurt een zorgvilla en exploiteert vijftien zorgstudio’s. De verhuurder is van plan de villa te verkopen en vraagt een accountantskantoor te onderzoeken hoe de exploitatie door de instelling er in de toekomst uit zal zien. Dat kantoor is accountant van zowel de verhuurder als de huurder/instelling.

Een geïnteresseerde koper vraagt de belastingadviseur van het accountantskantoor medio 2013 om het toekomstonderzoek niet uit te voeren voor de verhuurder, maar voor hem. De belastingadviseur laat begin 2014 weten dat de instelling hem nog geen toestemming heeft gegeven om financiële gegevens van de financiële instelling te verstrekken aan derden.

Kort daarna bevestigt een jurist van het accountantskantoor aan de potentiële koper de opdracht om “een toekomstparagraaf” op te stellen over de instelling. In de bevestiging staat dat de paragraaf alleen bedoeld is voor de mogelijke aankoop van het pand en dat het onderzoek zal worden uitgevoerd volgens Standaard 4400. De prognose wordt een verslag van feitelijke bevindingen, waaraan geen zekerheid kan worden ontleend en waarbij de opdrachtgever dus zelf een oordeel moet vormen.

In januari 2014 brengt de RA het rapport van feitelijke bevindingen over de exploitatie uit. Aan het rapport is een prognose gehecht die bestaat uit twee kolommen: eentje met de prognose van de instellingsdirectie bij een bezetting van 100 procent en eentje met de prognose van het accountantskantoor bij een bezetting van 95 procent. De AA heeft het rapport gereviewd.

De begrotingen laten een positief resultaat voor belastingen zien van 249.350 respectievelijk 184.438 euro. Het rapport is niet verstuurd aan de instellingsdirectie en ook niet in conceptvorm aan haar voorgelegd. Op basis van de bevindingen en een positief oordeel over de bouwkundige staat van de villa zet de geïnteresseerde koper de aankoop door. Het pand wordt eind maart 2014 geleverd.

Uiteindelijk komt de bezetting niet uit boven de 60 procent. De koper is nijdig over het rammelend rapport en dient een klacht tegen de accountants in bij de Accountantskamer. Deze verklaart de klacht gegrond en legt de twee een tijdelijke doorhaling op van een maand. De accountants gaan hiertegen in hoger beroep.

Beroepsgronden

  • De opdrachtaanvaarding is op de juiste manier verlopen en wij hebben er bewust voor gekozen de opdracht uit te voeren conform NVCOS 4400. Wij hebben dit ook afgestemd met de koper en diens adviseur.
  • Uit een e-mail blijkt dat de instelling mondeling heeft ingestemd met het gebruik van de prognoses.
  • Wij hebben nooit kunnen bevroeden dat de koper de aankoopbeslissing uitsluitend zou baseren op onze toekomstparagraaf. Daarmee hoefden wij ook geen rekening te houden omdat de koper een adviseur had ingehuurd. Wij gingen ervan uit dat het rapport onderdeel zou zijn van een veel omvattender due diligence-onderzoek.
  • Wij hebben nooit onduidelijkheid laten bestaan over de vraag voor wie we werkten en hoe de opdracht luidde. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden waren wij in ieder geval geen opdrachtnemer meer van de zorginstelling.
  • De financiële verplichting die de zorginstelling nog had aan ons kantoor heeft onze objectiviteit niet in gevaar gebracht.
  • Wij hebben niet de opdracht gekregen de prognose van de directie terug te rekenen naar een bezetting van 80 procent.
  • Wij menen nog steeds dat de directie van de zorginstelling wist van de voorgenomen verkoop.
  • Of de koper een concreet nadeel lijdt, wordt over meerdere jaren duidelijk.
  • Onze handelwijze verdient wellicht niet de schoonheidsprijs, maar de missers zijn niet zo zwaar dat de maatregel in stand kan blijven.

Oordeel

Het beroep is ongegrond.

Opdrachtaanvaarding

Met de opdracht van de geïnteresseerde koper verzeilden de accountants in de situatie dat zij relaties hadden met alle betrokken partijen: de kandidaat-koper, de verkoper-verhuurder en de huurder. In deze situatie hebben zij onvoldoende distantie in acht genomen. Dat zij tijdens de uitvoering van de werkzaamheden niet meer werkten voor de verhuurder betekent niet dat die relatie geen rol meer kan spelen bij de professionele oordeelsvorming. De accountants hadden de verhuurder immers kort daarvoor nog bijgestaan in het verkoopproces.

Dat de verhuurder niet alle nota’s van het kantoor had betaald, bracht hun objectiviteit volgens de accountants niet in het gedrang. Volgens het college negeren zij echter dat zij zich niet hebben afgevraagd of de recente relatie met de verkoper/verhuurder en de relatie met de instelling een bedreiging zou kunnen opleveren voor de naleving van de fundamentele beginselen als zij de opdracht aanvaardden. Omdat zij hierover niets hebben vastgelegd, kunnen zij ook niet zeggen dat zij de procedure van opdrachtaanvaarding op de juiste wijze hebben doorlopen.

Wat betreft de keuze voor NVCOS 4400 is het duidelijk dat de koper aan de hand van de bevindingen van de accountants wilde kijken of en in hoeverre de huurder de komende tijd in staat zou zijn aan de huurverplichtingen te voldoen. Het onderzoek betrof dus het redelijkerwijs te verwachten functioneren van de huurder in de toekomst. Dit was inderdaad geen persoonsgericht onderzoek. Toch is de Accountantskamer niet uitgegaan van een onjuist toetsingskader, omdat de kamer het handelen en nalaten van de accountants heeft getoetst aan de fundamentele beginselen uit de VGBA.

Uit e-mailberichten die het kantoor en de koper hebben gewisseld, blijkt dat de directie van de instelling begin januari 2014 nog steeds niet wilde instemmen met het verstrekken van financiële gegevens aan derden. Naderhand heeft de directie hiervoor niet alsnog uitdrukkelijk toestemming gegeven. Een impliciete instemming volstaat niet in deze situatie. De accountants hebben dus zonder instemming van de zorgvilla haar financiële gegevens gebruikt. In ieder geval hebben ze die instemming niet formeel bevestigd en gedocumenteerd.

De accountants hadden de opdracht om een toekomstparagraaf op te stellen over de exploitatie van de zorgvilla door de huurder vanwege de interesse van de potentiële koper. In hun rapport van feitelijke bevindingen beschrijven zij welke specifieke werkzaamheden zij hiervoor hebben uitgevoerd. Zij hebben:

  • de uitgangspunten onderzocht die de directie van de instelling hanteerde;
  • aan de hand van het exploitatieoverzicht dat de directie had opgesteld over het volledige boekjaar 2014 bij een bezetting van 100 procent;
  • inlichtingen bij de directie ingewonnen;
  • de uitgangspunten van de directie getoetst aan de cijfers van andere particuliere woonzorgvoorzieningen;
  • de aannames van de directie getoetst aan de voorlopige cijfers 2013 van de instelling;
  • vijf veronderstellingen opgesomd uit het exploitatieoverzicht dat de directie had opgesteld en daarbij kanttekeningen geplaatst;
  • op grond van een en ander geconcludeerd dat het exploitatieoverzicht verder juist was opgesteld en toegelicht;
  • hierbij wel aangetekend dat de werkelijke uitkomsten waarschijnlijk zouden afwijken van het exploitatieoverzicht, omdat “de veronderstelde gebeurtenissen zich veelal niet op gelijke wijze zullen voordoen als hier is aangenomen”;
  • aangegeven dat de afwijkingen van materieel belang kunnen zijn.

Het college vindt de keuze om de opdracht uit te voeren volgens NVCOS 4400 niet goed gefundeerd. Maar welke standaard of richtlijn de accountants ook gevolgd zouden hebben – zij moeten hoe dan ook voldoen aan de eisen die de VGBA aan professionaliteit, integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Prognose op basis van een kladje

De accountants hebben hun rapport uitgebracht zonder de directie van de instelling te horen. Verder hebben zij een exploitatieprognose van die directie gebruikt die:

  • voor een heel ander doel was opgesteld dan voor de aankoop van de villa;
  • zij zonder toestemming van de directie niet mochten gebruiken;
  • gebaseerd was op een kladje met prognosecijfers, waarvan de status en betekenis onvoldoende duidelijk was, zonder de instellingsdirectie daarover vragen te stellen;
  • uitging van een bezetting van 100 procent, terwijl zij op grond van hun - gepretendeerde - kennis van de prestaties van de onderneming en hun branchekennis wisten of konden weten dat een volledige bezetting in 2014 niet meteen in de lijn der verwachtingen lag.

Omdat de accountants geen toestemming hadden de financiële gegevens van de instelling te gebruiken voor een derde konden zij eigenlijk geen zinvol rapport van feitelijke bevindingen opstellen over de toekomstige financiële gegoedheid van de instelling. De accountants hadden hun rapport niet (in deze vorm en met deze inhoud) mogen uitbrengen. Ook niet als zij de financiële gegevens wél hadden mogen gebruiken.

Zij hebben exploitatieprognoses, die waren gebaseerd op veronderstellingen, gepresenteerd als feitelijke bevindingen. Zij hebben die prognoses met 5 procent gecorrigeerd en - mede door de gebruikte bewoordingen - de indruk gewekt dat de bezetting in 2014 95 á 100 procent zou zijn. De accountants hebben in eerste instantie toegegeven dat zij ten onrechte in het rapport hebben geschreven dat de villa op 1 januari 2014 volledig bezet was. Daardoor is niet duidelijk wat hun verificatiewerkzaamheden inhielden en of die zijn uitgevoerd. De accountants konden de bijstelling van 5 procent niet onderbouwen. Op grond van hun kennis van de branche en van de instelling hadden zij moeten weten dat een bezetting van 95 á 100 procent niet realistisch was.

De accountants wisten dat de uitkomst van hun werkzaamheden van belang waren voor de keuze om het pand al dan niet aan te kopen. Uit de opdrachtbevestiging blijkt dat het duidelijk was voor de accountants dat de potentiële koper belangstelling had voor de zorgvilla en voor de afweging wilde weten of de huurder financieel in staat was aan haar verplichtingen te voldoen.

Maatregel

Tijdelijke doorhaling van drie maanden. De Accountantskamer vond een tijdelijke doorhaling van één maand passend en geboden. Mede omdat de accountants kennelijk totaal niet beseften dat de naleving van de fundamentele beginselen werd bedreigd door een opdracht van de ene opdrachtgever inzake een andere opdrachtgever aan te nemen en uit te voeren. Verder kleven er ernstige gebreken aan het rapport, waardoor de accountants in strijd hebben gehandeld met vier van de vijf fundamentele beginselen. Verder woog mee dat zij de onjuistheid en onzorgvuldigheid van hun handelwijze niet lijken in te zien, terwijl voldoende aannemelijk is geworden dat de koper door die handelwijze is benadeeld.

Volgens de accountants staat nog niet vast dat de koper een concreet nadeel lijdt. Maar als dat al waar zou zijn, maakt dat de schendingen van de beginselen niet minder verwijtbaar. Het college rekent het de accountants met name ernstig aan dat zij:

  • hebben verzuimd de instelling om toestemming te vragen voor het gebruik van haar gegevens;
  • zonder medeweten van de instelling over haar hebben gerapporteerd;
  • uitspraken hebben gedaan zonder deugdelijke grondslag.

Met hun opmerking dat hun werk niet de schoonheidsprijs verdient, bevestigen de accountants dat zij nog steeds niet beseffen hoezeer zij zich hebben gedragen in strijd met de gedrags- en beroepsregels. Een tijdelijke doorhaling van drie maanden is daarom meer gepast.

Annotatie Lex van Almelo

De accountants kozen snel voor een andere opdrachtgever toen de verhuurder hun nota’s niet betaalde. Daardoor ontstond een bijzondere vierkantsverhouding met drie klanten die alle drie belanghebbende waren bij het onderzoek. Of dat daadwerkelijk ten koste is gegaan van de objectiviteit, staat allerminst vast. De verhuurder wilde het pand immers verkopen en dat is gelukt dankzij het onderzoek van de accountants. Dat de accountants zich niet achter de oren hebben gekrabd toen zij de opdracht van de koper aanvaardden, is echter een fout.

De tweede en de derde fout zitten ‘m in de uitvoering. Of het nu ging om een persoonsgericht onderzoek (niet dus), om overeengekomen specifieke werkzaamheden (volgens het college ook niet) of een andersoortige opdracht maakt uiteindelijk niet uit. De Accountantskamer heeft de handelwijze getoetst aan de beginselen van de VGBA. En die toets hebben de accountants niet doorstaan.

Zo hebben zij bij hun onderzoek misbruik gemaakt van hun informatiepositie door de gegevens van de instelling te gebruiken ten behoeve van de koper. De accountants probeerden nog te doen voorkomen alsof de instelling hiervoor impliciet toestemming had gegeven. Maar het college maakt daar korte metten mee: impliciete toestemming is niet voldoende.

De ongeoorloofd gebruikte financiële gegevens waren een kladje van de directie over de verwachte omzet bij een bezettingsgraad van 100 procent. De accountants vonden dat kennelijk veel te optimistisch en haalden er dus 5 procent van af. Waarom ze kozen voor 5 procent en niet bijvoorbeeld 20 procent hebben zij niet onderbouwd. Wel relativeerden zij de waarde van hun broddelwerk door erop te wijzen dat de werkelijke uitkomsten waarschijnlijk zouden afwijken.

Aan de koper, die om de prognose had gevraagd, was deze nuance niet besteed. Die las prognose 95 á 100 procent en wist genoeg. Toen de koper klaagde over het drijfzandgehalte verweerden de accountants zich met het argument dat zij niet wisten dat de koper zou blindvaren op hun onderzoek, terwijl het onderzoek juist met het oog op de mogelijke aankoop was opgedragen. Het college geeft de accountants hiervoor een draai om de oren.

Die oorvijg is nog harder dan de tik die de Accountantskamer uitdeelde. Toonden de accountants in eerste instantie al weinig inzicht in de tekortkomingen - in hoger beroep deden zij die af met het understatement dat hun werk niet de schoonheidsprijs verdient. Voor het college bewijst die opmerking dat de accountants nog steeds niet inzien hoe zeer zij ernaast zaten.

Ik weet niet hoe de accountants het gezegd hebben. Maar ik ben geneigd om te denken dat een beetje besef in hoger beroep nog altijd meer is dan geen besef in eerste instantie. Gezien deze vooruitgang kan ik de strengere sanctie niet helemaal plaatsen.

Hoe het ook zij - het lijkt erop dat je als beklaagde accountant moet doen alsof je snapt dat je een fout hebt gemaakt wanneer je een zwaardere sanctie wilt ontlopen. Psychologisch is dat niet eenvoudig. Je probeert de schade immers te beperken door aan te geven dat de fout helemaal niet zo fout was. Als je zo redeneert, is in beroep gaan al een blijk van een te gering foutbesef. Het komt mij voor dat de tuchtrechter te veel verwacht van de accountant. Toegeven dat je fout zat, is mooi. Maar als je dat onvoldoende toegeeft, zou dit niet tot een zwaardere sanctie mogen leiden.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.