Maatregel wegens oneerlijk zaken doen iets verlicht
Een registeraccountant heeft als bestuurder van een bv die hij had met zijn broer facturen geaccordeerd die nergens op waren gebaseerd. Omdat hij geen tuchtrechtelijk verleden heeft, bekort de tuchtrechter in hoger beroep de niet-herinschrijvingstermijn van de doorhaling.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 14/297
- Datum uitspraak:
- 21 juli 2016
- Oordeel:
- beroep deels gegrond / klacht gegrond
- Maatregel:
- doorhaling met niet-herinschrijvingstermijn van 2 jaar (ipv 5 jaar)
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2016:241
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant stopt in september 2010 met zijn accountantspraktijk en is tot begin 2013 bestuurder van een bv, die indirect medeaandeelhouder is van een apotheek. Tot 2011 heeft de accountant ook aandelen in deze bv. Hij verkoopt die aandelen dan aan zijn broer, die de leiding heeft van de apotheek.
In 2011 neemt een andere apotheker enkele maanden de zaken van de broer waar. De waarnemer stuurt daarvoor zeven facturen voor in totaal 56.819,81 inclusief btw. De broer en de waarnemer krijgen ruzie en de broer laat de accountant namens hun bv voor in totaal 20.349 euro aan rekeningen sturen wegens begeleiding en overleg. De nota's van de waarnemer zullen pas worden betaald als de waarnemer de facturen van de bv heeft betaald. De waarnemer gaat daar schoorvoetend toe over.
In augustus 2011 doen de twee andere aandeelhouders van de apotheek aangifte tegen de broer wegens verduistering, fraude, oplichting en handel in illegale medicijnen. De politie houdt in dat verband onder anderen de accountant aan.
De waarnemer dient een klacht in tegen de accountant. De Accountantskamer verklaart de klacht gegrond, omdat de accountant:
- misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke positie van de klager als waarnemer van zijn broer;
- zich als bestuurder en (voormalig) aandeelhouder van de bv heeft laten leiden door eigenbelang, met alle negatieve gevolgen van dien voor de waarnemer en de apotheek;
- zijn handelwijze heeft toegedekt door zich te verschuilen achter de bv en achter zijn broer en door te zeggen dat hij er niets mee te maken had.
"De laakbaarheid van deze handelwijze kan naar het oordeel van de Accountantskamer niet snel worden overschat." Gezien het blanco tuchtrechtelijke verleden en de maatregelen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd, vindt de Accountantskamer een doorhaling passend en geboden. Daarbij mag de accountant zich de eerstkomende vijf jaar niet opnieuw inschrijven.
De accountant gaat in hoger beroep.
Beroepsgronden
- de accountant was niet verantwoordelijk voor de facturering;
- de facturen waren wel degelijk ergens op gebaseerd, omdat de broer de waarnemer heus heeft moeten begeleiden en een op te zetten activiteit in Turkije heeft moeten verkennen;
- de accountant heeft de facturen alleen geaccordeerd, maar niet gecontroleerd;
- de maatregel is te gortig.
Oordeel
Het beroep is deels gegrond.
Ad 1
De accountant was tot begin 2013 statutair bestuurder van de bv en als zodanig verantwoordelijk voor de gang van zaken binnen de bv en de facturering aan de waarnemer. Ook al was hij gestopt met zijn accountantspraktijk, had hij zijn aandelen in de bv in 2011 overgedragen aan zijn broer en fungeerde hij daarom steeds meer op de achtergrond - de accountant kan als statutair bestuurder tuchtrechtelijk worden aangesproken op de gemaakte verwijten.
Ad 2 en 3
Op de zitting van het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de accountant niet langer bestreden dat hij al tijdens de waarneming wist dat zijn broer facturen stuurde aan de waarnemer. De accountant heeft namelijk verklaard dat het hem opviel als iets ongebruikelijks dat zijn broer de facturen verzond vanuit de bv en niet vanuit de werkmaatschappij van de apothekers. De verzonden facturen vormden ook een substantieel deel van wat de bv maandelijks factureerde. Verder stond op de facturen alleen maar dat er voor een bepaald aantal uur ‘werkzaamheden’ waren verricht.
Een en ander had voor de accountant aanleiding moeten zijn om na te gaan of de facturen juist en terecht waren, voordat hij deze accordeerde voor verzending. Zo had de accountant moeten vragen:
- welke concrete werkzaamheden er waren verricht;
- op welke afspraken die waren gebaseerd;
- hoe de factuurbedragen waren berekend.
Alleen kijken of de facturen op het eerste gezicht klopten, was niet genoeg.
Volgens de accountant wist hij sinds juli 2011 dat er spanningen waren binnen de apotheek en dat zijn broer een conflict had met de waarnemer over de facturering. Volgens de accountant heeft hij nog geprobeerd het conflict te sussen. Daaruit leidt het college af dat de accountant in juli 2011 al wist of redelijkerwijs moest weten dat de facturering niet juist was.
Het college voegt eraan toe dat de accountant ook in hoger beroep niet heeft kunnen uitleggen dat:
- zijn broer de waarnemer constant moest begeleiden en ondersteunen;
- de gefactureerde ondersteuning en begeleiding echt waren afgesproken;
- zijn broer die diensten ook echt heeft verleend.
Die uitleg is wel nodig, omdat de waarnemingsovereenkomst geen enkel aanknopingspunt biedt voor de begeleiding en ondersteuning. Bovendien was de waarneming juist nodig omdat de broer niet aanwezig was in de apotheek. Opvallend is dat de facturen aan de waarnemer steeds uitgingen van hetzelfde aantal uren als de waarnemer declareerde. De Accountantskamer heeft daarom volgens het college terecht gezegd dat de bewering van de broer, dat hij de waarnemer bij ieder waargenomen uur zou hebben begeleid en ondersteund, ongeloofwaardig vond.
De accountant heeft de juistheid van de facturen niet kunnen onderbouwen en ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn broer verkennend onderzoek deed in Turkije en de bv daarom zo factureerde. Wel heeft hij bekend dat de facturen van de bv welbewust werden afgestemd op de facturen die de waarnemer stuurde aan de apotheek. De ontkenning dat de waarnemer eerst zelf moest betalen voordat zijn facturen werden betaald overtuigt het college niet, want de waarnemer kreeg steeds pas betaald nadat de broer de betaling had goedgekeurd.
Maatregel
De accountant heeft:
- de handelwijze van zijn broer onvoldoende kritisch bekeken;
- de onterechte facturering niet ongedaan gemaakt;
- zich in het conflict tussen zijn broer en de waarnemer te weinig gedistantieerd van het optreden van zijn broer;
- de belangen van zijn broer en de financiële belangen van de bv laten prevaleren ten nadele van de waarnemer en anderen die betrokken waren bij de apotheek;
- zodoende het integriteits-, objectiviteit en professionaliteitsbeginsel geschonden.
Het college rekent de accountant aan dat:
- hij de facturen in eerste instantie heeft geaccordeerd;
- daarover geen vragen heeft gesteld terwijl daar wel aanleiding voor was;
- deze situatie heeft laten voortbestaan toen hij eenmaal wist of behoorde te weten dat de facturen niet juist waren;
- daarbij het financiële belang van de bv en indirect zijn eigen belang heeft laten prevaleren.
Ook het college vindt een doorhaling passend en geboden, maar omdat de accountant niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, is het voldoende om de termijn waarbinnen hij niet opnieuw kan worden ingeschreven te stellen op twee in plaats van vijf jaar.