Deloitte-bestuur misleidde Ahold-beleggers niet
Bestuursvoorzitter Roger Dassen en twee medebestuurders hebben beleggersvereniging VEB niet misleid over tegen wie de beleggers precies een claim konden indienen.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 14/503 en 14/530
- Datum uitspraak:
- 22 september 2016
- Oordeel:
- beroep Dassen gegrond en beroep beleggers ongegrond / klacht ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2016:262
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
In de nasleep van de boekhoudfraude van Ahold wordt de controlerend accountant van Deloitte in 2007 berispt. In de aanloop naar een (mogelijke) claim tegen de accountantsmaatschap van Deloitte respectievelijk de vennoten van die maatschap heeft de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) contact met het bestuur en de juristen en advocaten van Deloitte.
De accountants hebben de activa en passiva van de maatschap, waartoe de berispte accountant behoorde, overgedragen aan Deloitte bv. Het is de vraag of de bv daarbij alle verplichtingen van de maatschap heeft overgenomen en of de VEB-leden hun claim moeten indienen tegen de bv dan wel de maatschap.
Namens Deloitte Accountants bv ondertekent bestuursvoorzitter Dassen* van Deloitte Holding bv medio februari 2008 een ‘herenakkoord’ met de VEB: als de VEB geen ruchtbaarheid geeft aan de claim stemt de bv erin toe dat de vordering niet verjaart. Als de VEB de claim later indient, zegt Deloitte in de civiele procedure ineens dat de bv de aansprakelijkheidsverplichtingen niet heeft overgenomen van de maatschap en de maten.
Tien leden van de VEB dienen bij de Accountantskamer een klacht in tegen Dassen en twee andere bestuursleden. De Accountantskamer verklaart de klacht tegen de medebestuurders ongegrond, omdat zij niet bij de onderhandelingen waren betrokken. De klacht tegen Dassen wordt echter wel gegrond verklaard en hij krijgt een waarschuwing.
Volgens de Accountantskamer heeft Deloitte pas in 2011 aan de VEB duidelijk gemaakt dat de vordering niet was overgegaan naar de bv. Dassen en de advocaten spraken volgens Deloitte niet namens de maatschap of de maten. In een mail van februari 2008 wekt Deloitte bij eerste lezing de indruk dat de bv de vordering inderdaad heeft overgenomen. Op die manier probeerde Deloitte de VEB te verleiden om de afspraken over stuiting te beperken tot de bv. Pas bij nader inzien blijkt het antwoord nietszeggend, zegt de Accountantskamer. Nadat Deloitte hierop is gewezen, geeft zij een dag later “een ontwijkend, weigerachtig antwoord”.
Dassen zei tegen de Accountantskamer dat er in februari 2008 nog onduidelijkheid en onzekerheid bestond over de vraag of de (mogelijke) vordering van de Ahold-beleggers tegen de maatschap, maten of bv moest worden ingediend. Als dat al zo is dan had Dassen dat volgens de Accountantskamer duidelijk moeten zeggen in het overleg. Door met een “een ver- en misleidend” of ontwijkend antwoord te komen, heeft Dassen zich onvoldoende eerlijk en oprecht en dus onvoldoende integer betoond.
Beide partijen gaan in hoger beroep.
Beroepsgronden
Van de beleggers:
1. de Accountantskamer heeft de feiten niet juist weergegeven door ten onrechte te zeggen dat de aandelen van de maatschap zijn ingebracht in Deloitte bv en dat de maatschap is opgehouden te bestaan;
2. de medebestuurders waren wel betrokken bij het overleg met de VEB.
Van Dassen:
3. als bestuursvoorzitter ben ik niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de onderhandelingen door de advocaten;
4. de verstrekte informatie was niet misleidend of onjuist.
Oordeel
Het beroep van Dassen is gegrond; dat van de VEB-leden ongegrond.
Ad 1
De weergave van de feiten is inderdaad niet juist is. Uit het dossier blijkt duidelijk dat er een activa/passiva-transactie is geweest en dat de zittende maten de maatschap per 1 juni 2014 hebben ontbonden. Deze feiten hebben echter geen invloed gehad op de beslissing van de Accountantskamer.
Ad 3 en 4
Bestuursvoorzitter Dassen:
- is feitelijk betrokken geweest bij het overleg met de VEB;
- is ook na 1 februari 2008 in hoofdlijnen op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen;
- heeft de verklaring van 18 februari 2008 ondertekend waarin Deloitte ermee instemt dat de claim van de Ahold-beleggers (tijdelijk) niet verjaart.
Dassen vond het overleg ‘Chefsache’ omdat het ging over een (mogelijk) zeer grote claim en omdat hij waarde hechtte aan een goede verstandhouding met de VEB. Gelet op zijn feitelijke betrokkenheid en gevoelde verantwoordelijkheid kan Dassen tot op zekere hoogte tuchtrechtelijk worden aangesproken voor de gang van zaken en de uitkomst van het overleg met de VEB. Zowel Deloitte als de VEB lieten zich echter bijstaan door gespecialiseerde advocaten. Deze advocaten hebben een eigen tuchtrecht en Dassen is niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het optreden van die advocaten en de bewoordingen die zij hebben gekozen in hun e-mailberichten.
Tijdens het overleg met de VEB bestond onduidelijkheid over de vraag of de vordering van de (voormalige) Ahold-beleggers in 2004 was overgegaan naar Deloitte bv of was achtergebleven in de maatschap. Dassen hoefde in dit geval niet meer duidelijkheid te (laten) verschaffen over de civielrechtelijke situatie van de vordering dan is gebeurd, omdat:
- beide partijen werden bijgestaan door gespecialiseerde advocaten;
- de VEB de akte van inbreng had en beide partijen dus evenveel wisten.
De advocaat van Deloitte schreef op 14 februari 2008 in een e-mail onder meer dat:
- de bv de zaken van de maatschap heeft voortgezet;
- het nog steeds de bv is die de zaken van de maatschap voortzet;
- de bv dus niet het verweer zal (kunnen) voeren dat zij niet de juridische entiteit is die de zaken van de maatschap heeft voortgezet;
- de advocaat van de beleggers zelf zijn conclusies kan trekken uit de Akte van Inbreng in Deloitte Accountants bv.
Volgens het college:
- bevat deze mail feitelijk alleen een verwijzing naar de akte van inbreng;
- bevat deze mail feitelijk alleen een herhaling van een passage die in die akte is opgenomen;
- kun je niet zeggen dat er materiële onjuistheden staan in deze mail;
- blijkt niet uit het dossier dat Dassen een strategie van misleiding heeft geïnitieerd, waardoor de vordering van de VEB zou verjaren.
Volgens het college volgt uit de gang van zaken dat het voor (de advocaat van) de VEB volkomen helder was dat Deloitte niet bevestigd had dat de vordering was overgedragen van de maatschap naar de bv. De VEB-advocaat heeft in zijn e-mail van 15 februari 2008 duidelijk aangegeven dat het antwoord van de Deloitte-advocaat hem niet de gewenste duidelijkheid gaf. Daarom heeft de VEB vlak voor het verstrijken van de verjaringstermijn passende maatregelen getroffen om de verjaring te ‘stuiten’. Van materieel onjuiste of misleidende informatie was dus feitelijk geen sprake en de Accountantskamer heeft ten onrechte gezegd dat Dassen het fundamentele beginsel van integriteit heeft veronachtzaamd.
Ad 2
De twee medebestuurders zijn naar eigen zeggen alleen tijdens de bestuursvergaderingen geïnformeerd over de kwestie en dan alleen op hoofdlijnen. Dat zij feitelijk betrokken zijn geweest bij het overleg met de VEB is ook in hoger beroep niet aangetoond.
Maatregel
Geen. De opgelegde waarschuwing wordt vernietigd.
Annotatie Lex van Almelo
De verjaringstermijn was bijna verstreken en als na afloop van die termijn zou blijken dat de vordering was ingediend aan het verkeerde adres hadden de beleggers met lege handen gestaan. De VEB wilde dus duidelijkheid over wie zij moest aanspreken: de maatschap of de bv. Of het voor Deloitte zelf onduidelijk was of de vordering bij de activa/passiva-transactie mee was gegaan naar de bv blijkt niet uit de uitspraken. Als Deloitte het wel wist, is zij er niet duidelijk over geweest.
In feite was deze kwestie uiteindelijk niet relevant meer, omdat de VEB-advocaat ervoor heeft gezorgd dat de claim niet verjaarde door de verjaring van de claim op zowel de bv als de maatschap te ‘stuiten’. Daarom draait de uitspraak met name om de vraag of Deloitte misleidende informatie heeft verstrekt dan wel laten verstrekken over de juiste brievenbus voor de claim. En zo ja of Dassen daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. Volgens het college was de verstrekte informatie niet materieel onjuist. Er is dus geen sprake geweest van een door Dassen “geïnitieerde strategie tot misleiding van de VEB als gevolg waarvan de vordering zou verjaren”. Dat is een mooie afloop voor de accountant die zijn rug rechtte tegenover het frauderende Ahold-bestuur.
De Accountantskamer kwam op basis van dezelfde feiten echter tot een ander oordeel. Uit de tekst van beide uitspraken valt niet op te maken waarom. Duidelijk is wel dat de Accountantskamer de mail van 14 februari 2008 anders leest dan het college.
Volgens de Accountantskamer wekt de mail bij eerste lezing de indruk dat de bv de vordering inderdaad heeft overgenomen, maar blijkt het antwoord bij nader inzien nietszeggend. Toen Deloitte hierop de volgende dag werd gewezen, gaf zij “een ontwijkend, weigerachtig antwoord”. Bij de Accountantskamer wekte de combinatie van beide mails de indruk dat Deloitte de VEB probeerde te verleiden om de afspraken over stuiting te beperken tot de bv, zodat de claim tegen de maatschap zou verjaren. De advocaat van Deloitte heeft de VEB op het verkeerde been proberen te zetten en dat is niet integer. Ook Dassen handelde daardoor niet integer, want hij kreeg een cc van alle mails en ondertekende het onderhandelingsresultaat.
Het college ziet het anders: het vindt de informatie in de mail inhoudelijk niet onjuist. Uit de reactie van de VEB-advocaat blijkt volgens het college dat deze begreep dat het niet helemaal duidelijk was. De advocaat heeft dan ook maatregelen genomen om ook de verjaring van de claim op de maatschap te stuiten. De wederpartij had ook een advocaat en diens tuchtrechter moet maar beoordelen of het door de beugel kan als deze zijn confrère op het verkeerde been probeert te zetten. De bestuursvoorzitter kan daar niet tuchtrechtelijk op worden aangesproken, omdat de verstrekte informatie niet materieel onjuist was, aldus het college.
Is de halve waarheid (laten) vertellen wel of niet integer? De Accountantskamer vindt van niet. Het college ziet het door de vingers, mits de advocaat van de wederpartij dit door heeft en de bekende helft van de waarheid niet onwaar is. “In dit geval” hoefde de bestuursvoorzitter van het accountantskantoor de andere helft van de waarheid er daarom niet bij te vertellen.
“In dit geval” is er volgens het college niets mis, omdat:
- de wederpartij ook een advocaat heeft;
- de wederpartij even veel informatie heeft als jij zelf;
- de informatie die je wel verstrekt niet materieel onjuist is.
Als de wederpartij geen advocaat heeft (wat bij een claim nooit het geval is) en niet uit de inbrengakte kan opmaken hoe de andere helft van de waarheid luidt, moet je dus wel een duidelijk antwoord geven op een simpele vraag.
Wat de Accountantskamer en het college tot de verschillende uitleg heeft gebracht, blijft gissen. Kennelijk vindt de laatste dat het boegbeeld van de accountancy geen claim aan de broek moet krijgen voor een halve waarheid en vindt de eerste dat een accountant van deze statuur – ook of juist - het goede voorbeeld moet geven. Persoonlijk ben ik voor de tweede benadering. Maar het is duidelijk dat je er ook anders over kunt denken.
*) Anders dan gewoonlijk wordt de naam van het kantoor en de betrokken bestuursvoorzitter genoemd in de samenvatting. Deloitte heeft de naam namelijk zelf naar buiten gebracht in een persbericht.