Gerede twijfel aan continuïteit niet toegelicht
Een accountant geeft ten onrechte een samenstellingsverklaring af op basis van een continuïteitsveronderstelling zonder toelichting op de bedrijfssituatie, terwijl de onderneming op sterven na dood is. Een accountant hoeft zijn eigen afwegingen over de veronderstelling niet te vermelden.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 15/1731 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 19 februari 2016
- Oordeel:
- gegrond
- Maatregel:
- waarschuwing
- Status:
- vernietigd, CBb 11 juli 2017, AWB 16/987
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2016:16, CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een accountant-administratieconsulent stelt de jaarrekeningen over 2010 en 2011 samen van drie bv’s van een onderneming. Hij geeft er een samenstellingsverklaring bij af met een continuïteitsparagraaf. Daarin staat dat het voortbestaan van de onderneming onzeker is én dat een duurzame voortzetting van de bedrijfsuitoefening “echter niet onmogelijk” is. De werk-bv’s hebben tonnen belastingschuld en de houdster-bv heeft in de genoemde jaren een vordering op de dga van 1,7 respectievelijk 1,96 ton.
Medio 2012 bespreekt de accountant de conceptjaarrekening 2011 met de dga. In de aantekeningen van dat gesprek heeft de accountant onder meer geschreven:
- resultaat ten opzichte van omzet zeer marginaal;
- voor 2012 alle rekening couranten wegstrepen;
- 1e halfjaar omzetgroei / liquiditeitsprobleem;
- dga neemt te veel op, dit zorgt ook voor liquiditeitsproblemen;
- betalingsregeling belastingdienst?;
- WKA-rekening stijgt (het saldo op de geblokkeerde rekening uit hoofde van de Wet Ketenaansprakelijkheid stijgt, red.);
- dga weet niet wat hij met belastinginspecteur aan moet.
De dga dient een klacht tegen de accountant in.
Klacht
a. De accountant heeft zijn eigen vlees gekeurd;
b. er had sprake moeten zijn van ‘impairment’ van de vorderingen tussen de vennootschappen onderling en van de vennootschappen op de dga omdat de bedrijfsresultaten van de groep en de financiële positie van de dga zich negatief ontwikkelden;
c. de continuïteitsveronderstelling in de jaarrekening 2011 is niet toegelicht en de accountant heeft zijn afwegingen hierover niet vermeld;
d. in de jaarrekeningen zijn onverklaarbare belastingschulden opgenomen;
e. in de jaarrekening 2011 van één van de vennootschappen is een WKA-tegoed van 14.069 euro gepresenteerd als een vrij middel, terwijl een en ander niet ter vrije beschikking van de vennootschap stond;
f. de omvang van de rekening-courantschuld van de dga is te hoog weergegeven in de jaarrekeningen en de accountant had hierover informatie moeten inwinnen bij de dga dan wel de vennootschappen.
Oordeel
De klachtonderdelen b en c zijn (deels) gegrond.
Ad a
Er is geen gedrags- of beroepsregel die het verbiedt om zowel de administratie te verzorgen als op basis van die administratie de jaarrekening samen te stellen. De accountant hierbij geen beginselen geschonden of regels overtreden.
Ad b
Een accountant moet samenstellingswerkzaamheden uitvoeren met professionele deskundigheid en zorgvuldigheid. Als de verstrekte gegevens onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend zijn, moet hij deze gegevens niet zonder meer verwerken, maar nadere inlichtingen inwinnen en de toelichting daarop verifiëren.
In 2011 bestonden er bij de houdster en één van de werkmaatschappijen net als in 2010 een verlies, terwijl het resultaat in de geconsolideerde winst- en verliesrekening 2011 (net als dat van 2010) negatief was. Ook het eigen vermogen van de houdster-bv, van twee werk-bv’s en het groepsvermogen waren negatief. De flinke vorderingen tussen de vennootschappen onderling waren zeer aanzienlijk toegenomen en de dga had ultimo 2011 een schuld van bijna vier ton aan de vennootschappen. Deze schuld was opgenomen onder de vlottende activa, terwijl de looptijd onbeperkt was en er geen zekerheden waren gesteld.
De accountant had zich moeten afvragen of er geen voorzieningen getroffen hadden moeten worden en had nadere inlichtingen moeten inwinnen en die moeten verifiëren.
Het verweer dat de schuld van de dga op termijn kon worden terugbetaald door verrekening met dividenduitkeringen gaat niet op, omdat dit eerder een teken is dat de vordering oninbaar is. Zeker nu het eigen vermogen van de vennootschappen negatief was, er daarom geen dividend kon worden uitgekeerd en het voortbestaan van de vennootschappen onzeker was.
Door geen nader onderzoek in te stellen heeft de accountant ondeskundig en onzorgvuldig gehandeld.
Ad c
In artikel 2:384 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek staat:
“Bij de waardering van activa en passiva wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het geheel der werkzaamheden van de rechtspersonen waaraan die activa en passiva dienstbaar zijn, wordt voortgezet tenzij die veronderstelling onjuist is of de juistheid ervan aan gerede twijfel onderhevig is; alsdan wordt dit onder mededeling van de invloed op het vermogen in de toelichting uiteengezet.”
De Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor kleine rechtspersonen maken (in hoofdstuk A2) onderscheid tussen gerede twijfel - ofwel: ernstige onzekerheid - over de continuïteit van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon respectievelijk onontkoombare discontinuïteit van het geheel van de werkzaamheden.
De continuïteitsveronderstelling vervalt wanneer discontinuïteit onontkoombaar is, dus als uit omstandigheden blijkt dat duurzame voortzetting van de werkzaamheden van de rechtspersoon onmogelijk is geworden.
Gerede twijfel bestaat er als de rechtspersoon niet meer op eigen kracht aan haar verplichtingen kan voldoen, het einde zonder medewerking van belanghebbenden dus onvermijdelijk is en nog niet vaststaat of die medewerking er komt. In het algemeen kan de jaarrekening dan nog worden opgesteld op basis van de continuïteitsveronderstelling. Maar dan moet er in de toelichting wel een adequate uiteenzetting staan van de omstandigheden waarin de onderneming verkeert.
In 2011 bestond er gezien de beschreven omstandigheden gerede twijfel over de continuïteit van de ondernemingen. In de toelichting bij de jaarrekening hadden daarom de omstandigheden moeten worden beschreven en had moeten worden uitgelegd welke invloed die omstandigheden hadden op het vermogen van de rechtspersonen. Dat het voortbestaan van de vennootschap onzeker was “gezien de financiële positie” is te mager. Daaruit blijkt immers niet aan welke verplichtingen de vennootschappen niet meer konden voldoen en wat belanghebbenden moesten doen om het einde af te wenden. Ook hier heeft de accountant ondeskundig en onzorgvuldig gehandeld.
De gedrags- of beroepsregels schrijven echter niet voor dat de accountant zijn eigen afwegingen laat opnemen bij de beoordeling van de continuïteitsveronderstelling in de jaarrekening. Die afwegingen hoeven ook niet vermeld te worden in de samenstellingsverklaring.
Ad d, e en f
Deze klachtonderdelen zijn onvoldoende onderbouwd.
Maatregel
Waarschuwing.