Nalatigheid bij controle niet aangetoond
Een registeraccountant heeft terecht goedkeurende verklaringen afgegeven bij ondernemingen waar geknoeid werd met de voorraadprijzen.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 14/98
- Datum uitspraak:
- 23 december 2015
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2015:427
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant geeft een goedkeurende verklaring af bij de geconsolideerde jaarrekening van een meubelstoffenhandel en de jaarrekeningen van zijn Nederlandse, Deense, Duitse en Servische dochtervennootschappen. De jaarrekeningen van twee bovenliggende vennootschappen en gelieerde vennootschappen uit de groep controleert hij niet.
Bij de controle van de jaarrekeningen van de meubelstoffenhandel steunt de accountant op de administratieve organisatie en de interne beheersing van de onderneming. Zijn controle-aanpak is hoofdzakelijk organisatiegericht. Voor de controle van de voorraden voert hij elk jaar aanvullende gegevensgerichte werkzaamheden uit.
De onderneming inventariseert en waardeert de voorraden elk jaar in aanwezigheid van het controleteam van de accountant. De waardering gaat tegen de historische kostprijs of de lagere marktwaarde. De algemeen directeur bepaalt de (lagere) marktwaarde van de onderdelen die niet of minder courant zijn.
Volgens de algemeen directeur heeft het accountantskantoor de controle van de jaarrekening van de meubelstoffenhandel niet goed uitgevoerd en ten onrechte niet ook de bovenliggende vennootschappen gecontroleerd. De algemeen directeur is geschrokken van “valsheid in geschrifte, fraude en allerlei boekhoudkundige onjuistheden die zeer waarschijnlijk op korte termijn zullen leiden tot een faillissement”. Zo heeft de financieel directeur stelselmatig de waardering van incourante goederen in de voorraadlijsten opgehoogd. Nog dezelfde maand gaat de handel failliet.
De klachtencommissie van het accountantskantoor wijst de klacht van de algemeen directeur af. Later bekent de financieel directeur aan de curator dat hij de incourante voorraden inderdaad steeds te hoog heeft gewaardeerd. Een half jaar daarna dient de algemeen directeur een klacht in tegen de accountant. De Accountantskamer verklaart de klacht deels niet-ontvankelijk en voor de rest ongegrond. De algemeen directeur en twee vennootschappen gaan in hoger beroep.
Beroepsgronden
De Accountantskamer heeft:
- een groot aantal klachtonderdelen ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard;
- andere klachtonderdelen ten onrechte ongegrond verklaard;
- geen aandacht besteed aan het verwijt dat de accountant de afdracht van Duitse (omzet)belasting onvoldoende heeft onderzocht waardoor in de jaarrekening ten onrechte een vordering van bijna twee ton op de Duitse fiscus is opgenomen.
Oordeel
Het beroep is ongegrond.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigt de beslissing van de Accountantskamer op alle fronten. Het vindt zelfs dat de Accountantskamer nog een klachtonderdeel niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat de klacht op dit punt te laat was ingediend.
De laatste beroepsgrond hebben de directeur c.s. pas op de zitting bij het college naar voren gebracht en blijft wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.
Maatregel
Geen.