Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

De eigenaar van een schoonmaakbedrijf wil gaan samenwerken met een andere ondernemer. De schoonmaker zal zijn eenmanszaak omzetten naar een bv in een holdingstructuur. De zakenpartner zal vervolgens de omzet, de contracten en het personeel van zijn ondernemingen verkopen door certificaten uit te reiken aan de nieuwe bv van de schoonmaker. De bedoeling is dat de waarde van de beide ondernemingen op deze manier min of meer gelijk wordt.

Een accountant-administratieconsulent stelt de jaarrekeningen voor de zakenpartner samen. Een registeraccountant van hetzelfde kantoor behartigt de fiscale zaken van de schoonmaker. De AA laat de schoonmaker weten dat hij moet omzien naar een ander kantoor als beide partijen de samenwerking willen doorzetten. De AA zal blijven optreden voor de zakenpartner.

De schoonmaker en de zakenpartner krijgen ruzie over de financiële afwikkeling van de inbreng in de nieuwe bv. Met de AA ruziet de schoonmaker over de nota’s voor fiscale adviezen. De accountant vraagt de zakenpartner om de vorderingen van de bv te verpanden aan het kantoor, als zekerheid voor de onbetaalde nota’s. De zakenpartner gaat hiermee akkoord. Verder legt het kantoor beslagen bij de nieuwe bv om gemaakte kosten vergoed te krijgen.

De schoonmaker dient een klacht in tegen de AA. De Accountantskamer verklaart de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

Beroepsgronden

De Accountantskamer heeft ten onrechte enkele klachtonderdelen niet-ontvankelijk respectievelijk ongegrond verklaard en diverse klachtonderdelen niet behandeld.

Oordeel

Het beroep is gegrond voor zover dit het niet-behandelen van drie klachtonderdelen betreft.

Lening

De schoonmaker klaagde erover dat de accountant een niet bestaande lening van drie ton aan de ex-echtgenote van de zakenpartner had opgenomen in de jaarrekening 2010, maar onvoldoende had gedaan om die lening te controleren. De Accountantskamer heeft dit klachtonderdeel inderdaad ten onrechte niet besproken. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart dit onderdeel alsnog ongegrond, omdat de aantijging onvoldoende is onderbouwd.

Verpanding

De schoonmaker klaagde erover dat de accountant of diens kantoor heeft geprobeerd zijn financiële belangen veilig te stellen met een verpanding van de vorderingen van de nieuwe bv. De accountant wist dat voor zo’n verpanding toestemming nodig was van beide aandeelhouders en die ontbrak. Volgens de schoonmaker heeft de accountant hem ook nooit op de hoogte gesteld van de verpanding en die evenmin vermeld in de jaarrekening.

Ook dit klachtonderdeel heeft de Accountantskamer ten onrechte niet besproken. Het college gaat ervan uit dat de accountant wist dat beide aandeelhouders de verpanding moesten ondertekenen, omdat hij niet lang voor de vestiging van het pandrecht nog betrokken was bij de oprichting van de nieuwe bv. De accountant had hoe dan ook moeten navragen of beide aandeelhouders instemden met de verpanding, omdat die vestiging nu eenmaal de onderneming belemmert en de mede-eigenaar kan benadelen.

De accountant heeft toegegeven dat het binnen zijn kantoor niet gebruikelijk was om op deze manier zekerheid te vragen van een cliënt. Hij heeft in strijd gehandeld met het deskundigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.

Beslagen

De Accountantskamer had ook het klachtonderdeel moeten behandelen over het ten onrechte leggen van beslagen bij de bv. Het college verklaart dit echter ongegrond, omdat een accountant nu eenmaal binnen zekere grenzen incassomaatregelen mag treffen als de klant niet betaalt voor geleverd werk. De accountant is hierbij niet onzorgvuldig te werk gegaan.

Maatregel

Waarschuwing.