Ondeugdelijk advies over uitkering dividend
Een registeraccountant heeft zijn opdrachtgever onvoldoende gewezen op de gevolgen van een dividenduitkering voor de solvabiliteit.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 15/831 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 08 januari 2016
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- waarschuwing
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2016:3
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant krijgt van een Belgisch concern het verzoek aan te geven hoeveel dividend de dochterondernemingen gezien de ratio’s kunnen uitkeren aan de holding. In maart 2012 stuurt de accountant een spreadsheet met een berekening en voorgestelde bedragen. In de begeleidende e-mail schrijft hij dat vier werkmaatschappijen “per saldo een bedrag uitkeren dat zij te vorderen hebben van de holding”. Volgens de accountant blijven de ratio’s dan nog “voldoende tot goed”. De andere dochterondernemingen kunnen volgens hem beter niets uitkeren.
De holding besluit één van de dochters het voorgestelde bedrag van 238.512 euro als interimdividend te laten uitkeren. De dochter maakt zich enkele maanden later los uit het concern en gaat - op eigen aangifte - failliet. De FIOD begint een strafrechtelijk onderzoek. De curator treft een schikking met de holding, stelt (onder anderen) de accountant aansprakelijk en dient een klacht tegen de accountant in.
Klacht
De accountant:
- heeft in het advies aan de holding een onrechtmatige dividenduitkering toelaatbaar gevonden;
- heeft in een advies de onttrekking van voertuigen aan het vermogen van de dochteronderneming toelaatbaar gevonden;
- is betrokken geweest bij het opzetten van een stroman- en katvangconstructie om de dochteronderneming over te nemen;
- heeft zijn betrokkenheid bij het opzetten van die constructie echter ontkend of was daarover niet duidelijk genoeg.
Oordeel
Klachtonderdeel a is deels gegrond; de rest van de klacht is ongegrond.
De curator heeft niet aannemelijk gemaakt dat:
- het voorstel van de accountant niet voldeed aan de limiet van artikel 2:216 lid 2 (oud) van het BW;
- de accountant bij het formuleren van het voorstel de omstandigheden kende die ertoe leidden dat de voorgestelde dividenduitkering kennelijk onbehoorlijk bestuur opleverde of onrechtmatig was tegenover de crediteuren van de dochter;
- de accountant de dividenduitkering heeft “mogelijk gemaakt”.
Daar staat tegenover dat de accountant in het uitkeringsvoorstel niet duidelijk heeft aangegeven op welke gegevens hij het voorstel baseerde. Zo is niet duidelijk aan de hand waarvan hij heeft beoordeeld dat de ratio’s “nog voldoende tot goed” bleven bij een uitkering.
De accountant had niet alleen oog moeten hebben voor het overschrijden van de genoemde wettelijke limiet, maar ook voor de solvabiliteit van de dochter op het moment dat hij het voorstel formuleerde en waarop de voorgestelde uitkering werd gedaan.
In het verlengde daarvan had hij de holding uitdrukkelijk moeten wijzen op haar verplichting om te waarborgen dat de solvabiliteit nog steeds ‘gezond’ was na uitkering van het voorgestelde dividend. Onder deze omstandigheden had de accountant meer moeten doen dan alleen het spreadsheet opstellen en toesturen.
Maatregel
Waarschuwing.