Tuchtrecht

Berisping partijdig accountant bevestigd

Een accountant wordt berispt wegens partijdigheid, maar gaat op andere onderdelen vrijuit. Terecht, zegt het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
AWB 14/264
Datum uitspraak:
21 juli 2015
Oordeel:
beroep ongegrond, klacht deels gegrond
Maatregel:
berisping
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2015:264

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

De huisaccountant van een groep vennootschappen, een accountant-administratieconsulent, wordt gemengd in een conflict tussen aandeelhouders. Daarbij kiest hij te veel partij voor sommige betrokkenen en neemt hij te weinig distantie in acht.

Eén van de vennootschappen gaat in december 2012 failliet. De aandelen van deze bv zijn in handen van een vader en zijn zonen en hun echtgenotes. Ook de voorman van dit aannemersbedrijf heeft aandelen. Hij vormt samen met de zonen de directie van het bedrijf.

De voorman en zijn vrouw, die ook voor het bedrijf werkte, dienen een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer, die de klacht deels gegrond verklaart en een berisping oplegt.

De Accountantskamer verklaart (onder meer) de onderstaande klachtonderdelen ongegrond, te weten dat de accountant:

a. de aandeelhouders van de gefailleerde onderneming heeft geadviseerd om een overeenkomst over de verrekening in rekening-courant te antedateren;

f. heeft nagelaten een onderzoek in te stellen naar het verschil van 1 ton tussen de theoretische omzet en de werkelijk geboekte omzet van deze onderneming en daardoor de belangen van de voorman heeft achtergesteld bij die van de zonen;

g. ten onrechte heeft verzuimd om in de aandeelhoudersvergadering terug te komen op zijn opmerking dat hij het nut niet inzag van een nadere controle op de gemiste omzet, terwijl toen vaststond dat de zonen uren hadden ‘weggeboekt’ die waren besteed aan de woning van hun vader.

De voorman en zijn vrouw gaan in hoger beroep.

Beroepsgronden

De Accountantskamer heeft de klachtonderdelen  a, f en g ten onrechte ongegrond verklaard.

Oordeel

Het beroep is ongegrond.

Ad a

De Accountantskamer heeft dit klachtonderdeel ongegrond verklaard omdat uit de transcriptie van een bespreking onvoldoende is gebleken dat de accountant wilde aanzetten tot valsheid in geschrifte of fraude.

Volgens de voorman en zijn vrouw volgt uit de transcriptie dat de accountant heeft voorgesteld om de overeenkomst voor de verrekening van de vordering zo op te stellen dat die verrekening juridisch gezien al vroeg in 2011 had plaatsgevonden. Daardoor heeft hij dus wel degelijk geadviseerd de overeenkomst te antedateren.

De accountant heeft de juistheid van de genoemde transcriptie niet betwist. Maar het college leest er niet in dat de accountant feitelijk heeft voorgesteld de genoemde overeenkomst te dateren op 1 januari 2011 of op een andere datum in het verleden. Dit is een interpretatie van de voorman en zijn vrouw.

De accountant zegt dat hij tijdens de bespreking veronderstelde dat de vennoten het al in 2011 eens waren over de verrekening van de vorderingen. In de bespreking heeft hij alleen maar willen voorstellen om daaraan uitvoering te geven.

Het college kan uit de feitelijke bewoordingen van de accountant niet ondubbelzinnig afleiden wat hij precies wilde voorstellen. Zijn uitlatingen kunnen worden geïnterpreteerd op de manier van beide partijen. Daarom heeft de Accountantskamer terecht gezegd dat het niet vaststaat dat de accountant iets onoorbaars heeft gezegd en heeft willen aanzetten tot valsheid in geschrifte of fraude.

Ad f en g

Vast staat dat de accountant niet expliciet de opdracht heeft gekregen onderzoek te doen naar het verschil tussen de theoretische omzet en de werkelijk geboekte omzet. Pas in oktober 2012 is hem gevraagd om de tussentijdse cijfers van het aannemersbedrijf over jaar 2012 op te stellen in verband met de op handen zijnde aandeelhoudersvergadering.

Het is de financieel adviseur van één der betrokkenen geweest die in de maanden juni en juli van 2012 een tussenbalans heeft opgesteld en daarvoor onderzoek heeft verricht naar de financiële situatie van het aannemersbedrijf. Zijn bevindingen hebben geleid tot een verschil van mening over de juistheid van de geboekte omzet ten opzichte van het feitelijk aantal gewerkte uren aan de hand van de door de werknemers ingevulde werkbriefjes.

Volgens het college hebben de klagers ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat een nader onderzoek door betrokkene toegevoegde waarde zou hebben gehad. De accountant hoefde dus ook niet uit eigen beweging de omzet te onderzoeken.

Pas bij de formele ava van 22 november 2012 was er een confrontatie tussen de vennoten, waarbij de accountant aanwezig was. De clash ging over de gewerkte uren die volgens de voorman en zijn vrouw waren ‘weggeboekt’ op de verbouwing van de woning van de vader.

Op 20 november 2012 had de accountant zijn gewone opdracht van het aannemersbedrijf, van de beheer bv en van de voorman en zijn vrouw echter al teruggeven.

Hij hoefde op de ava dus niet terug te komen op zijn opmerking dat hij het nut niet inzag van een nadere controle op de gemiste omzet. Dat die opmerking getuigt van onvoldoende objectiviteit heeft de Accountantskamer al erkend door twee andere klachtonderdelen gegrond te verklaren. De Accountantskamer heeft de klachtonderdelen f en g terecht ongegrond verklaard.

Maatregel

Berisping.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.