Klacht OM tegen Vestia-accountant onvoldoende onderbouwd
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft niet aannemelijk gemaakt dat de conclusies van de gespecialiseerde accountant over de derivaten van Vestia een deugdelijke grondslag misten. De Accountantskamer heeft de klacht tegen deze derivatenexpert daarom ongegrond verklaard.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 14/583 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 29 juni 2015
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2015:73
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Bij de controle van de jaarrekening 2008 van Vestia schakelt de leider van het controleteam van Deloitte een collega in. Deze 'director Capital Markets' van Financial Advisory Services (FAS) moet onderzoeken of de derivatenportefeuille van Vestia voldoet aan de voorwaarden om kostprijshedge-accounting te mogen toepassen.
Op 17 mei 2009 concludeert de derivatenexpert in een memo onder meer dat hij op basis van de verrichte werkzaamheden en bevindingen van mening is dat Vestia voldoet aan de vereisten van RJ 290 om kostprijshedge-accounting toe te passen.
Eind mei geeft de controlerend accountant een goedkeurende verklaring af bij de jaarrekening 2008. In de jaarrekening 2008 van Vestia is de derivatenpositie niet verwerkt in de balans maar uitgewerkt in de toelichting. Daarin staat onder meer dat Vestia in verband met de negatieve marktwaarde van haar derivatenportefeuille 255 miljoen euro als zekerheid heeft moeten storten bij haar banken.
In juni brengt de expert een nieuw memo uit over de 'derivaten Vestia'. En in augustus 2009 brengt Deloitte FAS een 'rapport van bevindingen m.b.t. kostprijshedge accounting' uit aan Vestia. De inhoud hiervan stemt grotendeels overeen met het memo van 17 mei.
De expert wordt in het kader van de strafzaak gehoord als getuige. Het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie dient daarna een klacht tegen de expert in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant is bij zijn werkzaamheden lichtzinnig, te weinig kritisch en daardoor laakbaar, ondeskundig en onzorgvuldig opgetreden, omdat hij op 17 mei 2009 een onvoldoende deugdelijke grondslag had voor zijn conclusie omdat
- er na het trekken en verspreiden van die conclusie nog substantiële werkzaamheden zijn verricht;
- het overigens discutabel is of de reikwijdte van de verrichte werkzaamheden steun biedt voor de getrokken conclusie.
Oordeel
De klacht is ongegrond.
In oktober vorig jaar zei de Accountantskamer al in een tussenbeslissing dat de accountant met zijn conclusie feitelijk assurance verleende, zodat een deugdelijke grondslag voor zijn conclusie inderdaad nodig was. Volgens het OM ontbreekt die.
De Accountantskamer schortte een oordeel over de deugdelijke grondslag op en gaf de expert vier weken de tijd om alsnog stukken uit zijn (elektronisch) dossier te overleggen en zijn verweer te onderbouwen. Nu de accountant dit heeft gedaan, zegt de Accountantskamer dat het OM niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij onvoldoende werkzaamheden heeft verricht, want:
- de informatie die de accountant na zijn memo heeft uitgewisseld was niet van (essentieel) belang voor een deugdelijk grondslag;
- hoewel de accountant zijn bevindingen weliswaar eerst mondeling heeft meegedeeld en pas vijf weken later heeft vastgelegd, kun je niet zeggen dat hij onvoldoende informatie had voor dat memo;
- de urenregistratie is weliswaar gebrekkig, maar zegt niets over de inhoud van de werkzaamheden;
- in tegenstelling tot het OM vindt de Accountantskamer het voor hoogopgeleide professionals niet onmogelijk om in zesendertig uur (en niet in vijftieneneenhalf uur, zoals het OM beweert) een deugdelijke basis te leggen voor conclusies over de toepassing van kostprijshedge-accounting;
- uit schermafdrukken blijkt onder meer dat de accountant zijn bevindingen steeds heeft vastgelegd, veel cijfermatige overzichten had en commentaar heeft geleverd op de checklist kostprijshedge-accounting;
- de accountant hoefde in het memo van 17 mei niet aan te geven hoe zijn eerdere kritiek op de AO/IB van Vestia was ondervangen, omdat hij toen nog geen opdracht had ontvangen;
- het is niet vreemd dat de accountant bovengenoemde kritiek uitte, omdat hij op die manier aangaf wat hij voor de controle kon betekenen;
- het is daarom ook niet vreemd dat de accountant hiervoor geen uren verantwoordde;
- de accountant mocht ervan uitgaan dat het controleteam de juistheid en volledigheid van de aangereikte gegevens had geverifieerd;
- er kan weinig gewicht worden toegekend aan wat de accountant in de getuigenverhoren van februari en april 2013 heeft gezegd, omdat hij niet wist dat die verhoren over hem zelf zouden gaan, zich daardoor niet goed had voorbereid en de antwoorden dus uit het blote hoofd moest opdiepen.
Gezien dit uitvoerige en gedocumenteerde verweer heeft het OM niet aannemelijk gemaakt dat de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het memo uit te brengen.
Maatregel
Geen.