Foute verwerking meteen gecorrigeerd
Meteen toen duidelijk werd dat de overdracht van een bedrijfspand foutief was verwerkt in de balans heeft het accountantskantoor dat gecorrigeerd. Voor die tijd mocht de samenstellend accountant ervan uitgaan dat de klant de juiste gegevens had aangereikt.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 13/823
- Datum uitspraak:
- 29 mei 2015
- Oordeel:
- beroep ongegrond, klacht niet-ontvankelijk / ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2015:185
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Twee dierenartsen hebben een maatschap en een bedrijfspand met bovenwoning. In de jaarrekening van de maatschap is voor het pand het totaalbedrag van 158.822 euro verwerkt.
In 2006 verkoopt de maatschap het bedrijfspand voor 2,4 ton aan één van de dierenartsen. Volgens de leveringsakten moet de eigenaar de andere dierenarts nog 1,2 ton betalen. Daarvan wordt het leningrestant van de andere dierenarts afgetrokken, zodat de eigenaar hem nog 45.098 euro moet betalen.
In de conceptjaarrekening over 2007 crediteert de accountant beide maten voor een even groot deel in hun kapitaalstanden. De accountant bespreekt de verwerking van de transactie met de maten, past de conceptcijfers aan en neemt daarbij als uitgangspunt dat de andere dierenarts de 45.098 niet heeft ontvangen van de eigenaar van het bedrijfspand. Zo komt hij in de jaarrekening 2007 tot een negatieve kapitaalstand voor de eigenaar van het bedrijfspand ad 1.706 euro en voor de andere dierenarts 57.248 euro positief.
In 2011 stellen de maten de ongelijke kapitaalstanden herhaaldelijk aan de orde. De accountant en een kantoorgenoot bespreken de kwestie tweemaal met de maten.
Op 1 maart 2012 vraagt de eigenaar van het bedrijfspand om een nader gesprek over het verschil in kapitaalstanden. De volgende dag schrijft de financieel adviseur aan de accountant dat hem in het gesprek duidelijk is geworden dat er op 27 april 2007 een bedrag van 45.097,55 was overgemaakt naar de andere dierenarts. De adviseur vraagt om een correctie en de kantoorgenoot van de accountant laat hem weten dat hij de kapitaalstanden heeft gecorrigeerd in de jaarrekening 2011.
In juni 2012 vraagt de opvolgend accountant van de maatschap de kantoorgenoot van de accountant om collegiaal overleg.
In april 2013 stelt de opvolgend accountant enkele inhoudelijke vragen aan de kantoorgenoot van de oorspronkelijke accountant. De kantoorgenoot beantwoordt deze vragen acht dagen later. De kantoorgenoot dringt er namens de oorspronkelijke accountant bij de eigenaar van het bedrijfspand op aan dat hij het openstaande bedrag van 685 euro betaalt. De eigenaar van het bedrijfspand doet dat de volgende dag. Twee weken later dient hij namens de maatschap een klacht in tegen de accountant.
De Accountantskamer verklaart de klacht deels niet-ontvankelijk en voor de rest ongegrond. De klagende dierenarts gaat in hoger beroep.
Beroepsgronden
De Accountantskamer heeft:
- in de bestreden uitspraak een aantal feiten onjuist vastgesteld;
- ten onrechte het klachtonderdeel over de onjuiste verwerking in de jaarrekening 2007 niet ontvankelijk verklaard;
- het klachtonderdeel over het niet-corrigeren van die verwerking ongegrond verklaard;
- ten onrechte het klachtonderdeel, dat de accountant alleen wilde meewerken aan de overdracht van de werkzaamheden aan een opvolgend accountant als de factuur werd betaald, ongegrond verklaard.
Oordeel
Het hoger beroep is ongegrond.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven stelt vast dat het om een samenstellingsopdracht gaat en dat de accountant in beginsel geen verificatieplicht heeft bij het opstellen van een samenstellingsverklaring. De opdrachtgever is primair verantwoordelijk voor de juistheid van de informatie in de samenstellingsverklaring, behalve als de accountant aanleiding had om te betwijfelen of die gegevens juist, volledigheid of anderszins onbevredigend zijn, zie bijvoorbeeld deze uitspraak.
Wat de niet-ontvankelijkheid betreft wijst het college op enkele uitspraken over de driejaarstermijn. Volgens deze uitspraak begint de verjaringstermijn niet te lopen als de klager (enig) besef had moeten hebben van het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter van het handelen of nalaten van de accountant. De termijn vangt pas aan als de klager objectief gezien, gelet op de voor hem beschikbare informatie, op de hoogte is van het feitelijk handelen of nalaten van de betrokken accountant waarover hij/zij klaagt, zei het college al op 18 oktober 2012. De klager kan dat in veel gevallen al ‘constateren’ voordat hij/zij alle informatie heeft die noodzakelijk is om een klacht te kunnen voorleggen aan de tuchtrechter.
De doorslag geeft dan of hij/zij op basis van de geconstateerde feiten redelijkerwijs kon vermoeden dat de accountant daarbij wellicht tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zo zei het college op 8 december 2014. Ook als de klager de klacht pas nader kan concretiseren of onderbouwen naar aanleiding van of met feiten en omstandigheden die hij pas na het ontstaan van het vermoeden constateert, moet de potentiële klager de klacht toch indienen binnen drie jaar nadat hij de feiten voor het vermoeden kende.
Wanneer de klager daarentegen nieuwe feiten constateert die kunnen leiden tot een nieuw, zelfstandig en ander vermoeden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dan begint de termijn te lopen op het moment dat hij/zij die nieuwe feiten constateert.
Het komt er in dit geval op neer dat de Accountantskamer dit klachtonderdeel terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De klager had namelijk al uit de jaarrekening 2007 kunnen afleiden dat de verwerking niet deugde, maar diende pas in mei 2013 een klacht in.
De rest van dit klachtonderdeel is terecht ongegrond verklaard. De accountant mocht er – mede omdat hij geen verificatieplicht had – van uitgaan dat de gegevens die de dierenartsen hem gaven in orde waren. Hij had in juli 2011 geen reden om daaraan te twijfelen.
Er was wel reden voor twijfel toen de dierenartsen in maart 2012 informatie overlegden, waaruit bleek dat de accountant er ten onrechte van uit was gegaan dat het bedrag van 45.097,55 euro niet was betaald. Hij heeft de onjuistheid toen meteen de kapitaalstanden in de jaarrekening van 2011 gecorrigeerd. De Accountantskamer heeft daarom terecht gezegd dat de accountant voortvarend heeft gehandeld en hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Ook het verwijt dat de accountant alleen wilde meewerken aan de overdracht van de werkzaamheden aan een opvolgend accountant als de factuur werd betaald, is inderdaad ongegrond. Volgens de Accountantskamer heeft de accountant de beantwoording van de vragen die zijn opvolger stelde niet opgeschort in afwachting van de betaling van zijn factuur. Hij heeft de vragen van 4 april 2013 op 16 april 2013 per e-mail beantwoord en de factuur is op 16 april 2013 betaald. De dierenarts heeft niet aangetoond dat de accountant de informatie alleen wilde verstrekken als de dierenarts zijn factuur betaalde. Op 16 april 2013 vroeg de accountant weliswaar om de factuur alsnog te betalen, maar uit dezelfde e-mail blijkt dat hij de opvolger de gevraagde gegevens al had toegestuurd.
Maatregel
Geen.