Waardebepaling rammelt aan alle kanten
Een registeraccountant bepaalt in opdracht van de rechtbank de waarde van een onderneming. Hij luistert daarbij te veel naar de dga en trekt “zeer twijfelachtige” conclusies, waardoor de weduwe en erfgenamen van de dga schade leiden.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 14/2482 en 14/2483 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 23 maart 2015
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- bevestigd, CBb 15 november 2016, AWB 15/377
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2015:44, Samenvatting CBb-uitspraak
Belangrijkste feiten
Een vrouw heeft een geregistreerd partnerschap met de dga van een onderneming. Als zij uit elkaar gaan, begint er een boedelscheidingsprocedure bij de Rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank wil een deskundige benoemen die de aandelen van de onderneming waardeert. De vrouw stelt daarbij als voorwaarde dat de deskundige geen banden onderhoudt of heeft onderhouden met de ondernemingen die aan de man zijn gelieerd.
De man stelt accountantskantoor C voor en zegt dat hij noch zijn ondernemingen enige relatie hebben met dit kantoor.
De vrouw wil dat de deskundige de aandelen waardeert tegen de waarde in het economisch verkeer. De man geeft de voorkeur aan de zichtbare intrinsieke waarde. De rechtbank benoemt een registeraccountant van dat kantoor als deskundige, die moet vaststellen wat per 31 december 2010 de economische waarde was van de aandelen in de holding van de man.
In mei 2012 stuurt de accountant de advocaten van beide partijen een “eerste aanzet voor rapportage”. Hij bedoelt dit nadrukkelijk als “praatstuk” om overeenstemming te krijgen over de uitgangspunten voor de waardering.
In januari 2013 stuurt de accountant zijn rapport naar de rechtbank. Omdat het gaat om een momentopname van de waarde in het kader van een echtscheiding baseert hij de waarde niet op de contante waarde van de toekomstige kasstromen van de vennootschap, zoals gebruikelijk is bij een aandelentransactie. Bij een momentopname ten behoeve van een echtscheiding is volgens hem de (gecorrigeerde) intrinsieke waarde van de onderneming per 31 december 2010 de meest voor de hand liggende methode.
Gecorrigeerd wil zeggen dat hij de zichtbare intrinsieke waarde per 31 december 2010 zonodig aanpast voor bijvoorbeeld stille reserves in vaste activa of dividenduitkeringen dan wel terugbetaling van aandelenkapitaal. De toekomstige kasstromen vindt hij niet relevant.
De accountant bespreekt zijn “conceptrapportage” met beide partijen. Hij verwerkt hun vragen, opmerkingen en correcties “ voor zover door mij relevant geacht” in de definitieve versie van het rapport. In die versie besteedt hij ook aandacht aan:
- het voordien gehouden 10 procent-belang in een andere holding;
- het gehouden 100 procent-belang in een buitenlandse vennootschap;
- de verwerking van een dividenduitkering in 2010;
- het gehouden 10 procent-belang in een andere buitenlandse vennootschap.
De accountant komt aldus op een waarde van 1.930.000 euro.
In de scheidingsprocedure hebben beide partijen zich herhaaldelijk over het rapport uitgelaten. De rechtbank deelt de aandelen in de holding toe aan de man, tegen een waarde van 1.930.000 euro. De rechtbank volgt de berekening van de accountant, omdat die het commentaar van beide partijen op het concept/praatstuk heeft verwerkt. De vrouw zegt dat het rapport niet deugdelijk tot stand is gekomen en de inhoud van het rapport onjuist is. Omdat zij die visie niet onderbouwt, gebruikt de rechtbank het rapport gewoon.
De vrouw onderbouwt ook haar vraagtekens bij het 10%-belang in één van de buitenlandse vennootschappen niet goed. Volgens haar is dat belang privé-eigendom van de man. Maar de dga geeft aan dat dit belang en de vordering van 224.000 euro op deze vennootschap zijn ondergebracht in zijn holding. De rechtbank volgt het deskundigenrapport, gaat ervan uit dat de rechten onderdeel zijn van de holding en gaat uit van de economische waarde van 1.930.000 euro.
De vrouw gaat in hoger beroep. In afwachting van de beslissing daarover dient zij een klacht tegen de accountant en de compliance officer van het accountantskantoor in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft als deskundige:
a. de fundamentele beginselen van integriteit en ‘onafhankelijkheid’ geschonden;
b. het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid geschonden door:
- ongecontroleerde informatie als correct te presenteren;
- een verkeerde waarderingsgrondslag te kiezen;
- de gekozen waarderingsgrondslag onjuist toe te passen;
- onvoldoende grondig te zijn bij het verzamelen en verwerken van informatie;
c. geen hoor en wederhoor toegepast;
d. de vrouw moedwillig benadeeld en de man bevoordeeld.
De tweede accountant is tekortgeschoten als verantwoordelijk compliance officer. (e.)
Oordeel
De klacht is deels gegrond.
Voor deze opdracht is geen specifiek nader voorschrift of specifieke overige standaard van toepassing. De Accountantskamer toetst een en ander aan de fundamentele beginselen en het conceptueel raamwerk. Verder heeft de Accountantskamer eerder in 13/719 Wtra AK en 14/1264 Wtra AK gezegd dat de rechter in een civiele procedure aangeeft aan welke fundamentele procesrechtelijke regels het deskundigenbericht moet voldoen. In eerste instantie oordeelt deze over de processuele aspecten rond (de totstandkoming van) zo’n rapport en beoordeelt ook of de accountant de gestelde vraag goed beantwoordt. Bijzondere omstandigheden daargelaten heeft de tuchtrechter op deze punten dus geen rol. Die beperking geldt echter niet voor de inhoud en de deugdelijke grondslag van het deskundigenbericht.
Benoeming
In tegenstelling tot de vrouw neemt de Accountantskamer aan dat het de accountant vrij stond om de benoeming tot deskundige te aanvaarden. In het verleden heeft een ander kantoor uit het netwerk van accountantskantoor C accountancywerkzaamheden verricht voor de holding van de man. Die werkzaamheden waren al lang beëindigd toen de accountant werd benoemd. Volgens de Accountantskamer worden de integriteit en/of objectiviteit van de accountant dus niet bedreigd.
Bovendien is de accountant pas kort voor de benoeming door de rechtbank toegetreden tot het netwerk van het accountantskantoor en gaat de opdracht niet over werkzaamheden van een accountant of een kantoor uit het netwerk. Tot zijn benoeming heeft de accountant geen enkele bemoeienis gehad met de vrouw, de man of de holding.
Wederhoor
De rechtbank heeft de accountant gevraagd om vanuit zijn deskundigheid een oordeel te geven over de waarde van de aandelen. De opdracht is daarom geen assurance-opdracht in de zin van het Stramien voor Assurance-opdrachten (zie randnummer 14 van het Stramien). De opdracht valt ook niet onder het bereik van NVCOS 5500N (‘Transactiegerelateerde adviesdiensten’) – de standaard die de accountant zegt te hebben toegepast. Dat hij dit niet heeft vermeld in het rapport is onzorgvuldig, maar tuchtrechtelijk niet relevant.
De accountant moest zich houden aan de instructies van zijn benoeming, met name dat hij de partijen de kans moest geven om:
- opmerkingen te maken;
- verzoeken te doen;
- eerst te reageren op het concept van zijn rapport voordat hij het definitieve rapport aan de rechtbank toestuurde.
Volgens de rechtbank heeft de accountant zich aan die instructies gehouden. In het praatstuk stonden echter niet alle onderzoeksbevindingen en ook het voorlopige antwoord op de gestelde vraag niet. En in de instructies staat expliciet dat de accountant partijen eerst moest laten reageren op het concept van zijn rapport. (Dat vloeit volgens de Accountantskamer overigens ook rechtstreeks voort uit het zorgvuldigheidsbeginsel.) De accountant heeft dit echter niet gedaan, ook al schrijft hij in het rapport van wel.
De accountant heeft zich dus niet gehouden aan het essentiële beginsel van hoor en wederhoor, terwijl dit wel van hem had mogen worden verwacht. Dat is in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag. De bewering dat hij zich hier wel aan heeft gehouden is onjuist.
Eenzijdigheid
De accountant heeft er niet voor gezorgd dat de vrouw ook kennis kon nemen van de stukken, inlichtingen, antwoorden en dergelijke, die de man verstrekte aan de accountant. Volgens de objectiviteits- en zorgvuldigheidseisen had hij moeten nagaan of de man de stukken en informatie op hetzelfde moment ook aan de vrouw had gestuurd.
Als één van de partijen niet goed wordt geïnformeerd, kan dat een serieuze bedreiging opleveren voor de objectiviteit. De accountant kan die bedreiging alleen wegnemen als hij ervoor zorgt dat de ene partij meteen afschriften stuurt naar de andere partij. Omdat hij dit niet heeft gedaan, is hij ook op dit punt niet zorgvuldig en niet objectief genoeg geweest.
De accountant is bij zijn onderzoek bovendien te veel afgegaan op de mededelingen van de man, terwijl die mededelingen niet aansluiten bij onderliggende stukken. Hij heeft geen stukken opgevraagd over de 100%-deelneming in één van de buitenlandse vennootschappen voor 2011 en is puur afgegaan op de mondelinge mededeling van de man dat de resultaten van die deelneming over 2011 in lijn zouden liggen met die over 2010. Daardoor is de accountant er ten onrechte van uitgegaan dat het aandeel van de holding in het resultaat 150 duizend euro na belasting bedroeg, terwijl dit volgens de jaarrekening 2011 272.861 euro was.
Ook heeft hij in zijn rapport kennelijk opnieuw blindelings vertrouwd op de informatie die de man gaf over het aandeel in de winst 2012. De accountant had de tussentijdse cijfers per 31 oktober 2012 moeten opvragen om die informatie te verifiëren. Volgens de man bedroeg het aandeel in de winst anderhalve ton, terwijl die uitkwam op 1.744.805 euro. Waarschijnlijk hadden de tussentijdse cijfers per 31 oktober 2012 wel iets gezegd over de juistheid van die anderhalve ton.
Ook bij de afwaardering van een lening van de buitenlandse vennootschap aan een buitenlands project heeft de accountant “kennelijk kritiekloos” de stukken en inlichtingen van de man overgenomen. Volgens de man was die lening van ruim een kwart miljoen oninbaar, zodat die moest worden afgeschreven. Maar in de jaarstukken van 2010 zijn geen aanwijzingen gevonden voor de oninbaarheid. Ook hier had de accountant kunnen verifiëren of de lening echt was afgewaardeerd door de jaarstukken en tussentijdse cijfers te raadplegen.
Dit is relevant nu de vrouw zegt dat de vennootschap die lening nooit heeft afgewaardeerd en de accountant dat niet heeft weersproken. De accountant heeft daarom niet deskundig, niet zorgvuldig en niet professioneel gehandeld. Al met al kleven aan de totstandkoming van het deskundigenbericht diverse fundamentele gebreken.
Selectiviteit
De vrouw vindt dat de accountant zich niet aan de opdracht van de rechtbank heeft gehouden door een andere waarderingsmethode toe te passen. De Accountantskamer is dat niet met haar eens, maar vindt wel dat de accountant zijn keuze voor een waardering op basis van de intrinsieke waarde deugdelijk had moeten motiveren.
Zeker nu de rechtbank ook voorgelicht wilde worden over de waardebepalingsmethode.
Hoewel er geen regel is die voorschrijft welke waarderingsmethodiek in welke situatie zou kunnen/moeten worden toegepast, vindt de Accountantskamer de enkele omstandigheid dat de waardering wordt gevraagd in het kader van een boedelverdeling nog geen reden om te waarderen op basis van intrinsieke waarde. Aan die methode kleven immers relevante beperkingen, zoals het negeren van de verwachte toekomstige winst ofwel rentabiliteit. En die zal onmiskenbaar van invloed zijn op de waarde van de onderneming en de aandelen daarin. De accountant heeft onvoldoende uitgelegd waarom de toekomstige winstcapaciteit niet in de waardering betrokken moesten worden, terwijl hij wel aangeeft dat hij rekening houdt met bijvoorbeeld stille reserves. Hij heeft zijn keuze voor waardering op basis van intrinsieke waarde gebrekkig gemotiveerd, zodat niet vaststaat dat die waarderingsmethodiek de beste keuze was.
De accountant heeft deze methodiek ook niet consistent toegepast. In de jaarrekening 2010 van de holding corrigeert hij vier onderwerpen/drie balansposten. Volgens de gekozen waarderingsmethodiek had hij echter iedere balanspost van die jaarrekening moeten bekijken op de actuele waarde. “Deze selectiviteit is niet te begrijpen.”
Ook bij de lening voor het buitenlandse project van de buitenlandse vennootschap is hij niet consistent geweest. De peildatum voor de waardering was 31 december 2010, zodat niet valt in te zien waarom hij daarin een lening moest verdisconteren die in 2012 (mogelijk) oninbaar zou worden. Aan de andere kant heeft hij de cijfers van de buitenlandse vennootschap over 2011 en de tussentijdse cijfers daarvan per 31 oktober 2012 genegeerd, terwijl hij daarmee de beweringen van de man had kunnen toetsen.
Verder had het voor de hand had gelegen dat de accountant niet alleen de balanswaarde van de 100%-deelneming in de buitenlandse vennootschap had verdisconteerd in zijn waardebepaling, maar die balans ook had onderzocht op de actuele waarde van de balansposten. Dat heeft hij echter zonder toelichting nagelaten.
Door selectief te corrigeren en alleen af te gaan op mededelingen van de man, zonder deze aan te sluiten bij onderliggende stukken, is de conclusie over de economische waarde “zeer twijfelachtig” en ontbreekt daarvoor een deugdelijke grondslag.
Niet moedwillig
Het verwijt dat de accountant de vrouw “moedwillig” heeft benadeeld en de man heeft bevoordeeld, is ongegrond. Weliswaar heeft de accountant de objectiviteit onvoldoende in acht genomen, maar dit betekent nog niet dat hij bewust onjuist heeft gehandeld. De vrouw heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de accountant weloverwogen onoprecht heeft gehandeld.
Compliance officer
Dat een kantoorgenoot tuchtrechtelijk relevante misslagen heeft begaan, wil nog niet zeggen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van het kantoor tekortschiet. Laat staan dat de compliance officer daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk zou zijn. De vrouw heeft dit klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd.
Maatregel
Berisping.
De accountant heeft in strijd gehandeld met drie fundamentele beginselen. Verder moet worden aangenomen dat de vrouw en de erfgenamen van de in augustus 2014 overleden man aanmerkelijk nadeel hebben ondervonden van zowel de manier waarop de accountant de opdracht van de rechtbank heeft uitgevoerd als van de uitkomst van zijn onderzoek.