Hulpvaardig onderzoek selectief en niet objectief
Een registeraccountant wilde kleine franchisenemers maar al te graag helpen in hun strijd tegen Goliath. Daardoor werden zijn – ook in de rechtszaal gebruikte - rapportages te partijdig.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 15/92 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 18 mei 2015
- Oordeel:
- gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2015:57
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een franchiseorganisatie exploiteert een keten van voordeelshops met de laagsteprijsgarantie. Dertien aangesloten franchisenemers vragen zich af of de groothandel van de organisatie hun wel tegen marktconforme prijzen levert, want de marges vallen tegen. Zij beginnen een civiele procedure tegen de organisatie.
In die procedure komen verschillende rapportages van een registeraccountant ter tafel.
- ‘Bevindingen Beoordeling Vergelijkingslijsten Inkoopprijzen’ van 18 augustus 2014;
- ‘Bevindingen Beoordeling Inkoopvoordeel Deelwaarneming 2012’ van 18 augustus 2014;
- ‘Beschouwing X Partijgroothandel BV’ van 18 augustus 2014;
- ‘Bevindingen Beoordeling Vergelijkingslijsten Inkoopprijzen’ van 26 september 2014;
- ‘Bevindingen Beoordeling Gerealiseerde Brutomarges’ van 26 september 2014.
De franchiseorganisatie vindt de onderzoeken oppervlakkig en partijdig. Haar advocaat roept de accountant op de stukken in te trekken, omdat hij daarmee zijn beroepsregels heeft geschonden. De advocaat van de accountant schrijft in zijn reactie onder meer dat:
- het te ver gaat om de bevindingen terug te trekken, als dat al mogelijk is;
- de beschouwingen een zinvolle toelichting op de bevindingen blijven;
- het niet aan de accountant is om deze in te trekken.
De franchiseorganisatie dient een klacht in tegen de accountant.
Klacht
De accountant heeft met de genoemde rapportages gezondigd tegen de beroepsregels en de objectieve waarheidsvinding belemmerd door:
a) ten onrechte de indruk te wekken dat hij een assurance-rapport presenteert dan wel door een assurance-rapport te presenteren dat niet aan de elementaire vereisten voldoet;
b) zich bij zijn stukken (uitsluitend) te laten leiden door de wens van zijn opdrachtgevers, zonder dat hij zelf enig onderzoek heeft verricht dan wel een voldoende kritische opstelling heeft getoond, zodat hij niet objectief is geweest;
c) niet (duidelijk) de relevante wet- en regelgeving toe te passen en grondig en nauwgezet onderzoek achterwege te laten, waardoor het onderzoek geen deugdelijke grondslag heeft;
d) in zijn conclusies (in het bijzonder in de ‘Beschouwing X Partijgroothandel BV’ van 18 augustus 2014) kennelijk een persoonsgericht onderzoek uit te voeren, maar niet volgens de Praktijkhandreiking Persoonsgerichte Onderzoeken, door de organisatie daarover niet te informeren en geen hoor en wederhoor toe te passen;
e) geen adequate actie te ondernemen tegen de – voorzienbare – bedreigingen, zelfs niet nadat hij hiervoor werd gewaarschuwd.
Oordeel
De klacht is gegrond op onderdeel d na.
Ad a, b en c
In de rapportages heeft de accountant het over ‘controleren’ en/of ‘beoordelen’ van financiële gegevens. Verder heeft de accountant gezegd dat hij – alleen al omdat hij accountant is - enige zekerheid gaf met deze rapportages. Daarom gaat het in al deze rapportages om het geven van assurance. Aan zulke rapportages worden zwaardere eisen gesteld dan die de accountant heeft gehanteerd. Hij heeft in elk geval onvoldoende werkzaamheden ten grondslag gelegd aan zijn oordelen en conclusies en die missen daarom een deugdelijke grondslag.
De accountant heeft onvoldoende beklemtoond dat zijn rapportages alleen uitgaan van gegevens die zijn opdrachtgevers hem hebben verstrekt. Hij heeft erkend dat deze niet representatief zijn. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de gebruiker op het verkeerde been wordt gezet en de - door een accountant getrokken - conclusies zou kunnen opvatten als geldig.
Zo concludeert hij onder meer:
- “Op het eerste oog zijn daarvoor slechts twee mogelijke verklaringen te geven: Ofwel X Partijgroothandel BV is niet in staat geweest om minimaal marktconforme inkoopprijzen te realiseren en had de franchisenemers moeten doorverwijzen naar andere leveranciers, dan wel de Partijgroothandel heeft de inkoopprijzen dusdanig verhoogd dat de winsten zijn verschoven van de franchisenemers naar de franchiseorganisatie.”
- “Ook indien de brutomarges bij de discussie worden betrokken concludeer ik op basis van de mij ter beschikking gestelde stukken: Ofwel de X Partijgroothandel BV is niet in staat geweest om minimaal marktconforme inkoopprijzen te realiseren en had de franchisenemers moeten doorverwijzen naar andere leveranciers, dan wel de Partijgroothandel heeft de prijzen dusdanig verhoogd dat de winsten zijn verschoven van de franchisenemers naar de franchiseorganisatie.”
De accountant is hierbij niet transparant geweest en heeft verzuimd duidelijk te vermelden dat zijn conclusies vanwege de gesignaleerde gebreken niet konden bijdragen aan het doel van zijn cliënt. (Die bij de rechter wilde aantonen dat de organisatie als leverancier lange tijd verkoopprijzen heeft gehanteerd die hoger dan marktconform zijn.) Dit is in strijd met artikel 15 van de VGBA, waarin staat dat de accountant de gebruikers van zijn professionele diensten attent maakt op de beperkingen van zijn diensten als daarvoor aanleiding bestaat.
De accountant heeft ook gezondigd tegen het vakbekwaamheids- en zorgvuldigheidsbeginsel door te suggereren dat de deelwaarneming representatief was, terwijl hij wist dat de deelwaarneming was gebaseerd op niet-representatieve, door zijn opdrachtgevers verstrekte gegevens. Het kon daarom niet worden uitgesloten dat die gegevens selectief waren verzameld.
Op de zitting heeft de accountant gezegd dat hij, toen zijn opdrachtgevers hem inschakelden, de indruk had dat zij als David tegen Goliath streden en hulp nodig hadden. Met die opmerking is aannemelijk geworden dat hij zich te veel heeft laten leiden door de wensen van zijn opdrachtgevers en onvoldoende afstand heeft gehouden van zijn cliënten. Door de onderhavige opdracht te aanvaarden, heeft hij dan ook het objectiviteitsbeginsel geschonden.
De klachtonderdelen a, b en c zijn daarom gegrond.
Ad d
Het verwijt over het persoonsgericht onderzoek is ongegrond. De Accountantskamer ziet niet waarom het onderzoek als ‘persoonsgericht’ zou kunnen of moeten worden aangemerkt.
Ad e
De accountant heeft gezegd dat hij het:
- betreurt dat de advocaat van zijn cliënten zijn beschouwing van 18 augustus 2014 heeft “gepromoveerd van adviesbrief tot een processtuk”;
- zichzelf aanrekent dit risico niet te hebben onderkend en daardoor geen maatregelen heeft genomen om dit te voorkomen.
De Accountantskamer vindt dat hij zich dit terecht aanrekent. Vanuit zorgvuldigheidsoverwegingen had hij in zijn beschouwingen – die bedoeld waren voor de raadsvrouw van zijn cliënten - duidelijk moeten schrijven dat deze niet naar buiten mochten worden gebracht.
Toen bleek dat deze rapportage als processtuk bij de rechter terecht was gekomen en de rechter dreigde verkeerd te worden voorgelicht, had hij moeten ingrijpen door:
- die raadsvrouw een brief te sturen om aan de rechter over te leggen;
- of bij gebrek aan adequate medewerking van die raadsvrouw zelf rechtstreeks of via de raadslieden van beide partijen aan de rechter laten weten dat deze rapportage abusievelijk tot processtuk was gepromoveerd.
Door zowel het een als het ander achterwege te laten heeft de accountant in strijd gehandeld met het integriteitsbeginsel.
Maatregel
Berisping.
Uit alles blijkt dat de accountant zich met onvoldoende deskundigheid en zorgvuldigheid en met te weinig objectiviteit en integriteit heeft gekweten van het uitvoeren van een assurance-opdracht, die hij niet had moeten aanvaarden. Hij lijkt nog steeds niet helemaal te begrijpen dat de inhoud van zijn ‘beschouwing’ de toets van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet kan doorstaan.