Tuchtrecht

Klacht over 'doorgedrukte' bedrijfsopvolging te laat

Fiscaal was het misschien helemaal verantwoord, maar de bedoeling was eigenlijk anders, zegt de dochter van een boer. Haar klacht komt echter te laat.

Accountantskamer

Zaaknummers:
14/3167 Wtra AK
Datum uitspraak:
11 mei 2015
Oordeel:
niet-ontvankelijk
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2015:56

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een agrarische maatschap van vader en zoon is klant bij een accountantskantoor. De vader wil de zaak overdragen aan zijn zoon en benadert het kantoor. Een bedrijfsadviseur van het kantoor informeert hen over de fiscale mogelijkheden en gevolgen.

Eind september 2006 volgt een bespreking over de overdracht van het aandeel van de vader aan de zoon en  de overdracht van de woonboerderij aan zijn twee dochters. In het verslag van de bespreking schrijft de adviseur onder meer: "Vader en moeder willen de onroerende zaken te (…), ongeacht de daaraan toe te kennen waarde, onder (uiteindelijke schenking) van de waarde, overdragen aan hun dochters waarbij vader en moeder zich daarbij een levenslang kosteloos woonrecht voorbehouden." De bedrijfsgebouwen en cultuurgrond worden tot minimaal 1 januari 2013 verpacht zijn aan de zoon, de dochters worden in 2006 eigenaar van de woonboerderij.

Eén dochter kan de eigenaars- en woonlasten van haar eigen woonhuis niet meer betalen en raadpleegt de adviseur. Zijn advies leidt ertoe dat de hypothecaire lening voor haar woonhuis in augustus 2011 overgaat naar haar ouders. De dochter is hier echter niet blij mee. In mei 2014 uit zij haar ongenoegen in een brief. Daarin staat onder meer:

“… wij mochten een huis kopen tot een half miljoen euro. Dat is geschied (…). In 2002 zou bij de overname dit financieel geregeld worden. Een heel mooi plan en iedereen was hier heel tevreden mee.” Pas vijf jaar later mag zij een bespreking bijwonen. Daar blijkt de bedrijfsadviseur al een plan klaar te hebben liggen:

  • de zoon zou het bedrijf voor anderhalf miljoen overnemen;
  • de dochters moesten de boerderij van hun ouders kopen.

Volgens de dochter heeft de adviseur daar “een cijfermatig verhaal verteld wat alleen te begrijpen is voor een accountant”. Zij werd hierdoor “heel erg overvallen”, omdat zij niet wist dat dit de bedoeling was. “Zo zou het niet gaan en ik wilde helemaal geen eigenaar worden van het huis van mijn ouders en ik wil daar nóóit wonen.”

De dochter bespreekt dit later met de adviseur. Zij wil het niet en begrijpt niet waar het geld zit voor haar huis. Maar de adviseur “had allerlei smoesjes waarom wij per se het huis van mijn ouders moesten kopen en dit werd gewoon zo doorgedrukt”.

Zij kaart het in juli 2014 aan bij de regiodirecteur van het kantoor. In januari 2015 schrijft de vrouw dat “zij in 2005/2006 niet goed is geadviseerd …” en dat “de totale kwestie al bijna10 jaar loopt, tot de dag van vandaag”. De maand daarvoor heeft zij een klacht ingediend tegen de vestigingsleider van het accountantskantoor.

Klacht

De accountant had bij de advisering kritischer moeten zijn en rekening moeten houden met alle partijen.

De vrouw is tegen haar wil en tegen eerder gemaakte afspraken in, samen met haar zus eigenaar geworden van de boerderij, waarin haar ouders op basis van het vruchtgebruik woonden, terwijl haar broer is bevoordeeld bij de overdracht van haar vaders aandeel in de maatschap.

Oordeel

De klacht is niet-ontvankelijk.

De vrouw stelt in verschillende uitingen dat:

  • zij in 2006 tegen haar wil eigenaar is geworden van de boerderij van haar ouders;
  • de bedrijfsadviseur haar dat heeft meegedeeld;
  • zij in september 2007 op de hoogte was van de opgestelde financiële en fiscale constructie voor de overdracht van het boerenbedrijf en de woonboerderij en daarover heeft gesproken met de bedrijfsadviseur;
  • zij in 2005/2006 niet goed is geadviseerd door het kantoor;
  • zij in september 2006 voor het eerst is geconfronteerd met overname van het boerenbedrijf en het financiële plan en heeft aangegeven dat niet te willen.

De klacht gaat dus over feiten uit 2005 tot en met 2007. Dat is meer dan zes jaar voor het moment van de indiening van de klacht op 16 december 2014. De klacht kan om die reden niet inhoudelijk worden behandeld.

Dat zelfde geldt voor de klacht over het advies om de hypothecaire lening op haar woonhuis in 2011 over te zetten naar haar ouders. Dat advies dateert van meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht, terwijl de vrouw toen al vermoedde dat in haar ogen sprake was van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

Op de zitting heeft de vrouw nog verteld dat zij de klacht niet eerder heeft ingediend omdat zij als medewerkster in de zorgsector niet bekend was met de materie en zij zich heeft gericht op herstel van de familierelatie. Verder heeft zij eerst orde op zaken gesteld en de adviseur daarbij in 2011 om hulp gevraagd. Pas nadat haar moeder ziek werd en overleed, heeft ze een klacht ingediend, maar eerst bij het kantoor.

De Accountantskamer vindt het verklaarbaar dat zij hierdoor de klacht niet eerder heeft ingediend. Maar het recht biedt geen mogelijkheid om de voorgeschreven termijnen op grond van de omstandigheden van een klachtzaak op te schorten.

De Accountantskamer mag de klacht dus niet inhoudelijk behandelen en laat daarom in het midden of de accountant wel verantwoordelijk kan worden gehouden voor de advisering waarover de vrouw klaagt.

Maatregel

Geen.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.