Schoonfamilie gedupeerd met lening
Een registeraccountant leent geld van zijn schoonfamilie, maar is niet open over zijn zwakke financiële positie, terwijl hij niet de afgesproken zekerheid heeft geboden.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 13/275
- Datum uitspraak:
- 04 februari 2015
- Oordeel:
- beroep gegrond, klacht deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2015:32
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant is in Spanje werkzaam als consultant. Met zijn adviesbedrijf leent hij in augustus 2006 van drie schoonfamilieleden een bedrag van in totaal drie ton om een luxe villa te kunnen afbouwen. Hij zal een rente betalen van 8% en de lening een jaar later aflossen. Als zekerheid stelt hij zijn oude villa, die in de verkoop staat voor 2,7 ton en waarop nog een hypotheek rust van 2,3 ton.
Maar dan storten de accountant en de Spaanse vastgoedmarkt in. De accountant heeft hartproblemen en is gedwongen zijn adviespraktijk te staken, zodat hij nauwelijks nog inkomen heeft. De accountant betaalt nog wel de rente, maar blijkt niets te kunnen aflossen. Hij krijgt een jaar uitstel, maar betaalt niets meer terug. In 2008 ondergaat hij een hartoperatie, waarna hij invalide wordt verklaard.
De drie familieleden dienen een klacht in bij de Accountantskamer. Die verklaart het tweede klachtonderdeel ongegrond en het eerste niet-ontvankelijk. In het eerste onderdeel klaagden zij erover dat de accountant hen heeft misleid door geen inzicht te geven in zijn financiële huishouding en bovendien ‘garanties en zekerheden’ heeft gesteld die hij nooit en te nimmer had mogen verstrekken.
De klagers gaan in hoger beroep.
Beroepsgronden
De Accountantskamer heeft klachtonderdeel I ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat zou zijn ingediend.
Oordeel
Het beroep is gegrond.
Het college vindt, anders dan de Accountantskamer, dat de klagers het omstreden handelen niet al in 2007 en 2008 hadden kunnen constateren. De accountant had in 2007 weliswaar niet voldaan aan zijn aflossingsverplichting, maar de wettelijke rente had hij wel betaald. Bovendien hadden de betrokken partijen toen afgesproken de aflossingstermijn te verlengen met één jaar.
Ook in 2008 heeft de accountant niet voldaan aan zijn aflossingsverplichting. Maar dat hoefde op dat moment nog niet te leiden tot het vermoeden dat de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld. De accountant had de klagers destijds herhaaldelijk verzekerd dat zij zich geen zorgen hoefden te maken over de terugbetaling, omdat de overwaarde van de onroerendgoedportefeuille ten opzichte van de verplichtingen groot was. Hij zou dus aan zijn aflossingsverplichting kunnen voldoen als hij de villa verkocht. De klagers hadden ingecalculeerd dat de verkoop enige tijd op zich zou laten wachten, gezien de stagnerende woningmarkt.
Daarbij komt dat de accountant pas in oktober 2009 enig zicht gaf op zijn schuldpositie. Tot dan toe dachten de klagers dat er geen enkele verdere schuld rustte op de villa die de accountant als zekerheid had gesteld, behalve een bescheiden bouwhypotheek. Later kwamen zij erachter dat Van Lanschot Bankiers een overbruggingskrediet van 1 miljoen euro had verstrekt en had omgezet in een vaste lening, waarbij de villa ook als onderpand diende voor Van Lanschot. In het voorjaar van 2011 werd het de klagers duidelijk dat de contractuele zekerheid voor hen niet bestond, omdat de accountant die niet had ingeschreven in de registers. Ook bleek hij aanzienlijke geldbedragen bij zijn kinderen en schoonzus te hebben geleend.
Het college vindt het niet onaannemelijk dat:
- de accountant de klagers pas in oktober 2009 gedeeltelijk uiteen heeft gezet wat zijn werkelijke financiële positie was;
- het de klagers daarna stukje bij beetje duidelijk werd wat de werkelijke omvang van de schuldenlast was en welke gevolgen die had voor de aflossing van de door hen verstrekte lening.
Het college vindt dat de klagers, gezien de informatie die zij hadden, pas vanaf oktober 2009 konden vermoeden dat de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld. De op 20 juli 2012 ingediende klacht was dus tijdig ingediend en is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Het college velt alsnog een inhoudelijk oordeel over klachtonderdeel I en vindt dat hij onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven over zijn financiële positie. Hij had de geldschieters eerder kunnen en moeten informeren over zijn schulden. Daarbij komt dat hij de leningovereenkomst heeft opgesteld en ondertekend als registeraccountant.
De klagers zijn, mede vanwege hun gebrek aan kennis en ervaring, afgegaan op de expertise en betrouwbaarheid van de registeraccountant. Zij hebben erop mogen vertrouwen dat het geldleningsvoorstel deugdelijk was en dat de accountant zijn verplichtingen zou nakomen. De accountant heeft dat vertrouwen niet waargemaakt (en de overeengekomen zekerheid niet gevestigd).
Door het ongedekte overbruggingskrediet bij Van Lanschot om te zetten in een hypothecaire lening met zijn villa als onderpand zijn de verhaalsmogelijkheden van de geldschieters achtergesteld bij die van andere schuldeisers.
Het college vindt niet dat de accountant een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven over de verwevenheid van zijn zakelijke en privébelangen. Uit de overeenkomst was duidelijk dat de accountant heeft gehandeld als bestuurder van een onderneming. En als de klagers hierbij vragen hadden, hadden zij vóór het tekenen van de overeenkomst om opheldering moeten vragen.
Maatregel
De accountant heeft in strijd gehandeld met de beginselen van integriteit, zorgvuldigheid en professionaliteit en vindt een berisping passend en geboden.