Tuchtrecht

Ongefundeerde kwalificatie rondgebazuind

De directeur van een integriteitsonderzoeksbureau had de kwalificatie in zijn onderzoeksrapport voor wederhoor moeten voorleggen aan de persoon die het betrof en had deze ongefundeerde kwalificatie niet in het openbaar mogen presenteren.

Accountantskamer

Zaaknummers:
14/2876 Wtra AK
Datum uitspraak:
18 mei 2015
Oordeel:
deels gegrond
Maatregel:
berisping
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2015:60

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

De directeur van het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) neemt de opdracht aan om mogelijke misstanden te onderzoeken bij de Rotterdamse deelgemeente Feijenoord. Hij staat op dat moment nog ingeschreven als registeraccountant.

Het gaat om de volgende onderzoeksvragen:

  • Kan in zijn algemeenheid worden geconstateerd dat het subsidieproces in de deelgemeente Feijenoord ordentelijk verloopt en voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld? Wat zijn bijvoorbeeld de bevindingen van de accountant hierover?
  • Is bij het door het bestuur van de deelgemeente verlenen van subsidies en/of opdrachten of bij bredere politieke besluitvorming, zoals bijvoorbeeld ambtelijke en bestuurlijke overlegmomenten en de resultaten daarvan, sprake geweest van oneigenlijke politieke druk? Zo ja, is dan wél het verlenen van deze subsidies, opdrachten en/of de bredere politieke besluitvorming vervolgens ordentelijk verlopen, of niet?
  • Is bij het verlenen van subsidies en/of opdrachten of bij bredere politieke besluitvorming sprake geweest van integriteitschending?
  • Welke conclusies kunnen naar aanleiding van het onderzoek worden getrokken en welke aanbevelingen kunnen in het kader van het verbeteren en vernieuwen van het eigen (integer en professioneel) handelen aan de deelraad c.q. dagelijks bestuur worden gedaan?

Volgens de opdrachtbevestiging is een aan BING verbonden hoogleraar (criminologie) verantwoordelijk voor het wetenschappelijk deel en de accountant voor het feitenonderzoek.

Eind juni 2013 presenteert de accountant het rapport in het openbaar. De voorzitter van de deelgemeente en de rest van het dagelijks bestuur treden hierna af. De voorzitter dient een klacht in tegen de accountant.

Klacht

De accountant:

a) had het gesprek tussen de expertisemanager en de klager niet mogen kwalificeren als oneigenlijke politieke druk en heeft dit niet met feiten onderbouwd;

b) had deze niet-onderbouwde conclusie niet mogen presenteren aan pers en publiek, nu hij wist dat dit landelijk nieuws zou worden;

c) heeft niet onderzocht waarom het lid van de begeleidingscommissie, dat verantwoordelijk was voor de opdrachtverlening van onderhavig onderzoek, is opgestapt.

d) heeft diverse eerdere onderzoeksrapporten en gebeurtenissen met waardevolle informatie over de bestuurscultuur in Feijenoord ten onrechte niet meegenomen in het onderzoek;

e) heeft evident in strijd gehandeld met de gedragscode voor persoonsgerichte onderzoeken, omdat hij de kwalificaties niet in de fase van wederhoor heeft voorgelegd aan de klager, maar pas nadat klager en de media voor een fait accompli waren gesteld.

Oordeel

De onderdelen a, b en e zijn (deels) gegrond.

Verantwoordelijkheid

De Accountantskamer ziet, in tegenstelling tot de directeur, wel reden om hem tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden voor de uitvoering van het onderzoek en voor de inhoud van het rapport van 27 juni 2013, want:

  • de accountant is door de deelraad Feijenoord verzocht namens BING een offerte voor het onderhavige onderzoek uit te brengen;
  • de opdracht is volgens de offerte verricht onder leiding en verantwoordelijkheid van twee directeuren van BING, onder wie de accountant;
  • het is in dit geval niet mogelijk de feiten in het rapport te scheiden van de daaraan verbonden conclusies;
  • de accountant heeft op de zitting gezegd dat hij heeft meegedaan aan de besprekingen over de eindredactie van het rapport en tekstvoorstellen heeft gedaan;
  • hij heeft namens BING het rapport in het openbaar gepresenteerd en daarbij (onder meer) de kwalificatie ‘oneigenlijke druk’ aangehaald.

Persoonsgericht

De Accountantskamer merkt het onderzoek aan als een onderzoek met persoonsgerichte aspecten. De bevindingen van het onderzoek en het oordeel dat daarop wordt gebaseerd, kunnen de (rechts)positie van alle personen die in het onderzoek zijn betrokken namelijk in negatieve zin treffen. Tot die personen behoort ook de klager.

Dat betekent dat de fundamentele beginselen uit de VGC van toepassing zijn voor de accountant die het onderzoek uitvoert en daarover rapporteert c.q. daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. De aanwijzingen van de Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken  vullen de eisen uit die beginselen nader in.

Ad a

In zijn algemeenheid geldt volgens de onderzoekers dat druk als oneigenlijk of grensoverschrijdend beschouwd mag worden als die “van dien aard is dat bij de ‘ontvanger’ de verwachting gewekt kan zijn dat er voor hem- of haarzelf, anderen of de organisatie ingrijpende negatieve gevolgen verbonden zijn aan het negeren van de druk”.

De onderzoeker moet beoordelen of de ingezette middelen en/of de betrokken belangen van oneigenlijke aard zijn. “Oneigenlijke middelen kunnen bijvoorbeeld (persoonlijke) dreigementen of pogingen tot chantage zijn, of voorstellen die voortborduren op een ‘voor wat hoort wat’ mentaliteit. Met oneigenlijke belangen wordt gedoeld op de scheiding tussen persoonlijke belangen en bijvoorbeeld maatschappelijke belangen.”

Over deze kwestie oordelen de onderzoekers als volgt: “Met betrekking tot het contact dat de DB-voorzitter met de manager Expertiseteam heeft gehad, is naar onze mening sprake van oneigenlijke druk. Gegeven de omstandigheden was het niet gepast om een dergelijke uitspraak te doen, hetgeen de bestuurder zich had moeten realiseren. Opgemerkt kan worden dat naderhand de kwestie is uitgesproken, zo volgt uit de verklaring van alle betrokkenen.”

Volgens de Accountantskamer ontbreekt bij dit oordeel een motivering aan de hand van de eerder genoemde maatstaf. De accountant heeft niet aangegeven wat de ‘oneigenlijke druk’ precies inhield. Door dit achterwege te laten, was te voorzien en verwachten dat de media met dit oordeel ‘aan de haal’ zouden gaan.

De accountant heeft kennelijk ook geen enkel (zichtbaar) gewicht toegekend aan het ‘uitpraten’ van deze kwestie. Dat had wel voor de hand gelegen nu de onderzoekers elders in het rapport vaststellen dat “de manager Expertiseteam laat weten dat het voorval is uitgesproken en niet meer tussen haar en de DB-voorzitter in staat”. Bovendien heeft de deelgemeentesecretaris zich volgens de rapporteurs in vergelijkbare bewoordingen uitgelaten.

De kwalificatie ‘oneigenlijke druk’ heeft daarom geen toereikende grondslag. De Accountantskamer vindt dit zo onzorgvuldig dat sprake is van een schending van het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’.

Ad b

Gezien het gemis aan een voldoende basis had de accountant de kwalificatie niet zo mogen presenteren. Ook had hij bij de presentatie niet mogen verzwijgen dat de kwestie inmiddels was ‘uitgepraat’. Door in dit kader bovendien de term ‘machtsbederf’ te bezigen, heeft de accountant ook hier het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ geschonden.

Ad c en d

De Accountantskamer ziet niet wat de relevantie van zo´n onderzoek en/of de inhoud van de genoemde onderzoeksrapporten zou zijn voor de beantwoording van de onderzoeksvragen.

Ad e

In het algemeen hoeven de uiteindelijke kwalificaties in een onderzoeksrapport niet altijd voor wederhoor te worden voorgelegd aan de betrokken personen. In dit rapport gaat het echter om een kwalificatie met mogelijk verreikende gevolgen. Daarom moest de accountant in het rapport en bij de openbare presentatie ook rekening houden met de belangen van de voormalige voorzitter van de deelgemeente.

De accountant had dat bovendien moeten doen, omdat elders in het rapport staat dat het oordeel of er sprake is van oneigenlijke druk mede afhangt van de middelen die zijn ingezet en de belangen die spelen. De accountant had de klager daarom de gelegenheid moeten bieden om op deze kwalificatie te reageren voordat hij het rapport uitbracht. Het is “geenszins onaannemelijk” dat dit “een niet te verwaarlozen nuancerend effect” zou hebben gehad op de kwalificatie. Daarom mist het rapport op dit punt een deugdelijke grondslag.

Maatregel

Mede omdat de accountant eerder voor een soortgelijk tuchtrechtelijk vergrijp is veroordeeld, vindt de Accountantskamer een berisping passend en geboden.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.