Fraudesignalen te zwak om te melden
Hoewel de betaalde vergoedingen veel hoger waren dan de gebruikelijke courtages van bedrijfsmakelaars hoefde een samenstellend accountant daarin geen aanleiding te zien om ze te melden als ongebruikelijke transactie, zegt de Accountantskamer in een uitgebreide uiteenzetting over de Wwft-meldplicht.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 14/905 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 13 april 2015
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- bevestigd, CBb 18 januari 2017, AWB 15/386
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2015:50, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Tijdens een onderzoek bij een accountantskantoor stuit het Bureau Financieel Toezicht op facturen die gericht zijn aan twee projectontwikkelaars. De twee zijn cliënt van een accountant-administratieconsulent van een ander kantoor. Het BFT stelt nader onderzoek in naar de naleving van de Wwft door de AA.
De AA heeft samenstellingsverklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen van de projectontwikkelaars over 2008 en 2009. Daarnaast heeft zij voor deze cliënten de aangiften vennootschapsbelasting verzorgd. Het BFT vindt dat zeven betalingen moeten worden aangemerkt als ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft, omdat het gaat om belastingfraude met valse facturen. De AA heeft deze niet (tijdig) gemeld bij de FIU-Nederland.
Het BFT dient een klacht tegen de accountant in.
Klacht
De accountant heeft in strijd met de gedragsregels gehandeld door de ongebruikelijke transacties niet (tijdig) te melden.
Oordeel
De klacht is ongegrond.
Meldplicht voor samenstelopdrachten
De Wwft legt de meldplicht bij:
- de externe accountant die zijn beroep uitoefent;
- een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die anderszins zelfstandig, onafhankelijk en beroeps- of bedrijfsmatig vergelijkbare activiteiten verricht.
De Accountantskamer heeft op 23 januari 2015 gezegd dat de meldplicht in ieder geval ligt bij de natuurlijke persoon die accountant is en activiteiten verricht die behoren tot de beroepsactiviteiten van een accountant. Het samenstellen van jaarrekeningen voor cliënten behoort daar ook toe. Het vormt immers van oudsher één van de belangrijkste beroepsactiviteiten van accountants. Bovendien staat dat expliciet in de Memorie van Toelichting bij de Wwft.
In het eerste wetsvoorstel van de Wwft ontbrak het adjectief “externe” voor accountant (zie eerste bullet hierboven). Dit bijvoeglijk naamwoord is er met een nota van wijziging ingefietst, onder verwijzing naar de derde EG-witwasrichtlijn. Volgens de Accountantskamer was het niet de bedoeling om hiermee de reikwijdte van de meldplicht te beperken tot accountants die belast zijn met de uitvoering van een wettelijke controle. De wijzigingsnota noch de tekst en de considerans van de richtlijn bevatten daarvoor aanwijzingen. Zo’n beperking ligt ook bepaald niet voor de hand gezien de geschiedenis en de doelstelling van de Wwft en haar voorlopers.
Uit de NVCOS 4410 volgt dat de jaarrekening wordt samengesteld aan de hand van financiële informatie die een entiteit aanlevert om deze te laten verzamelen, verwerken, rubriceren en samenvatten door de accountant. Ook daarbij kan de accountant stuiten op aanwijzingen dat er geld is witgewassen of gebruikt voor het financieren van terrorisme. ‘Externe’ is waarschijnlijk toegevoegd om de accountant die niet is verbonden aan de opdrachtgever onder de meldplicht te scharen en de accountant die wel aan de opdrachtgever verbonden is van de meldplicht uit te sluiten.
Kortom, voor de Wwft-meldplicht doet het er niet toe of de accountant nu wel of geen samenstelopdracht heeft. De Accountantskamer wuift het argument van de AA weg dat de Wwft op dit punt onvoldoende rechtszekerheid zou bieden. Dat artikel 7 EVRM, waarin het lex certa-beginsel is vastgelegd, van toepassing is op het tuchtrecht voor accountants, heeft de Accountantskamer niet gezegd in deze uitspraak, waarop de AA zich beroept.
Meldplicht ook in loondienst
In de uitspraak van 23 januari 2015 zegt de Accountantskamer niet of ook de accountant in loondienst onder de meldplicht valt. De kamer zegt nu duidelijk: ja.
In de Memorie van Toelichting op de Wwft staat onder meer dat de wet “kort gezegd” alleen geldt voor : het kantoor en de natuurlijke persoon die zelfstandig optreedt. Deze kunnen door de toezichthouder bestuursrechtelijk worden aangesproken op ontoereikend beleid inzake bijvoorbeeld het melden van ongebruikelijke transacties, of het in concrete gevallen nalaten om meldingen van ongebruikelijke transacties te doen. “Dat is ook efficiënter dan accountants in loondienst aan te spreken. Dit laat onverlet de mogelijkheid van tuchtrechtelijke maatregelen jegens natuurlijke personen op basis van het wettelijke tuchtrecht dat op een individuele RA of AA van toepassing is.”
Volgens het BFT geldt de meldplicht dus sinds 1 januari 2013 voor zowel de individuele accountant - al dan niet in loondienst - als ‘het kantoor’. Maar volgens de AA moest en moet de accountant in loondienst niet worden aangemerkt als ‘instelling’ met een meldplicht, omdat die niet ‘zelfstandig’ is.
Volgens de Accountantskamer is de bedoeling van ‘zelfstandig’ niet een uitzondering op de meldplicht te maken voor accountants in loondienst. De wet is hier duidelijk genoeg over en de Memorie van Toelichting en de Wwft-Richtsnoeren ook. Voor wat betreft de onduidelijkheid over het – per 1 januari 2013 gewijzigde – begrip ‘instelling’ herhaalt de Accountantskamer dat artikel 7 van het EVRM niet van toepassing is op het tuchtrecht voor accountants. Dat het begrip ‘instelling’ bij de invoering van de Wwft is gewijzigd heeft daarom geen betekenis voor deze zaak.
In beginsel had de accountant het dus binnen veertien dagen aan FIU-Nederland moeten melden als zij bij het samenstellen van de jaarrekeningen was gestuit op ongebruikelijke transacties.
Intern melden mag
In de uitspraak van 23 januari 2015 zegt de Accountantskamer dat:
- het opnemen van niet ontvangen facturen in de administratie kan worden aangemerkt als een ongebruikelijke transactie in de zin van de Wwft;
- de accountant kon volstaan met een melding van de ongebruikelijke transactie aan de compliance-officer van zijn kantoor.
De Accountantskamer ging er toen vanuit dat:
- het een wijd verbreide praktijk is om niet de individuele accountant, maar het kantoor te laten melden;
- de accountant-administratieconsulent in die zaak in loondienst was en daarom mocht denken dat hij de interne meldprocedure van zijn kantoor moest volgen.
In de zaak die nu speelt, zegt de AA dat zij de interne meldprocedure van haar kantoor had kunnen gebruiken als zij daarvoor aanleiding had gezien. De vraag is of zij terecht van een interne melding heeft afgezien.
Wel of niet ongebruikelijk?
Het gaat om betalingen van facturen voor de aankoop van percelen door de cliënten van de accountant. Het staat vast dat deze betalingen transacties zijn die onder de Wwft vallen. Volgens de omschrijvingen betreffen zes van de zeven betalingen een vergoeding voor bemiddeling. De zevende betaling is gebaseerd op een contract met een persoon.
Het BFT ziet verschillende signalen voor ongebruikelijkheid:
- de zeven betaling zijn niet onderbouwd;
- de hoogte van de bedragen;
- de factuuromschrijving;
- het tijdstip van uitbetalen;
- de betrokkenheid van meerdere partijen;
- het ontbreken van professionele experts.
Net als bij de Klimop-vastgoedfraude is er volgens het BFT gewerkt met valse facturen. Bij zes betalingen gaat het om ‘witwassen’. Bij de zevende om belastingfraude. Ook vermoedens van belastingfraude moeten worden gemeld.
Volgens de AA gaat het echter in alle opzichten om normale facturen, die niet zijn gebruikt om geld wit te wassen. De twee cliënten zijn al jaren projectontwikkelaar en zij schakelen doorgaans geen makelaars in. Zij hebben personen met “rechten/belangen” op/bij vastgoed betaald om het verwachte ontwikkelingsvolume af te kopen. De betalingen hangen niet samen met de aankoopprijs maar met de verwachte waarde van het ontwikkelde project als het klaar is. De zeven vastgoedtransacties zijn gedaan in een tijd dat de vastgoedmarkt “booming” was.
De Accountantskamer vindt dat de signalen die het BFT ziet voor de accountant geen aanleiding hoefden te zijn om te vermoeden dat de zeven transacties verband hielden met witwassen respectievelijk belastingfraude. Dat de betaalde vergoedingen “veel hoger liggen dan de gebruikelijke courtages van bedrijfsmakelaars” verandert daaraan in de ogen van de Accountantskamer niets. Het betalen van de “aanbrengfee” in twee gedeelten aan een ander dan de aanbrenger evenmin. Daarom zijn er ook onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat de accountant had moeten zien dat de facturen vals waren en zij hoefde de zeven betalingen dus niet (intern) te melden.
Maatregel
Geen.