Forac gewaarschuwd voor bevinding zonder basis
Een forensisch accountant van PwC krijgt in hoger beroep toch een waarschuwing. Hij had zijn bevinding bij gebrek aan een deugdelijke grondslag moeten afzwakken of weglaten.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 12/1117
- Datum uitspraak:
- 29 januari 2015
- Oordeel:
- beroep deels gegrond, klacht deels gegrond
- Maatregel:
- waarschuwing
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2015:24
Belangrijkste feiten
Een forensisch accountant van PwC Advisory onderzoekt bij een bepaald vastgoedproject en enkele andere commerciële vastgoedprojecten "de aard en omvang van de mogelijke onregelmatigheden ter zake van de aan derden betaalde courtages". In december 2006 brengt hij verslag uit aan zijn opdrachtgever, de rechtsopvolger van een gedupeerd bouwfonds. In het onderzoek neemt de accountant onder meer de directeur van een vastgoed-bv op de korrel.
De directeur van de vastgoed-bv treft in 2010 als verdachte een schikking met het Openbaar Ministerie.
In 2011 dient de directeur een klacht in tegen de forensisch accountant. De klacht houdt onder meer in dat de accountant:
- ten onrechte uitlatingen aan de directeur heeft toegeschreven;
- in het concept-rapport en het definitieve rapport in een noot bij de naam van de directeur heeft verwezen naar en geciteerd uit een artikel in Het Financieele Dagblad van 9 juni 2008 over de courtages die de directeur in rekening heeft gebracht (en daarmee de passage over de berekende verkoopcourtage van 5.274.750 euro c.q. 1,7% van de koopsom in een gekleurd licht heeft geplaatst, wat in strijd is met Gedragsrichtlijn inzake persoonsgerichte onderzoeken, die bepaalt dat de accountant onpartijdig in zijn oordeel moet zijn).
De Accountantskamer verklaart klachtonderdeel l gegrond. De accountant verwijst in een noot bij de naam van de klager naar een artikel in het FD. Bovendien haalt hij daaruit de volgende citaten over de berekende courtage in een andere kwestie: " buiten alle proporties" en "onmogelijk te verantwoorden". De accountant trekt een parallel met de gang van zaken bij het project waarvan hij in het rapport verslag doet. De Accountantskamer vindt dat de accountant hiermee het beginsel van objectiviteit heeft geschonden. Of het artikel feitelijke onjuistheden bevat of niet, is daarbij niet van belang.
Klachtonderdeel k wordt ongegrond verklaard, voor zover het ontvankelijk is. De accountant heeft het commentaar van de klager namelijk opgenomen in het definitieve rapport.
De rest van de klacht is ongegrond of niet-ontvankelijk.
De klager gaat tegen de uitspraak in beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Beroepsgronden
De Accountantskamer heeft de klacht ten onrechte deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Oordeel
In hoger beroep staat klachtonderdeel l niet ter discussie. Het beroep is alleen gegrond voor wat betreft klachtonderdeel k. Voor de rest bevestigt het college de uitspraak van de Accountantskamer. Deze samenvatting blijft daarom beperkt tot klachtonderdeel k.
In essentie verwijt de directeur dat de accountant in twee conceptrapporten een passage heeft opgenomen, waarin de accountant niet juist weergeeft wat de directeur heeft gezegd tegen een medewerker van de accountant. Die weergave houdt in dat de directeur in 2006 heeft laten weten “dat het door hem in rekening gebrachte honorarium enerzijds een vergoeding was voor het bij elkaar brengen van de partijen PPF en [opdrachtgever] en anderzijds een vergoeding voor het opmaken van de koop- en verkoopovereenkomst”.
De Accountantskamer vindt de onjuiste weergave van een gesprek of interview in de conceptrapporten pas tuchtrechtelijk verwijtbaar als de klager dat verwijt nader onderbouwt. Die onderbouwing is er niet, ook niet ten aanzien het verwijt dat gespreksaantekeningen ontbreken. Verder heeft de klager de klacht op de zitting en dus te laat aangevuld. Daarom behandelt de Accountantskamer een deel van de klacht niet.
De directeur bestrijdt een en ander en krijgt daarin gelijk van het college.
Het college zegt om te beginnen dat de rapportage de uitkomst is van een persoonsgericht onderzoek. Volgens vaste jurisprudentie van het college is bij een persoonsgericht onderzoek hoor en wederhoor in de regel geen doel op zich, maar slechts een middel om een deugdelijke grondslag te verkrijgen voor de bevindingen in het rapport.
De klacht is niet te laat aangevuld. De accountant heeft het verwijt over de onjuiste weergave in het conceptrapport “gerepareerd” door die reactie op te nemen in het definitieve rapport met bijlagen. Dat de directeur dat rapport op de zitting zou bestrijden, kan voor de accountant “dan ook geen verrassing zijn geweest”. De aanvulling ligt zozeer in het verlengde van het debat zoals het tot dan toe werd gevoerd dat de accountant ook voldoende gelegenheid heeft gehad zich daartegen te verweren.
Het college behandelt de klacht dus wel inhoudelijk is het ook inhoudelijk niet eens met het oordeel van de Accountantskamer. In een reactie op het conceptrapport heeft de directeur laten weten dat een deel van de passage niet juist en onvolledig was. Net als de directeur vindt het college dat de accountant “wel degelijk” meer had moeten doen dan die reactie alleen maar integraal opnemen in het definitieve rapport.
De medewerker van de accountant heeft van het telefoongesprek met de directeur geen verslag gemaakt. De bestreden passage is deels ontleend aan wat hierover is opgenomen in het conceptrapport en deels aan het geheugen van de medewerker. Dat het rapport, dat een dag na het gesprek is uitgebracht, kan dienen als gespreksverslag is het college niet met de accountant eens. Daarin ontbreekt namelijk het deel van het gesprek dat volgens de directeur belangrijk was.
De directeur had al over de weergave in het conceptrapport gezegd dat de bevinding van de accountant niet juist was. Omdat die bevinding ook niet wordt gestaafd door een schriftelijk stuk had de accountant die bevinding “op zijn minst sterk moeten afzwakken of weglaten”. Door de passage toch op te nemen in het rapport is de accountant zonder deugdelijke grondslag met bevindingen over het handelen van de directeur gekomen. En dat is ondeskundig en onzorgvuldig.
Maatregel
Waarschuwing. Omdat klachtonderdeel k alsnog gegrond is en de Accountantskamer klachtonderdeel l al gegrond had verklaard, vindt het college deze maatregel passend en geboden.