Bestuursvoorzitter Deloitte definitief vrijuit
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft een klacht tegen de toenmalige bestuursvoorzitter van Deloitte definitief ongegrond verklaard. Het is niet aanvaardbaar dat een bestuurs- of directielid van een accountantsorganisatie tuchtrechtelijk aanspreekbaar is voor de afhandeling van een klacht door een afdeling of commissie van het kantoor als hij feitelijk niet betrokken is geweest bij de afhandeling.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Zaaknummers:
- AWB 13/251
- Datum uitspraak:
- 19 februari 2015
- Oordeel:
- beroep ongegrond, klacht ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:CBB:2015:40
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een Nederlandse nv wil op aandringen van een Zwitserse partij investeren in riviercruiseschepen. De reder geeft in november 2004 een prospectus uit om aandeelhouders te interesseren. Bij het prospectus is een accountantsverklaring gevoegd van Deloitte. De resultaten van de emissie vallen tegen en daarom brengt de rederij in januari 2005 een herzien prospectus uit inclusief een accountantsverklaring. In september 2005 wordt een derde versie van het prospectus uitgegeven. Ook dit prospectus is voorzien van een accountantsverklaring.
Medio 2006 stuurt de advocaat van de rederij een brief aan de accountant. Daarin schrijft hij onder meer dat er verschillende prospectussen zijn uitgegeven met 31 januari 2005 als datum en met een goedkeurende verklaring van de accountant.
De accountant schrijft terug dat hij alleen in november 2004 een verklaring heeft afgegeven en verder geen bemoeienis heeft gehad met de vennootschap. De accountantsverklaring van 21 januari 2005 is vervalst. "Ik veronderstel dat u als advocaat van de vennootschap aangifte zal doen van deze valsheid in geschrifte gelijktijdig met de vele andere onregelmatigheden."
Vervolgens krijgt Deloitte een brief van een gedupeerde investeerder die vraagt waarom de accountant geen aangifte heeft gedaan bij bijvoorbeeld de AFM. De gedupeerde vraagt ook of hij zijn geld kan terugeisen, omdat de bestuurders zijns inziens aansprakelijk zijn voor de fraude.
Deloitte verwijst de gedupeerde naar de curator van de rederij. Daarop stuurt de gedupeerde een brief naar de bestuursvoorzitter van Deloitte. Deze laat hem kort gezegd weten dat Deloitte niet de controlerend accountant was van de rederij en dat de accountantsverklaringen van januari 2005 zijn vervalst. Omdat de fraude buiten de waarneming van het accountantskantoor heeft plaatsgevonden, ziet de bestuursvoorzitter niet in "welke bijdrage wij zouden kunnen leveren aan het ongedaan maken van de fraude". De bestuursvoorzitter stelt verder vast dat er al aangifte is gedaan en dat de zaak in handen is van justitie.
De gedupeerde dient zowel een klacht in tegen de accountant die de oorspronkelijke verklaring heeft afgegeven als tegen de bestuursvoorzitter. De Accountantskamer legt de accountant een waarschuwing op, maar verklaart de klacht tegen de bestuursvoorzitter ongegrond. Die heeft namelijk geen bemoeienis gehad met de accountantsverklaring en was evenmin betrokken bij de afhandeling van de interne klacht.
De gedupeerde gaat in hoger beroep.
Beroepsgronden
- De bestuursvoorzitter had zelf maatregelen moeten treffen tegen de fraude met de accountantsverklaring, nadat de advocaat hem had gewaarschuwd;
- de Accountantskamer heeft miskend dat de bestuursvoorzitter van Deloitte volledig verantwoordelijk is voor het handelen van juridische zaken en de klachtencommissie;
- de bestuursvoorzitter zou ervoor hebben gezorgd dat juridische zaken en de klachtencommissie de ingediende klacht pas na afloop van zijn ambtstermijn zouden afhandelen;
- de bestuursvoorzitter is verantwoordelijk voor de feilen bij de afhandeling door de afdeling juridische zaken en de klachtencommissie.
Oordeel
Het beroep is ongegrond.
Ad 1
De advocaat heeft de bestuursvoorzitter van Deloitte er in 2011 weliswaar schriftelijk op gewezen dat de accountant, die de oorspronkelijke verklaring afgaf, heeft nagelaten de fraude met de accountantsverklaringen
ongedaan te maken. De advocaat heeft de bestuursvoorzitter ook gevraagd dat alsnog te doen. Maar de bestuursvoorzitter heeft de oorspronkelijke accountantsverklaring niet afgegeven en was feitelijk noch vaktechnisch betrokken bij de inhoud en totstandkoming van die verklaring.
De bestuursvoorzitter heeft ook geen feitelijke bemoeienis gehad met de afhandeling van de klacht. De brief van de advocaat is namelijk niet onder zijn persoonlijke aandacht gebracht en is door de afdeling juridische zaken beantwoord. De bestuursvoorzitter heeft evenmin tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de brief volgens kantoorbeleid te laten afhandelen door de juridische afdeling.
Ad 2 en 4
Deze beroepsgronden komen er op neer dat juridische zaken en de klachtencommissie fouten hebben gemaakt en dat de bestuursvoorzitter tuchtrechtelijk aanspreekbaar is op die fouten. De bestuursvoorzitter was echter niet feitelijk betrokken bij de afhandeling van de brieven en de klacht door juridische zaken respectievelijk de klachtencommissie. Het college vindt het niet aanvaardbaar dat een accountant, die deel uitmaakt van de
directie dan wel het bestuur van een accountantsorganisatie, tuchtrechtelijk aanspreekbaar is voor handelen of nalaten van een afdeling of een klachtencommissie van de organisatie als hij daar feitelijk niet bij betrokken is
geweest.
Ad 3
Met deze beroepsgrond heeft de klager zijn oorspronkelijke klacht in hoger beroep aangevuld en uitgebreid. Daarom moet deze beroepsgrond buiten beschouwing blijven.
Maatregel
Geen.