Niet gewezen op verbeteren OB-aangifte
Een registeraccountant vergeet twee klanten te zeggen dat zij vrijwillig verbeterde OB-aangiften moeten doen over voorgaande jaren. Hij biedt aan de fiscale boete te voldoen. Totdat de klanten weigeren de nota's te betalen en een tuchtklacht indienen...
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 14/1608 en 14/1844 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 20 februari 2015
- Oordeel:
- grotendeels ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2015:29
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een registeraccountant wisselt in 2006 van accountantskantoor en neem twee bezinepomphouders als klant mee. Hij is eindverantwoordelijk voor het jaarwerk van deze klanten en voor de aangiften OB. Een fiscaal adviseur is verantwoordelijk voor aangiftes Vpb, IB en fiscale advieswerkzaamheden. Dagelijks aanspreekpunt van de pomphouders is een cliëntadviseur, die geen accountant is.
Na een meningsverschil met de fiscalist gaan de pomphouders eind 2012 weg bij het kantoor. Als de cliënten de openstaande facturen niet betalen, eist het kantoor in 2014 ruim 37 mille inclusief rente en kosten bij de rechter.
De pomphouders dienen een klacht in tegen de accountant en tegen de compliance officer van het kantoor, een accountant-administratieconsulent.
Klacht
De verantwoordelijke accountant heeft:
I. bij de Vpb-aangiften 2011 ten onrechte bezwaar gemaakt tegen de aanslag Vpb 2009 en daarbij zonder overleg met klagers te laat een toelichting en de aangiften Vpb 2007 tot en met 2010 ingediend;
II. de jaarrekeningen over 2007 tot en met 2010 te laat opgeleverd en niet gezorgd voor het deponeren van de jaarstukken 2009 en 2010;
III. 14.626 euro omzetbelasting over het boekjaar 2007 niet volledig opgenomen in de verrekenkosten bij de overdracht van de aandelen in een tankstation, waardoor de pomphouders een boete moesten betalen aan de Belastingdienst;
IV. de pomphouders niet geadviseerd de rekening-courantpositie terug te brengen, terwijl één van de pomphouders diverse leningen had opgenomen uit het bedrijf, maar die pomphouder ondeugdelijk geadviseerd over de rente die hij moest betalen aan het bedrijf.
Het kantoor heeft:
V. zonder goed te communiceren het werk voor de pomphouders neergelegd.
Oordeel
De klacht is deels gegrond, deels niet-ontvankelijk en grotendeels ongegrond.
Ad I
Een deel is te laat ingediend en daarom niet-ontvankelijk. De rest van dit klachtonderdeel is ongegrond, omdat het gaat om het handelen van de fiscaal adviseur.
Ad II
Een deel van de feiten is verjaard en dit onderdeel is daarom deels niet-ontvankelijk. Voor de rest is dit onderdeel ongegrond. De klagers wisten dat de jaarrekening 2008 op 22 juni 2011 is opgeleverd en dat toen pas kon worden begonnen met de jaarrekening 2009 en de jaarrekening 2010. Deze werkzaamheden konden daarna niet worden afgerond, omdat er nog gegevens ontbraken.
Verder had de accountant niet de opdracht om de jaarstukken te deponeren, terwijl het bovendien de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur van de vennootschap is om aan de deponeringsverplichting te voldoen.
Ad III
Toen in 2011 de Vpb-aangiftes werden gemaakt, bleek dat er over de voorafgaande jaren nog omzetbelasting moest worden betaald of teruggevorderd. Daarvoor hadden de pomphouders vrijwillig verbeterde aangiften moeten doen. De accountant heeft hen daar echter niet op gewezen. Om die reden heeft het kantoor hun aangeboden de boete van 1496 euro te voldoen toen beide partijen nog on speaking terms waren.
Deze omissie van de accountant vormt een schending van het fundamentele deskundigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Ad IV
Dit onderdeel van de klacht is deels niet-ontvankelijk, omdat de klacht op dit punt te laat is ingediend. Voor de rest is dit onderdeel onvoldoende onderbouwd.
Ad V
Eind november 2012 heeft de cliëntadviseur/contactpersoon de pomphouders gemaild dat een brief niet was doorgestuurd vanwege een werkstop. De accountant had hen begin 9 oktober - naar aanleiding van vragen van de Belastingdienst over de vpb - geïnformeerd over de werkstop, waarna een boze reactie volgde. In een overleg was afgesproken dat de pomphouders in ieder geval 500 euro zouden betalen en dat het kantoor de vragen van de Belastingdienst dan zou beantwoorden.
Dat de correspondentie niet werd doorgezonden wegens de werkstop was volgens de accountant "uiteraard onjuist". Immers, ook bij een werkstop moeten brieven worden doorgezonden. Dat is in dit geval ook gebeurd en de fiscalist is ondanks de werkstop doorgegaan met de noodzakelijke dienstverlening.
De accountant erkent dat hij de onjuiste mededeling van de contactpersoon destijds meteen had moeten rechtzetten en duidelijkheid had moeten verschaffen. Maar deze omissie zou volgens hem tuchtrechtelijk niet laakbaar zijn omdat:
- de belangen van de klagers verder niet zijn geschaad;
- concrete afspraken met de klagers zijn gemaakt over de afhandeling van de vragenbrief;
- de klagers een kopie van de correspondentie hebben ontvangen.
Volgens de Accountantskamer is het toepassen van een opschortingsrecht - ofwel: het tijdelijk neerleggen van de werkzaamheden - in beginsel toelaatbaar. De accountant moet daarbij dan wel zorgvuldig zijn belang afwegen tegen dat van zijn opdrachtgever en eventuele derden. De pomphouders hebben echter niet aannemelijk gemaakt dat de accountant de belangen niet zorgvuldig heeft afgewogen.
Dat de accountant de onjuiste mail niet tijdig heeft rechtgezet is te gering om een tuchtrechtelijk vergrijp te vormen.
Compliance officer
De klagers hebben niets aangevoerd om aannemelijk te maken dat de compliance officer op de een of andere manier verantwoordelijk is voor de verweten feiten.
Maatregel
Gezien het relatief lichte tuchtrechtelijk vergrijp kan worden volstaan met een gedeeltelijke gegrondverklaring zonder een maatregel op te leggen. Daarbij weegt de Accountantskamer onder andere mee dat het kantoor heeft aangeboden de fiscale boete te vergoeden.