Toezicht en waarderingsmethode Vestia voldoende
Dat de cfo van Vestia onvoldoende toezicht hield op de derivatenportefeuille en verantwoordelijk was voor de foute waardering in de jaarrekening heeft de NBA niet aannemelijk kunnen maken.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 15/361 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 20 november 2015
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2015:123
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Woningcorporatie Vestia raakte in 2011 in de financiële problemen toen zij vanwege de dalende rente enorme bedragen moest bijstorten als onderpand van de rentederivaten. De treasurer bleek een enorme derivatenportefeuille te hebben opgebouwd. De directeur Financiën en Control, een registeraccountant, was op het hoogste niveau verantwoordelijk voor de treasury.
De sinds april 2012 arbeidsongeschikte cfo is in mei 2013 ontslagen met een gouden handdruk van 1 ton. Dat zou volgens de kantonrechter meer zijn geweest als hij “gelet op zijn functie en de daarbij behorende verantwoordelijkheden” niet “onvoldoende gefunctioneerd” had “door een te passieve houding aan te nemen”.
De NBA dient een klacht in tegen de accountant.
Klacht
De accountant:
I. heeft vanaf het voorjaar van 2009 tot en met april 2012 onvoldoende gesignaleerd en geacteerd in zijn positie als directeur Financiën en Control;
II. was verantwoordelijk voor en/of betrokken bij het opstellen van de jaarrekening 2010, die niet voldeed aan de eisen.
Oordeel
De klacht is ongegrond.
ad I Toezicht
De accountant voert ter verdediging aan dat:
- de treasurer bij zijn handelen gebonden was aan de strikte kaders van het financieel statuut;
- die kaders nader waren ingevuld in de treasurycommissie;
- die kaders er op neer kwamen dat het treasurybeleid risicomijdend moest zijn;
- het renteprofiel niet groter mocht zijn dan 15 procent;
- verschillende financiële producten mochten worden gebruikt, maar dat deze het renterisicoprofiel niet mochten verhogen;
- voor de aanschaf vooraf toestemming nodig was van de treasurycommissie;
- handtekeningen van twee functionarissen nodig waren;
- alleen producten mochten worden gebruikt van banken die waren goedgekeurd door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW);
- alleen producten mochten worden gekocht bij banken die het WSW had goedgekeurd;
- de basispuntgevoeligheid van de derivatenportefeuille beperkt moest zijn;
- Vestia altijd moest beschikken over voldoende financiële middelen om aan de bijstortingsverplichtingen te kunnen voldoen;
- kostprijs-hedge-accounting moest worden toegepast;
- een overhedge verboden was;
- de backoffice controleerde of de (gewijzigde) preconfirmations die zij ontving van het front office overeenkwamen met de confirmations van de banken;
- de algemeen directeur de confirmations daarna moest ondertekenen;
- vier maal per jaar werd gekeken in het administratief systeem dat de cfo voor de derivaten had laten ontwikkelen en daarin nooit afwijkingen zijn gevonden;
- de algemeen directeur en de cfo op portefeuilleniveau toezicht hielden op de uitvoering van het treasurybeleid van de treasurer;
- de treasurer op vragen van beide directeuren altijd kwam met passende en plausibele verklaringen;
- de cfo eenmaal per kwartaal steekproefsgewijs de afgesloten derivatencontracten toetste;
- de treasurer altijd een plausibele verklaring gaf als de cfo dan vroeg naar de looptijd en specifieke kenmerken van een contract;
- ook externe toezichthouders geen redenen zagen om te waarschuwen voor het gevoerde derivatenbeleid;
- de raad van commissarissen de treasurer altijd heeft gecomplimenteerd met het succesvolle derivatenbeleid van Vestia;
- de controlerend accountants een goedkeurende verklaring hebben afgegeven bij de jaarrekeningen van Vestia;
- Deloitte FAS in 2009 en 2010 positief heeft geadviseerd over de waardering van de derivatenportefeuille volgens de kostprijs-hedge-accounting-methode;
- Deloitte ook de administratieve organisatie en interne controle van Vestia in orde had bevonden;
- het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) en het WSW de cfo nooit hebben verteld dat zij geen goed inzicht hadden in de derivatenportefeuille van Vestia;
- het CFV en het WSW juist de loftrompet hebben gestoken over de kennis en kunde van de treasurer en het derivatenbeleid van Vestia;
- Vestia op dit punt ten voorbeeld werd gesteld aan andere corporaties;
- de treasurer werd uitgenodigd om lezingen te houden over zijn werkwijze.
De NBA heeft dit niet tegengesproken en heeft bij de mondelinge behandeling van de zaak alleen gezegd dat zij toch twijfels had bij de grondigheid van het toezicht van de cfo op de treasurer. De NBA heeft echter niet aangegeven welke andere maatregelen de cfo onder de gegeven omstandigheden (nog meer) had kunnen en moeten nemen om de basispuntgevoeligheid beter te monitoren.
De NBA heeft erop gewezen dat de treasurer swaptions kon schrijven, terwijl het treasurybeleid volgens het financieel statuut risicomijdend moest zijn. Volgens de Accountantskamer volgt uit het financieel statuut echter niet dat er geen swaptions mochten worden geschreven. De NBA heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat het schrijven van swaptions op zichzelf in strijd was met het voorgeschreven risicomijdende beleid.
De Accountantskamer vindt niet dat de cfo te passief heeft gereageerd op de brieven die ING en ABN Amro in 2009 en Rabobank in 2010 stuurden. De cfo kende niet alle brieven, maar dat bewijst niet dat de administratieve organisatie niet deugde. In de brief van ABN Amro stond overigens dat de bank een positief beeld had van “de liquiditeit, solvabiliteit en professionaliteit van de Vestia Groep”. Naar aanleiding van deze brief heeft de cfo niettemin aan Deloitte FAS gevraagd voortaan rechtstreeks aan Vestia, dus niet aan de bank, te rapporteren over haar bevindingen inzake de derivatenportefeuille. De NBA heeft niet aangegeven wat de cfo naar aanleiding van de wel gelezen brieven had moeten doen.
De NBA heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de cfo niet deskundig genoeg was. Als cfo hoefde hij alleen het toezicht goed te organiseren en geen verstand te hebben van derivaten. Dat er achteraf gezien het nodige is misgegaan, betekent nog niet dat de cfo tuchtrechtelijk verwijtbare steken heeft laten vallen.
Het verwijt dat de cfo beter had moeten opletten toen het financieel statuut werd aangepast, is ook niet goed onderbouwd. De NBA gaat uit van de veronderstelling dat de treasurer door de wijziging meer bevoegdheden kreeg, maar heeft dat desgevraagd niet kunnen aantonen.
ad II Jaarrekening 2010
De cfo was alleen verantwoordelijk voor het samenstellen van het eerste concept van de jaarrekening 2010. Daarbij is, net als in 2008 en 2009, voor de waardering van de derivaten de methode van kostprijs-hedge-accounting gebruikt. De cfo heeft hiervoor de derivatenspecialisten van Deloitte FAS ingeschakeld (die tuchtrechtelijk gezien geen slecht werk hebben afgeleverd).
Ook de externe accountants hebben hun zegen gegeven aan deze methode. De controlerend accountant van Deloitte mocht bij de jaarrekeningen 2008 en 2009 een goedkeurende verklaring afgeven. Bij het samenstellen van de jaarrekening 2010 heeft de cfo niet anders gehandeld dan in de jaren ervoor. Dat mocht, ook al had de controlerend accountant van KPMG de jaarrekening 2010 ten onrechte goedgekeurd. De Accountantskamer heeft de methode van kostprijs-hedge-accounting namelijk niet veroordeeld toen hij de KPMG-accountant een berisping oplegde. Toen de accountant die jaarrekening controleerde was de situatie ook heel anders dan op het moment dat de cfo zijn voorbereidende werkzaamheden deed voor het samenstellen van de jaarrekening 2010.
De Accountantskamer suggereert tot slot dat de NBA “een eigen onderzoek” had moeten instellen en daarvoor een analyse had moeten maken van de derivatenportefeuille. De NBA had een en ander vervolgens moeten afzetten tegen de wet- en regelgeving, zoals de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het oordeel van de kantonrechter in de ontslagzaak is niet voldoende gebleken om de klacht te onderbouwen.
Maatregel
Geen.