Belangenconflict genegeerd bij einde maatschap
De accountant van een advocatenkantoor heeft geen oog voor het belangenconflict als de advocaten hun maatschap opheffen en laadt de schijn op zich dat hij één van de advocaten voortrekt.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 14/3168 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 18 september 2015
- Oordeel:
- deels gegrond
- Maatregel:
- berisping
- Status:
- definitief
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2015:109
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Twee advocaten gaan uit elkaar en ontbinden hun maatschap. Over de eindafrekening rijst een geschil. Een accountant-administratieconsulent, die ook de jaarrekeningen samenstelde van de maatschap en advocaat 1, berekent wat de compagnons van elkaar tegoed hebben. De accountant schrijft in september 2012 in de weergave van de gemaakte afspraken onder meer dat:
- advocaat 2 het niet eens is met de uitgangspunten voor de afrekening;
- advocaat 2 ter finale afrekening niet 14 mille wil betalen maar 9 mille;
- advocaat 1 daarmee akkoord is gegaan;
- er al 45 mille aan goodwill is betaald en de totale goodwill voor advocaat 2 al met al uitkomt op 50.734 euro.
In november 2012 schrijft de accountant aan beide advocaten dat:
- hij “een verkeerde conclusie” heeft verwoord;
- hij in de “spraakverwarring” aannam dat er eerder 45 mille aan goodwill is betaald, maar uit de jaarrekening 2009 blijkt dat er 75 mille is betaald;
- advocaat 1 per saldo 30 mille te veel aan goodwill heeft ontvangen.
In januari 2013 schrijft advocaat 2 zijn voormalige compagnon dat die 30 mille moet betalen. Hij verwijst naar de e-mail van de accountant. Omdat er volgens de advocaat een geschil is gerezen over de afrekening van de maatschap moet er een arbiter worden ingeschakeld.
Advocaat 1 stuurt deze mail direct door naar de accountant en vraagt daarbij of:
- de accountant inmiddels de betalingen van de maatschap heeft gezien;
- de betalingen een claim opleveren als advocaat 2 na 1 april 2012 ten onrechte geld naar zichzelf heeft overgeboekt.
In februari 2013 schrijft advocaat 1 aan de accountant dat:
- hij met advocaat 2 heeft afgesproken dat die cash 9 mille netto betaalt;
- dit bedrag is betaald;
- de kwestie hiermee is afgehandeld;
- de 9 mille het bedrag is dat in de jaarstukken moet worden verwerkt;
- de accountant ook van dit bedrag moet uitgaan als hij een fout corrigeert;
- er dan geen schade voortvloeit uit de geconstateerde fout.
De accountant stuurt advocaat 1 kort daarna het concept van een e-mail die hij beide advocaten over de kwestie wil sturen. Hij verwerkt een aantal suggesties van advocaat 1en past de tekst aan. Daarin staat onder andere dat hij de verkeerde conclusie heeft gecorrigeerd zonder iets af te doen aan wat de advocaten zijn overeengekomen over de finale betaling.
In november 2013 vraagt advocaat 2 aan de accountant of hij deze e-mail heeft opgesteld onder druk van advocaat 1 en of hij eerst een concept heeft voorgelegd aan advocaat 1. De accountant antwoordt dat er geen sprake was van druk, maar geeft geen antwoord op de tweede vraag.
In juli 2014 vraagt de adviseur van advocaat 2 de accountant om snel de grootboekkaarten van de kapitaalrekening toe te sturen. De accountant zegt dat hij met vakantie is en dat advocaat 2 er zelf maar om moet vragen. Na twee weken krijgt de advocaat de gevraagde stukken.
In augustus vraagt de adviseur van advocaat 2 de accountant om een toelichting op de verwerking van de goodwill in de kapitaalrekening over 2009 en 2010. De advocaat zelf vraagt de accountant om een schriftelijke verklaring voor diens handelen nadat de accountant zijn fout had geconstateerd. De advocaat speculeert over een tuchtprocedure. De accountant reageert hier niet op.
In oktober treffen beide advocaten een minnelijke schikking. Advocaat 2 dient een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.
Klacht
De accountant heeft:
a. met de bedoeling om de andere advocaat te steunen in de arbitrageprocedure buiten de klager om een verklaring afgelegd die niet strookt met mededelingen dat advocaat 1 nog 30 mille moest betalen;
b. de andere advocaat gesteund in diens poging een vordering op de klager te construeren;
c. geweigerd gegevens en stukken af te geven die de klager nodig had voor de arbitrageprocedure en geweigerd te antwoorden op vragen over de kapitaalrekening en daarmee samenhangende onderwerpen.
Oordeel
Klachtonderdeel a is deels gegrond; de rest van de klacht is ongegrond.
Ad a
Als accountant van zowel de maatschap als van advocaat 1 had de AA bij het versturen van de e-mail van november 2012 bedacht moeten zijn op het risico van een belangenconflict tussen beide advocaten. Dat risico levert immers een bedreiging op voor de naleving van de fundamentele beginselen. De uiteenlopende reacties van beide advocaten op de e-mail zijn ook een aanwijzing voor een dreigend belangenconflict. In januari 2013 heeft de klager een arbitrageprocedure tegen advocaat 1 aangekondigd en heeft advocaat 1 erop gezinspeeld dat hij de accountant aansprakelijk zou stellen.
Het had de accountant toen volstrekt duidelijk moeten zijn dat de belangen van de twee advocaten niet meer parallel liepen. De accountant had moeten nagaan welke bedreigingen zich voordeden en welke maatregelen hij daartegen moest treffen. Bovendien had hij een en ander schriftelijk moeten vastleggen.
De accountant heeft deze gedragsregels geheel uit het oog verloren. Het had voor de hand gelegen dat hij in ieder geval vanaf eind januari 2013 volstrekt transparant had gecommuniceerd met de advocaten, zoals hij daarvoor ook (min of meer) heeft gedaan. In plaats daarvan heeft hij advocaat 1 gevraagd commentaar te leveren op een e-mail die hij wilde te sturen aan beide advocaten en diens commentaar verwerkt in de e-mail die hij uiteindelijk heeft gestuurd, zonder advocaat 2 hierover in te lichten.
Met de e-mail van februari 2013 wilde de accountant beide advocaten duidelijk maken dat zij uit de e-mail van november 2012 niet konden afleiden dat advocaat 2 nog 30 mille moest betalen aan advocaat 1. Door de e-mail aan te passen, wekte de accountant “onmiskenbaar” de indruk dat hij het belang van advocaat 1 zwaarder liet wegen dan dat van de klager. Ook al omdat hij in die e-mail geen kanttekening meer plaatste bij het standpunt van advocaat 1 dat de overeenstemming tussen hem en de klager los stond van de betaalde goodwill. Daardoor heeft de accountant in strijd gehandeld met het objectiviteitsbeginsel.
Voor de rest is dit klachtonderdeel ongegrond, want onvoldoende onderbouwd.
Ad b
De accountant ontkent dat advocaat 1 hem gevraagd heeft de mogelijkheden van een claim tegen de klager te onderzoeken. De advocaat heeft ook niet gepretendeerd dat zo’n claim bestond.
Ad c
De correspondentie waarnaar de klager verwijst, betreft:
- verzoeken van zijn adviseur om opheldering over een beroepsfout die hij heeft ontdekt in de e-mails van de accountant;
- het verzoek van de klager dat de accountant zich verantwoordt voor het voortrekken van advocaat 1.
Dat de accountant daarop toen geen antwoord heeft gegeven, is voor de klager allicht onbevredigend geweest, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Maatregel
Berisping.
De accountant heeft er niet voor gewaakt dat zijn oordeelsvorming ongepast werd beïnvloed nu hij voor de klager verzweeg dat hij de tekst van de e-mail had afgestemd met advocaat 1 en zelfs had aangepast op een punt dat wezenlijk was voor de eerder gevoerde discussie tussen de advocaten. Daardoor heeft de accountant het objectiviteitsbeginsel “ernstig geweld aangedaan”.